ECLI:NL:GHAMS:2022:320

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
10 februari 2022
Zaaknummer
23-000136-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep terbeschikkingstelling met dwangverpleging na geweldsmisdrijf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1993 en thans gedetineerd in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum, was eerder ontslagen van alle rechtsvervolging wegens niet-strafbaarheid, maar de rechtbank had hem ter beschikking gesteld met voorwaarden. De advocaat-generaal vorderde echter tbs met dwangverpleging zonder maximale duur, gezien de ernst van de feiten en het recidiverisico. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan bedreiging en vernieling, waarbij hij met een vuurwapen een hotelkamer binnenging en de slachtoffers in een angstige situatie bracht. De rechtbank had eerder geadviseerd om de verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar te beschouwen, maar het hof oordeelde dat de tbs-maatregel met dwangverpleging noodzakelijk was om de veiligheid van anderen te waarborgen. Het hof bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, maar wijzigde de maatregel naar tbs met dwangverpleging, zonder maximale duur, gezien de aard van de feiten en het gevaar dat de verdachte vormde. De beslissing is genomen na zorgvuldige overweging van de rapportages van deskundigen, die de psychische toestand van de verdachte en de risico's van recidive in kaart hadden gebracht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000136-21
datum uitspraak: 10 februari 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 januari 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-196533-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
thans gedetineerd in Penitentiair Psychiatrisch Centrum Haaglanden in Scheveningen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
27 januari 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde maatregel. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van een maatregel

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde ontslagen van alle rechtsvervolging wegens niet strafbaarheid van de verdachte en voor het onder 1 bewezenverklaarde de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd, welke maatregel door de rechtbank dadelijk uitvoerbaar is verklaard. De rechtbank heeft voor het in eerste aanleg onder 3 bewezenverklaarde toepassing gegeven aan artikel 9a Wetboek van Strafrecht (Sr) en geen straf of maatregel opgelegd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging met ongemaximeerde duur en dat voor het onder 2 en 3 tenlastegelegde geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
De raadsman heeft primair verzocht de verdachte de maatregel voorwaardelijk op te leggen en subsidiair verzocht de duur van de eventueel op te leggen terbeschikkingstelling met dwangverpleging te maximeren tot vier jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich op 29 juli 2020 schuldig gemaakt aan bedreiging, vernieling en het voorhanden hebben van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp (hierna: het wapen). Terwijl hij op verlof was vanuit een psychiatrisch ziekenhuis verbleef hij die nacht in hotel [hotel] in Amsterdam. Omstreeks 03:00 uur zag hij naar eigen zeggen een man die hem uitschold. Hij dacht dat deze man zich in kamer [nummer] bevond. In kamer [nummer] lagen op dat moment twee nietsvermoedende hotelgasten in hun bedden te slapen. De verdachte is met het wapen in zijn hand naar deze kamer gegaan en heeft met geweld de deur van de kamer ingetrapt. In de kamer heeft hij zonder ook maar een woord te zeggen de loop van het wapen op de slachtoffers gericht en, terwijl hij het wapen op hen bleef richten en hen strak bleef aankijken, de kamer doorzocht. Daarbij heeft hij onder meer gekeken bij en onder de bedden van de slachtoffers. Hij heeft vervolgens kort de kamer verlaten om weer terug te komen nog steeds met het wapen in de hand. Nadat hij de kamer voor de tweede keer had verlaten, zag een van de slachtoffers hem via het balkon naar beneden klimmen. De slachtoffers hebben later beiden verklaard dat zij er van overtuigd waren dat hun laatste uur geslagen had. Door aldus te handelen heeft de verdachte een voor de slachtoffers zeer angstige situatie geschapen en hun gevoelens van veiligheid ernstig aangetast.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 januari 2021 is hij op 9 december 2019 ter zake van geweldsdelicten veroordeeld tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis. De verdachte verbleef in het kader van deze maatregel ten tijde van de onderhavige feiten op de forensisch psychiatrische afdeling van een psychiatrisch ziekenhuis.
De rechtbank beschikte ten tijde van de behandeling in eerste aanleg over Pro Justitia rapportages die omtrent de verdachte zijn uitgebracht door [naam 1], psycholoog, gedateerd 27 oktober 2020, en
[naam 2], psychiater, gedateerd 28 oktober 2020, en voorts over hetgeen door voornoemde deskundigen ter terechtzitting van 8 januari 2021 naar voren is gebracht. Met instemming van het openbaar ministerie en de verdediging wordt hierop ook in hoger beroep acht geslagen.
In die rapportages is geconstateerd dat de verdachte lijdt aan een recidiverende psychotische stoornis, vermoedelijk in de vorm van schizofrenie, in combinatie met een stoornis in het gebruik van cannabis en alcohol alsmede een licht verstandelijke beperking, die rechtstreeks en volledig hebben doorgewerkt in het tenlastegelegde. Om die reden hebben de rapporteurs geadviseerd de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde als volledig ontoerekeningsvatbaar en voor het onder 3 tenlastegelegde als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Wat betreft de op te leggen maatregel hebben beide rapporteurs geadviseerd om de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) op te leggen, met een voorkeur voor tbs met voorwaarden. Daartoe is door psycholoog [naam 1] onder meer overwogen dat tbs met voorwaarden van enige intrinsieke motivatie – die volgens beide rapporteurs bij de verdachte in aanzienlijke mate zou ontbreken – uitgaat, maar dat deze motivatie extern kan worden versterkt door het feit dat de maatregel omgezet kan worden in tbs met dwangverpleging. Door psychiater [naam 2] is in dat verband voorts overwogen dat het, nu de verdachte gedwongen medicamenteuze behandeling krijgt, zeer wel mogelijk is dat met de verdachte afspraken te maken zijn over voorwaarden en het meewerken aan de behandeling.
De rechtbank heeft de conclusies van de rapporteurs overgenomen, tot de hare gemaakt en de verdachte dientengevolge ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde ontslagen van alle rechtsvervolging en ter zake van het onder 1 tenlastegelegde de maatregel tbs met voorwaarden opgelegd, welke maatregel door de rechtbank dadelijk uitvoerbaar is verklaard.
Uit de voortgangsverslagen van 22 april 2021 en 22 juli 2021 blijkt dat de verdachte ter tenuitvoerlegging van de door de rechtbank opgelegde tbs met voorwaarden op 18 januari 2021 is opgenomen in de forensisch psychiatrische kliniek (hierna: FPK) [fpk 1] en, na overtreding van de bijzondere voorwaarden en een behandelimpasse, voor een tweede behandelpoging is overgeplaatst naar FPK [fpk 2].
Op 31 augustus 2021 is het toezicht door GGZ Reclassering Limburg voortijdig negatief beëindigd in verband met het (wederom) overtreden van de bijzondere voorwaarden. In het bijbehorende advies, opgesteld door reclasseringswerker [naam 3], wordt geadviseerd de tbs met voorwaarden om te zetten in tbs met dwangverpleging. Daartoe is onder meer overwogen dat de risico’s op recidive en letselschade hoog zijn – de verdachte kan, als hij een psychose verkeert, gevaarlijk gedrag vertonen – en dat de omstandigheden dat de verdachte in ontkenning blijft over de aard van zijn psychische stoornis, de voorgeschreven medicatie niet vrijwillig inneemt en een enorm gebrek aan zelfinzicht in vroege signalen heeft, leiden tot psychotische decompensatie, het in snel tempo oplopen van de voornoemde risico’s en het door behandelaren moeten inzetten van een crisismaatregel.
De rechtbank heeft bij beslissing van 28 september 2021 de aan de verdachte opgelegde, dadelijk uitvoerbaar verklaarde tbs met voorwaarden omgezet in tbs met dwangverpleging. Namens de verdachte is tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld.
Ten behoeve van de behandeling door de Penitentiaire Kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is op 3 januari 2022 door reclasseringswerker [naam 3] een reclasseringsadvies uitgebracht. Uit dat advies blijkt dat de risico’s op recidive en letselschade nog steeds onverminderd hoog zijn alsmede dat de voornoemde omstandigheden die hebben geleid tot de voortijdige negatieve beëindiging van het toezicht nog steeds actueel zijn, zodat het advies tot omzetting naar tbs met dwangverpleging wordt gehandhaafd. Met verwijzing naar een ontslagbrief van FPK [fpk 2] van 25 november 2021 wordt in dit verband tevens beschreven dat de verdachte een passieve houding aanneemt tegenover zijn behandeling, wisselend gedrag vertoont, al snel positief scoort op cannabisgebruik en voortdurend dreigende opmerkingen maakt naar medepatiënten. In aanvulling op het advies van 31 augustus 2021 is overwogen dat het kader tbs met voorwaarden te licht is gebleken en dat de klinische setting van een FPK, gericht op behandeling en resocialisatie, niet de juiste behandelsetting is om de risico’s voldoende te kunnen inperken. In de visie van de reclassering zou de verdachte meer gebaat zijn bij een behandeling in een forensisch psychiatrisch centrum (hierna: FPC) in het kader van tbs met dwangverpleging: naast het hoge beveiligingsniveau is binnen een FPC sprake van een lage behandeldruk waardoor de verdachte vanuit een stabiele modus en vanuit zichzelf behandeling kan aangaan, zonder dat daarbij door overtredingen direct zijn maatregel op het spel staat.
In de onderhavige zaak is reclasseringswerker [naam 3] als deskundige ter terechtzitting in hoger beroep van 27 januari 2022 gehoord. Zij heeft herhaald en toegelicht dat zij blijft bij hetgeen zij heeft verwoord in haar adviezen van 31 augustus 2021 en 3 januari 2022.
Oordeel van het hof
Het hof neemt de voornoemde conclusies en adviezen uit de hierboven weergegeven rapportages van psycholoog [naam 1] en psychiater [naam 2] over. Dit brengt, zoals reeds door de rechtbank onder punt 7 is vastgesteld, mee dat de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten aan de verdachte in het geheel niet worden toegerekend en dat het onder 3 bewezenverklaarde feit aan de verdachte (slechts) in verminderde mate wordt toegerekend.
De maatregel tbs kan door de rechter worden opgelegd indien is voldaan aan de in artikel 37a Sr gestelde voorwaarden. Eén van die voorwaarden houdt in dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Daarnaast dient het door de verdachte begane feit een misdrijf te zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, dan wel behoort tot een van de in het eerste lid onder 1 omschreven misdrijven (waaronder artikel 285, eerste lid, Sr) en dient de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel te eisen. Voor oplegging van de maatregel is voorts vereist dat de rechter beschikt over een advies van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, onder wie een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht.
Het hof stelt, mede gelet op de inhoud van de hiervoor weergegeven rapportages en adviezen, vast dat ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde aan bovengenoemde voorwaarden is voldaan. Gelet op het geconstateerde hoge recidiverisico en het risico op gevaarlijk gedrag gedurende een psychotische episode – welke risico’s worden versterkt door de omstandigheden dat de verdachte (de aard van) zijn psychische stoornis ontkent, de voorgeschreven medicatie niet vrijwillig inneemt en een enorm gebrek aan zelfinzicht in vroege signalen heeft – alsmede het feit dat de maatregel tbs met voorwaarden te licht is gebleken om voornoemde risico’s voldoende in te perken, vereist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen zowel oplegging van de maatregel tbs als verpleging van overheidswege.
De totale duur van de tbs-maatregel met bevel tot verpleging van overheidswege gaat een periode van vier jaar niet te boven, tenzij de maatregel is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Naar het oordeel van het hof is daarvan in dit geval sprake. Gelet op alle feiten en omstandigheden van het onderhavige geval, waaronder de dreiging die is uitgegaan van eerst het met geweld intrappen van de deur gevolgd door het richten en gericht houden van een wapen op de slachtoffers en de omstandigheid dat de deskundigen in de psychotische stoornis van de verdachte een reëel gevaar aanwezig zien dat hij bedreigingen daadwerkelijk ten uitvoer kan brengen wordt de maatregel tbs met dwangverpleging opgelegd ter zake van kort gezegd een ‘geweldsmisdrijf’ en is de maatregel derhalve niet gemaximeerd.
Het hof heeft op de terechtzitting van 27 januari 2022 de gevangenneming van de verdachte bevolen, welk bevel afzonderlijk is geminuteerd.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde kan de maatregel tbs niet worden opgelegd, zodat de verdachte voor dit feit wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde zal het hof, zoals ook door de advocaat-generaal gevorderd, in verband met het opleggen van de maatregel tbs met dwangverpleging ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde bepalen dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 37a, 37b, 285 het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de op te leggen maatregel en doet in zoverre opnieuw recht.
Gelast dat de verdachte ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Bepaalt dat ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. A.M. Kengen en mr. J. Steenbrink, in tegenwoordigheid van
mr. L. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
10 februari 2022.
Mr. J. Steenbrink is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]