ECLI:NL:GHAMS:2022:287

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 februari 2022
Publicatiedatum
3 februari 2022
Zaaknummer
23-003390-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in Amsterdamse Wallengebied met fatale afloop

Op 3 september 2016 vond er een vechtpartij plaats tussen een groep Roemenen en een groep Voorthuizenaren op de Oudezijds Achterburgwal in Amsterdam. De verdachte, geboren in Roemenië, was betrokken bij deze vechtpartij. Tijdens de confrontatie kreeg [betrokkene 3] een klap tegen zijn hoofd, wat leidde tot zijn overlijden op 4 september 2016 als gevolg van hersenletsel. De verdachte werd aangeklaagd voor openlijke geweldpleging tegen meerdere personen, waaronder [betrokkene 2], [betrokkene 8], [betrokkene 9], [betrokkene 10] en [betrokkene 5]. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan openlijke geweldpleging, maar sprak hem vrij van de zwaardere aanklachten die leidden tot de dood van [betrokkene 3]. Het hof vond dat de verdachte niet in een noodweersituatie handelde, maar actief deelnam aan de vechtpartij. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 70 dagen, waarvan 46 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003390-18
datum uitspraak: 3 februari 2022
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 september 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-650588-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1994,
domicilie kiezende ten kantore van diens raadsman: [adres], [postcode] [plaats].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 december 2020, 15 oktober 2021, 18 januari 2022 en 20 januari 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte en het openbaar ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman en door de advocaten van de nabestaanden naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 3 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [betrokkene 3] van het leven heeft beroofd, door met dat opzet die voornoemde [betrokkene 3],
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht en met gebalde vuisten) op en/of tegen het hoofd en/of de nek en/of het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht en met geschoeide voet) tegen het hoofd en/of het lichaam te schoppen en/of te trappen, tengevolge waarvan voornoemde [betrokkene 3] is overleden;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 3 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten de Molensteeg en/of de Oudezijds Achterburgwal en/of de Stoofsteeg, in elk geval op of aan de openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [betrokkene 3], welk geweld bestond uit:
- het meermalen, althans eenmaal, (met kracht en met gebalde vuisten) slaan en/of stompen op en/of tegen het hoofd en/of de nek en/of het lichaam van voornoemde [betrokkene 3] en/of
- het meermalen, althans eenmaal, (met kracht en met geschoeide voet) schoppen en/of trappen tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [betrokkene 3], terwijl dit (door hem gepleegde) geweld de dood van voornoemde [betrokkene 3] ten gevolge heeft gehad;
1. meer subsidiair
hij op of omstreeks 3 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon genaamd [betrokkene 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (zwaar hersenletsel), heeft toegebracht, door deze opzettelijk:
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht en met gebalde vuisten) op en/of tegen het hoofd en/of de nek en/of het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht en met geschoeide voet) tegen het hoofd en/of het lichaam te schoppen en/of te trappen, terwijl het feit de dood van voornoemde [betrokkene 3] ten gevolge heeft gehad;
1.
meest subsidiair
hij op of omstreeks 3 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [betrokkene 3] heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit:
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht en met gebalde vuisten) op en/of tegen het hoofd en/of de nek en/of het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht en met geschoeide voet) tegen het hoofd en/of het lichaam te schoppen en/of te trappen, terwijl het feit de dood van voornoemde [betrokkene 3] ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 3 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, te weten de Molensteeg en/of de Oudezijds Achterburgwal en/of de Stoofsteeg, in elk geval op of aan de openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [betrokkene 2] en/of [betrokkene 8] en/of [betrokkene 9] en/of [betrokkene 10] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 6] en/of [betrokkene 11] en/of [betrokkene 5] en/of [betrokkene 7], welk geweld bestond uit:
- het meermalen, althans eenmaal, (met kracht en met gebalde vuisten) slaan en/of stompen op en/of tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [betrokkene 2] en/of [betrokkene 8] en/of [betrokkene 9] en/of [betrokkene 10] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 6] en/of [betrokkene 11] en/of [betrokkene 5] en/of [betrokkene 7] en/of
- het meermalen, althans eenmaal, (met kracht en met geschoeide voet) schoppen en/of trappen tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [betrokkene 2] en/of [betrokkene 8] en/of [betrokkene 9] en/of [betrokkene 10] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 6] en/of [betrokkene 11] en/of [betrokkene 5] en/of [betrokkene 7].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde komt dan de rechtbank.

Inleiding

Op 3 september 2016 waren er, naast veel andere mensen, een groep Roemenen en een groep Voorthuizenaren op de Oudezijds Achterburgwal in Amsterdam. De groep Roemenen bestond uit de verdachte, [betrokkene 1] en [medeverdachte]. De groep Voorthuizenaren werd gevormd door [betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 4], [betrokkene 5], [betrokkene 6], [betrokkene 7], [betrokkene 8], [betrokkene 9], [betrokkene 10] en [betrokkene 11].
Uit het dossier volgt dat de groep Voorthuizenaren omstreeks 23.17 uur de brug Molensteeg op is gelopen, terwijl de groep Roemenen zich al op die brug bevond. Op enig moment ontstond daar een vechtpartij tussen beide groepen. Niet alle voornoemde personen die deel uitmaken van de groep Voorthuizenaren waren daarbij betrokken. Onder de groep Voorthuizenaren wordt in het vervolg in dit arrest de bij de vechtpartij betrokken personen verstaan, te weten [betrokkene 2], [betrokkene 3], [betrokkene 5], [betrokkene 7], [betrokkene 8], [betrokkene 9] en [betrokkene 10].
Omstreeks 23.23 uur heeft [medeverdachte] een klap tegen de rechterkant van het hoofd van [betrokkene 3] gegeven. Deze greep ongeveer een halve minuut later naar zijn rechteroor en zakte in elkaar. Hij is vervolgens op straat door de hulpdiensten gereanimeerd en naar het VU medisch centrum te Amsterdam overgebracht. Op 4 september 2016 is [betrokkene 3] als gevolg van een hersenbloeding overleden.

Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde

Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde, maar gevorderd dat de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu hem een beroep op noodweer toekomt.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat het toegepaste geweld door de verdachte zozeer is geïnstigeerd door het geweld van de groep Voorthuizenaren, namelijk als onmiddellijke reactie en vanuit instinct tot zelfverdediging en verdediging van de ander, dat geen sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking. De verdachte had enkel één doel voor ogen: het ontzetten en beschermen van met name [medeverdachte]. De geweldshandelingen van de verdachte waren naar hun aard en in de gegeven omstandigheden geen uiting van een samenwerking en daarmee niet van medeplegen.
Daarnaast kan niet worden bewezen dat de verdachte
openlijkgeweld heeft gepleegd, nu daarvoor is vereist dat de verdachte en zijn vrienden geschikt moeten worden geacht om de openbare orde te verstoren. De handelingen van de verdachte zagen er juist op om een einde te maken aan de openbare ordeverstoring door de groep Voorthuizenaren. Deze wijze van (gezamenlijke) geweldpleging in de openbare ruimte, te weten het proberen te redden van het lijf, levert geen openlijk geweld in de zin van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht op.
Het voorgaande maakt dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde.
Het oordeel van het hof
Aanleiding van de vechtpartij
Uit de verklaringen van de betrokkenen en getuigen kan de aanleiding van de vechtpartij niet worden achterhaald en evenmin kan op grond van (objectieve) feiten en/of omstandigheden, zoals bijvoorbeeld camerabeelden, die aanleiding worden vastgesteld. Evenmin kan aan de hand van objectieve gegevens worden vastgesteld wie de eerste geweldshandeling heeft verricht.
Situatie op de brug (Molensteeg)
Op grond van het dossier stelt het hof vast dat zowel door de groep Roemenen als door de groep Voorthuizenaren geweldshandelingen op en nabij de brug Molensteeg met de kruising Oudezijds Achterburgwal zijn gepleegd. Verschillende personen binnen de groep Voorthuizenaren hebben verklaard dat de groep Roemenen klappen hebben uitgedeeld. [betrokkene 2] is blijkens zijn verklaring ten overstaan van de politie tegen zijn neus geslagen door ‘NN1’ of ‘NN2’ die deel uitmaakte van de groep Roemenen. Ook [betrokkene 8], [betrokkene 9], [betrokkene 10] en [betrokkene 5] hebben verklaard dat zij zijn geslagen door iemand uit de groep Roemenen. Door een van die klappen is de tand van [betrokkene 9] uit zijn mond geslagen.
Bovengenoemde verklaringen worden ondersteund door camerabeelden, verklaringen van de verdachte en verklaringen van getuigen die niet bij de vechtpartij betrokken waren. Zo is op de beelden te zien dat [medeverdachte] en de verdachte vuistslagen geven aan verschillende personen binnen de groep Voorthuizenaren en op die wijze deelnemers zijn aan de vechtpartij. De verdachte heeft in het politieverhoor van 19 oktober 2016 verklaard dat hij twee vuistslagen heeft uitgedeeld aan de groep Voorthuizenaren. Volgens getuigenverklaringen sloeg [medeverdachte] een man met een
overall(
het hof begrijpt: [betrokkene 9]), gedroeg (‘vooral’) hij zich agressief, ging hij ‘uit zijn dak’ en zwaaide hij uitdagend met zijn handen. De getuige [getuige] heeft verklaard dat over en weer werd geslagen.
Het hof verwerpt de verweren van de raadsman en acht het geweld door de verdachte zowel
in verenigingals
openlijkgepleegd.
In vereniging gepleegd
In het hiervoor overwogene ligt reeds besloten dat de verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld jegens de groep Voorthuizenaren, nu hij niet enkel verdedigend, maar juist ook aanvallend heeft gehandeld. Uit verschillende bewijsmiddelen komt daarenboven naar voren dat [medeverdachte] en de verdachte samen tegen de groep Voorthuizenaren optraden. De verdachte heeft aldus nauw en bewust met [medeverdachte] samengewerkt.
Openlijk geweld
De Hoge Raad heeft in zijn overzichtsarrest (ECLI:NL:HR:2018:1008) het bestanddeel ‘openlijk’ als bedoeld in artikel 141, eerste lid, Sr uitgelegd. Daaruit volgt dat – in de kern – onder ‘openlijk’ dient te worden verstaan dat “
de geweldpleging zich op zodanige wijze en op een zodanige plaats moet hebben voltrokken dat de openbare orde is verstoord”. Het moet gaan om geweld dat zich door onverholen, niet-heimelijk bedreven daden heeft geopenbaard. De vechtpartij vond plaats in het Amsterdamse Wallengebied, dat voor eenieder toegankelijk is en waar het op dat moment zeer druk was. Het geweld waaraan de verdachte heeft bijgedragen vond aldus plaats aan de openbare weg. Willekeurige omstanders hebben de geweldpleging kunnen waarnemen en blijkens het dossier hebben diverse mensen het geweld ook daadwerkelijk waargenomen. Nu de verdachte een bijdrage aan het geweld heeft geleverd op deze openbare, voor iedereen vrij toegankelijke plaats, heeft hij het achterliggende rechtsgoed van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht, te weten de verstoring van de openbare orde, geschonden. Daarbij heeft hij niet alleen getracht het door anderen gepleegde geweld te doen stoppen, maar ook zelf geweldshandelingen gepleegd. Daarom is sprake van openlijk in vereniging gepleegd geweld.
Voor zover het verweer van de raadsman een beroep op noodweer inhoudt, vindt de beoordeling daarvan plaats onder het kopje ‘Strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde’.
Conclusie
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich met anderen schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging jegens personen door [betrokkene 2], [betrokkene 8], [betrokkene 9], [betrokkene 10] en [betrokkene 5] tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan. Het hof spreekt de verdachte vrij voor zover de tenlastelegging zich richt op het schoppen van voornoemde en andere personen, nu niet is komen vast te staan door wie en tegen wie zou zijn geschopt.

Vrijspraak ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde

De advocaat-generaal en de verdediging hebben ieder voor zich algehele vrijspraak bepleit voor dit feit.
Feitelijke situatie op de Oudezijds Achterburgwal
Na de geweldshandelingen op de brug Molensteeg over en weer, hebben de beide groepen zich langs het water in de richting van de Stoofsteeg bewogen. Onder andere uit de camerabeelden volgt dat de groep Roemenen zich gedurende deze verplaatsing, deels achteruit lopend, trachtte te verwijderen van de plaats waar de vechtpartij begon, terwijl de groep Voorthuizenaren zich juist in de richting van de groep weglopende Roemenen bewoog. Op de camerabeelden is ook te zien dat [medeverdachte] achteruit loopt en onderwijl gebaren maakt met zijn armen. Alhoewel de armgebaren verschillend, en wellicht zelfs als agressief, kunnen worden geïnterpreteerd, staat vast dat [medeverdachte] wegloopt van de groep Voorthuizenaren. Op grond hiervan stelt het hof vast dat de groep Roemenen, onder wie de verdachte, zich op de Oudezijds Achterburgwal heeft geprobeerd te onttrekken aan de dreiging die uitging van de hen achtervolgende groep Voorthuizenaren. Van geweldshandelingen is op dat moment geen sprake meer.
Feitelijke situatie: De klap tegen het hoofd van [betrokkene 3]
Tijdens het achteruitlopen en de dreiging van geweld is [medeverdachte] op enig moment onvrijwillig in de gracht beland. Uit de camerabeelden volgt dat [medeverdachte] uit het water is geklommen, waarbij zijn groepsgenoot, de verdachte, hem overeind hielp. [betrokkene 3] is vervolgens op de verdachte afgestapt en gaf hem twee duwen, waardoor de verdachte tegen een plantenbak aan viel en vervolgens van de waterkant wegliep. [betrokkene 3] is daarop eveneens van de waterkant weggelopen en bevond zich achter de verdachte. [medeverdachte], die zich nog aan de waterkant bevond, liep enkele passen achter hem aan en gaf [betrokkene 3] een klap tegen het achterhoofd, waarna deze naar zijn oor greep en in elkaar is gezakt. [betrokkene 3] is vervolgens op straat door de hulpdiensten gereanimeerd en naar het VU medisch centrum te Amsterdam overgebracht. Een dag later, op 4 september 2016, is de behandeling gestaakt, waarna [betrokkene 3] hersendood is verklaard. [betrokkene 3] is diezelfde dag overleden als gevolg van hersenletsel.
De klap tegen het hoofd van [betrokkene 3] is een handeling die enkel en alleen door [medeverdachte] is verricht, waardoor niet kan worden gesproken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte] en de verdachte of een ander. Nu niet is komen vast te staan dat de verdachte op enige wijze betrokken is geweest bij een geweldshandeling jegens [betrokkene 3], is het hof, met de advocaat-generaal en de raadsman, van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair en 1 meest subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 3 september 2016 te Amsterdam, met anderen, op of aan de openbare weg, te weten de Molensteeg en/of de Oudezijds Achterburgwal, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [betrokkene 2] en [betrokkene 8] en [betrokkene 9] en [betrokkene 10] en [betrokkene 5], welk geweld bestond uit:
- het met kracht en met gebalde vuisten slaan tegen het hoofd en/of het lichaam van voornoemde [betrokkene 2] en [betrokkene 8] en [betrokkene 9] en [betrokkene 10] en [betrokkene 5].
Hetgeen onder 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het onder 2 bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde

Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte niet strafbaar is omdat hij heeft gehandeld vanuit een noodweersituatie.
Hij heeft daartoe, kort gezegd en zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd.
Er is geen sprake van één doorlopend feitencomplex waarbij de groep Roemenen (voortdurend) als agressor hebben opgetreden. Het dossier en het verhandelde ter terechtzitting bieden steun aan het scenario dat de groep Roemenen schetst: dat het geweld is gestart door de Voorthuizenaren. De advocaat-generaal acht minst genomen aannemelijk dat niet de groep Roemenen maar juist de groep Voorthuizenaren de geweldspleging is begonnen en dat zij een gewelddadige confrontatie zijn blijven zoeken.
Nadat de Roemenen zich vervolgens aan verdere geweldpleging trachtten te onttrekken zijn zij achtervolgd door de groep Voorthuizenaren, waardoor en waarna opnieuw over en weer geweld is gepleegd. Door de groep Voorthuizenaren is daarbij grof geweld gebruikt, waartegen de groep Roemenen zich hebben verdedigd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat uit de camerabeelden volgt dat de verdachte tweemaal een persoon uit de groep Voorthuizenaren heeft geslagen, nadat hij zag dat [medeverdachte] en [betrokkene 1] door meerdere personen uit die groep werden belaagd. De verdachte heeft nog een derde keer geweld toegepast, nadat [medeverdachte] vijf à zes harde klappen kreeg. Zodra de gelegenheid bestond zich te onttrekken aan de vechtpartij, lijkt de verdachte zich uit de voeten te willen maken. De verdachte loopt zijdelings met [medeverdachte] mee, probeert de groep Voorthuizenaren tot bedaren te brengen en tegelijkertijd [medeverdachte] te beschermen door de groep op afstand te houden met zijn rechterarm.
Uit de getuigenverklaringen en de consistente en nauwkeurige verklaringen van de groep Roemenen ten overstaan van de politie en de rechter-commissaris volgt dat [betrokkene 1] door [betrokkene 9] is aangestoten op de brug, waarna hij op een agressieve manier wordt bejegend door de groep Voorthuizenaren. De verdachte heeft [medeverdachte], [betrokkene 1] en zichzelf verdedigd, geprobeerd zijn vrienden tot bedaren te brengen en keer op keer getracht een einde te maken aan de vechtpartij. Dat maakt dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat hij handelde uit noodweer.
Overwegingen van het hof
Zoals hiervoor al is overwogen moet voor een geslaagd beroep op noodweer sprake zijn van een noodzakelijke verdediging tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed. Dat betekent dat gedragingen die als aanvallend moeten worden beschouwd, geen grondslag kunnen vormen voor een geslaagd beroep op noodweer.
Anders dan de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat aan de verdachte ten aanzien van de bewezenverklaarde openlijke geweldpleging op de brug geen beroep op noodweer toekomt. De gedragingen van de verdachte kunnen immers noch op grond van diens bedoeling noch op grond van de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als verdedigend, maar moeten – naar de kern bezien – veeleer als aanvallend worden beschouwd, te weten als te zijn gericht op de confrontatie en deelneming aan het gevecht. Het hof baseert dat op het navolgende. De verdachte heeft deelgenomen aan een vechtpartij op de Molensteeg(brug) / Oudezijds Achterburgwal, waarbij hij en zijn groepsgenoten meerdere geweldshandelingen jegens de groep Voorthuizenaren hebben verricht. De aanleiding van de vechtpartij blijft onduidelijk, maar uit de camerabeelden volgt dat op/bij de brug van de Molensteeg/ Oudezijds Achterburgwal door beide groepen over en weer is gevochten. Uit verklaringen van getuigen volgt dat met name de kleine man uit de groep Roemenen –
het hof begrijpt: [medeverdachte]– zich agressief gedroeg, ‘uit zijn dak’ ging en op de brug bij de Molensteeg één van de Voorthuizenaren heeft neergeslagen.
Indien en voor zover de agressie door de groep Voorthuizenaren zou zijn gestart, is naar het oordeel van het hof onvoldoende aannemelijk geworden dat daardoor sprake zou zijn geweest van een noodweersituatie waarbinnen de verdachte zich op passende wijze heeft verweerd. De gedragingen van de groep Voorthuizenaren zouden alsdan worden gekwalificeerd als een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen en/of eens anders lijf, maar de daarop volgende handelingen van de verdachte kunnen gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van zijn gedrag niet worden aangemerkt als verdedigingshandelingen. De verdachte heeft verschillende personen van de groep Voorthuizenaren geslagen en was daarmee een deelnemer aan de vechtpartij. Gelet op het aanvallende karakter van de geweldshandelingen gepleegd door de verdachte, kan niet worden aangenomen dat de verdachte op dat moment uit noodweer heeft gehandeld.
Voor zover ook voor dit ten laste gelegde feit een beroep op noodweerexces is gedaan wordt ook dat beroep verworpen, nu een beroep op noodweerexces enkel kan worden gehonoreerd indien aan alle eisen die aan een beroep op noodweer worden gesteld, met uitzondering van de proportionaliteitseis, is voldaan en dit niet het geval is.
De verdachte is aldus strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 70 dagen, waarvan 46 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte en het tijdsverloop. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging jegens vijf personen op/aan een drukke, openbare weg, te weten in het Wallengebied in Amsterdam, te midden van uitgaanspubliek. Tussen de groep Roemenen en de groep Voorthuizenaren is over en weer fors geweld gebruikt. De verdachte heeft verschillende personen geslagen en daarmee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers, maar ook de openbare orde verstoord. Door zo te handelen heeft de verdachte bijgedragen aan de versterking van gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
In strafmatigende zin houdt het hof rekening met het volgende. Inmiddels zijn meer dan vijf jaren verstreken sinds het feit door de verdachte werd gepleegd. Voorts is niet gebleken dat de verdachte eerder of nadien door de Nederlandse strafrechter wegens soortgelijke feiten onherroepelijk is veroordeeld.
Het hof heeft bij het bepalen van de soort en de omvang van de aan de verdachte op te leggen straf gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd, die hun weerslag hebben gevonden in de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt voor openlijke geweldpleging tegen personen met (licht) letsel een taakstraf van 150 uren genoemd.
Het hof is echter van oordeel dat hier niet kan worden volstaan met een andere dan een deels voorwaardelijke vrijheidsbenemende straf, gelet op het aantal personen waartegen geweld is gepleegd en de omstandigheden waaronder dat feit is begaan, te weten te midden van uitgaanspubliek. Gelet op de hiervoor genoemde strafmatigende factoren zal echter ten aanzien van het onvoorwaardelijke gedeelte worden volstaan met de duur van het voorarrest dat door de verdachte al is uitgezeten. Het voorwaardelijke gedeelte van die straf strekt ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst soortgelijke feiten te plegen. Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur en met aftrek van voorarrest passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]

De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]

De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
70 (zeventig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
46 (zesenveertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N. van der Wijngaart, mr. C.N. Dalebout en mr. J.H.C. van Ginhoven, in tegenwoordigheid van mr. S. den Hartog, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 februari 2022.
mr. J.H.C. van Ginhoven is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]