Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
In de eerste brief, met bevestiging van de ontvangst van de koopovereenkomst, werd klager verzocht mee te delen of hij in persoon de akte zou komen tekenen of dat hij bij volmacht wilde tekenen. Ook is in die brief vermeld
: “Zoals u weet heeft het perceel thans een agrarische bestemming; veranderingen van gebruikersmogelijkheden zijn uiteraard alleen mogelijk na een bestemmingswijziging.”In de tweede brief, met onder meer de conceptakte van levering als bijlage, is daaraan toegevoegd:
“Bij een bestemmingswijziging is er voorts een contractuele aanbiedingsplicht in de akte opgenomen ten behoeve van {de in de desbetreffende brief genoemde vennootschap}
. U bent als koper derhalve verplicht het bij deze gekochte perceel weer terug aan te bieden aan {de in de desbetreffende brief genoemde vennootschap}
, of een door haar aan te wijzen derde na een bestemmingswijziging.In de koopovereenkomst is verder een clausule opgenomen dat de door u gekochte grond pachtvrij is en dat u zelf verantwoordelijk bent voor het beheer van de grond, hetgeen betekent dat u zelf voor onderhoud en verpachting van de grond dient zorg te dragen. Tevens zij vermeld dat de aanbieder van de grond niet vergunningsplichtig is ingevolge de Wet Financieel Toezicht (Wft) en derhalve niet onder toezicht staat van de AFM. Verder wordt u tevens gewezen op de risico’s van investeren in strategisch gelegen percelen grond met (vooralsnog) een agrarische bestemming. Ook wil ik u er nog nadrukkelijk op wijzen dat de door u voor de grond betaalde prijs, welke grond thans een agrarische bestemming heeft, een “agrarische plusprijs betreft”, welke koopprijs ruim boven de reële agrarische waarde van de grond ligt. Het zal u duidelijk zijn dat de verkoper of tussenpersoon geen garantie geeft op een mogelijke bestemmingswijziging (met bijbehorende mogelijke meerwaarde) in de toekomst.(..)”
4.4. De klacht
5.Beoordeling
“ Notarissen voor rechter om rol bij grondhandel”, hem op dat moment pas de gevolgen van het (veronderstelde) nalaten zijn gebleken. Het hof begrijpt dit betoog zo dat pas na deze publicaties tot klager doordrong dat mogelijk nimmer een bestemmingswijziging zou plaatsvinden en dat de daarmee gepaard gaande stijging van de grondprijs illusoir was geworden. Dit betoog, waarbij klager het oog heeft op de nadere vervaltermijn van een jaar als bedoeld in artikel 99 lid 21 Wna, kan hem niet baten. Klager was ten tijde van de eerste leveringsakte (31 december 2013) al ervan op de hoogte dat hij van verkoper een perceel grond geleverd had gekregen zonder enige garantie op een bestemmingswijziging. De notaris heeft klager op dat moment – zo blijkt uit de onder 3.3 genoemde brieven – erop gewezen a) dat het perceel grond een agrarische bestemming had, b) dat een verandering van gebruikersmogelijkheden alleen mogelijk is na een bestemmingswijziging en c) dat verkoper iedere garantie op een bestemmingswijziging had uitgesloten. In de akten van levering, die voorafgaand aan het passeren aan klager zijn toegezonden, stonden de percelen omschreven als grasland. Direct daarna stond onder andere het volgende vermeld:
“Verkoper geeft geen enkele garantie of zelfs indicatie, dat het verkochte in aanmerking komt voor een eventuele toekomstige bestemmingswijziging”. Deze omstandigheden en de daaraan verbonden gevolgen zijn dus niet pas na het verstrijken van de driejaarstermijn bij klager bekend geworden, zodat niet is komen vast te staan dat er sprake is van gevolgen van enig nalaten van de notaris die pas na afloop van die termijn redelijkerwijs bekend zijn geworden bij klager. Daarmee is niet voldaan aan de voorwaarde voor het achterwege blijven van de niet-ontvankelijkverklaring als gevolg van de éénjaarstermijn. Klager heeft besloten om niet op de uitnodiging van de notaris in te gaan om zelf de akte(n) op het kantoor van de notaris te komen tekenen en kennelijk genoegen genomen met de aan hem door de notaris verstrekte toelichting. Dit komt voor zijn rekening en risico. Er is dus geen reden de beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring achterwege te laten op grond van de nadere vervaltermijn van een jaar.