ECLI:NL:GHAMS:2022:285
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen ongegrond verklaard verzet inzake klacht tegen notaris
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van klager tegen een beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer, waarbij het door klager ingediende verzet tegen een eerdere beslissing ongegrond is verklaard. Klager had op 19 januari 2020 een klacht ingediend tegen de notaris, welke klacht door de kamer op 20 april 2020 als kennelijk niet-ontvankelijk werd afgewezen. Klager heeft hiertegen tijdig verzet ingesteld, maar de kamer heeft dit verzet op 12 juli 2021 ongegrond verklaard. Klager heeft vervolgens op 11 augustus 2021 hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Amsterdam.
Het hof diende te beoordelen of klager ontvankelijk was in zijn hoger beroep, gezien artikel 99 lid 19 van de Wet op het notarisambt, dat bepaalt dat tegen een beslissing van de kamer dat het verzet niet-ontvankelijk of ongegrond is, geen rechtsmiddel openstaat. Klager stelde dat er sprake was van schending van fundamentele rechtsbeginselen, maar het hof oordeelde dat deze stelling niet onderbouwd was met feiten of omstandigheden die een dergelijke schending konden aantonen. Het hof concludeerde dat er geen grond was om het appelverbod te doorbreken en verklaarde klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
De beslissing van het hof werd openbaar uitgesproken op 8 februari 2022, waarbij de rechters A.D.R.M. Boumans, J.W.M. Tromp en M. Bijkerk betrokken waren. De uitspraak bevestigt de strikte toepassing van de regels omtrent de ontvankelijkheid in hoger beroep in het notarisrecht.