ECLI:NL:GHAMS:2022:319

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
10 februari 2022
Zaaknummer
23-000500-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake openlijke geweldpleging

Op 10 februari 2022 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 18 februari 2021 was gewezen. De zaak betreft openlijke geweldpleging, waarbij de verdachte, geboren in 1991, in hoger beroep ging tegen het eerdere vonnis. Tijdens de zitting op 27 januari 2022 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om dezelfde straf als eerder opgelegd. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar voegde enkele aanvullende overwegingen toe. Het hof constateerde dat de verdachte per abuis als 'medeverdachte' was aangeduid in het vonnis, en dat zijn verklaringen ongeloofwaardig waren, vooral in het licht van de getuigenverklaringen. Het hof oordeelde dat er geen sprake was van een noodweersituatie, aangezien de verdachte niet alleen met zijn medeverdachte naar de aangevers was gegaan, maar ook als eerste had geslagen. De beslissing van het hof was om het vonnis te bevestigen, met inachtneming van de overwegingen die in de uitspraak zijn opgenomen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000500-21
datum uitspraak: 10 februari 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie Alkmaar) van 18 februari 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-191890-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
27 januari 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, met dien verstande dat het navolgende aanvullend wordt overwogen.

Aanvullende overwegingen

Het hof leest de bewijsoverweging in het vonnis aldus dat de verdachte per abuis is aangeduid als ‘medeverdachte [verdachte]’ en zijn medeverdachte [medeverdachte] als ‘de verdachte’.
Voorts acht het hof de verklaringen van de verdachte zoals afgelegd in eerste aanleg en in hoger beroep –voor zover die strijdig zijn met de gronden van het vonnis – ongeloofwaardig, in het bijzonder ook waar die inhouden dat een of meer van de betrokken jongeren/aangevers het geweld zijn begonnen of hebben doen ontstaan.
In het bijzonder biedt hetgeen in hoger beroep is aangevoerd ten aanzien van de betrouwbaarheid van de getuige [getuige] onvoldoende aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaring die door de politierechter als bewijsmiddel onder IV is gebruikt. In dit verband neemt het hof mede in aanmerking dat op p. 54 van het dossier opgetekend is hetgeen de verbalisant de beide ter plekke aangetroffen getuigen, waaronder [getuige], kort na het incident hoorde zeggen (“ik hoorde hen zeggen”), waardoor geen gewicht wordt gegeven aan de gestelde strijdigheid met de latere verklaring van [getuige].
Tot slot voegt het hof aan de verwerping van het beroep op noodweer toe dat het ontbreken van een noodweersituatie mede steun vindt in de vaststelling door de rechtbank dat de verdachte niet alleen met zijn medeverdachte naar de aangevers is toegegaan maar daarna ook als eerste heeft geslagen.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. A.M. Kengen en mr. J. Steenbrink, in tegenwoordigheid van
mr. L. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
10 februari 2022.
Mr. J. Steenbrink is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]