ECLI:NL:GHAMS:2022:3194
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Beslissing over klaagschrift inzake inbeslaggenomen riem met Hells Angels gesp
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 november 2022 uitspraak gedaan op een klaagschrift dat was ingediend door klager, geboren in 1952, met betrekking tot de teruggave van een riem met een Hells Angels gesp. Het klaagschrift was ingediend op 25 juli 2022 en betreft een beslag dat was gelegd op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Klager was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, in een strafzaak die onherroepelijk was geworden na afwijzing van zijn cassatieberoep door de Hoge Raad op 5 juli 2022.
Het hof heeft vastgesteld dat de riem niet op de beslaglijst stond die door het openbaar ministerie was verstrekt, en dat er geen machtiging tot vernietiging van de riem was afgegeven. De advocaat-generaal had betoogd dat het beslag was geëindigd door vernietiging en dat klager niet-ontvankelijk moest worden verklaard, maar het hof oordeelde dat er geen strafvorderlijk belang was dat zich tegen teruggave van de riem verzette. Het hof concludeerde dat het bezit van de riem geen strijd opleverde met de wet of het algemeen belang, aangezien het goed binnenshuis werd bewaard en niet werd gedragen door klager.
Uiteindelijk heeft het hof het klaagschrift ongegrond verklaard, met de overweging dat er geen reden was om aan te nemen dat de riem anders zou zijn behandeld dan andere verbeurd verklaarde Hells Angels kledingstukken, die wel op de beslaglijst stonden. De beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het Gerechtshof Amsterdam en is ondertekend door de voorzitter en de griffier.