ECLI:NL:GHAMS:2022:2848

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2022
Publicatiedatum
5 oktober 2022
Zaaknummer
23-002786-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel binnendringen van een minderjarige, meermalen gepleegd, met bewijsbeslissingen en strafoplegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1976, werd beschuldigd van meermalen seksueel binnendringen van een minderjarige, die op het moment van de feiten vijftien jaar oud was. De tenlastelegging omvatte ontuchtige handelingen die plaatsvonden in de periode van 1 januari 2019 tot en met 28 februari 2019 in Wormer. Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van de verklaringen van het slachtoffer, die consistent en gedetailleerd waren, en ondersteund door WhatsApp-berichten die de dader's manipulatieve gedrag bevestigden. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en dat de bewijsvoering voldeed aan de eisen van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, en een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade, ter hoogte van € 6.782,82. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, dat gediagnosticeerd was met PTSS in remissie als gevolg van het misbruik.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002786-20
datum uitspraak: 25 juli 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 24 november 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-085876-20 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1976,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
11 juli 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw en de advocaat van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in het hoger beroep.

Blijkens de akte is het hoger beroep door het openbaar ministerie onbeperkt ingesteld. De advocaat-generaal heeft bij e-mail van 6 juli 2022 en ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat het openbaar ministerie alsnog geen bezwaren heeft tegen de vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde. Nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig nader onderzoek ter zake van feit 2, zal de officier van justitie, gelet op het bepaalde in artikel 416, derde lid, Sv, niet-ontvankelijk worden verklaard in het ingestelde hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging en voor zover in hoger beroep nog inhoudelijk aan de orde, is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2019 tot en met 28 februari 2019 te Wormer, gemeente Wormerland, in elk geval in Nederland, met [benadeelde], geboren op [geboortedag 2] 2003, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, (telkens) buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde], te weten (telkens) het meermalen, althans eenmaal,
- zijn penis in de vagina van die [benadeelde] brengen en/of duwen en/of
- ( tong)zoenen van die [benadeelde] en/of
- zijn penis in de mond van die [benadeelde] brengen en/of duwen
- met de tong over de vagina van die [benadeelde] gaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat het hof tot een iets andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

Aan de verdachte is een zedendelict ten laste gelegd. Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door het feit dat slechts twee personen aanwezig zijn bij de (beweerde) seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Ook in de onderhavige zaak is dit het geval. Dit brengt met zich dat, bij een ontkennende verdachte, veelal slechts de (getuigen)verklaring van het veronderstelde slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden is. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter echter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing en geeft uitdrukking aan het beginsel van dubbele bevestiging, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat het misbruik als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van de aangever/-geefster op onderdelen voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Het hof is van oordeel dat het slachtoffer [benadeelde] op 24 april 2019 tegenover de politie op hoofdlijnen consistent en gedetailleerd heeft verklaard over de aan de verdachte verweten ontuchtige handelingen die hebben plaatsgevonden toen zij vijftien jaar oud was. Zij heeft daarbij aangegeven hoe het seksueel contact is begonnen, hoe vaak dat plaatsvond en ook de plaatsen genoemd waar het seksueel binnendringen heeft plaatsgevonden. Haar verklaring van 24 april 2019 komt voorts overeen met hetgeen zij reeds aangaf in het informatieve gesprek van 12 april 2019. Het hof acht de verklaring van het slachtoffer daarom betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
Uit haar verklaring blijkt onder meer dat verdachte een dominerende en dwingende houding aannam, geïllustreerd door diens opmerking dat hij een seksueel getinte foto of een filmpje zou maken als zij drie keer zou weigeren seks met hem te hebben.
In de in het dossier aanwezige WhatsApp-gesprekken tussen de verdachte en het slachtoffer wordt de verklaring van het slachtoffer op diverse onderdelen bevestigd.
In het WhatsApp-gesprek van 19 februari 2019 appt de verdachte: “We spreken morgen en geen NEE MEER! Bij drie nee is de foto’s ja!!”
Op 22 februari 2019 appt de verdachte naar het slachtoffer met de vraag of zij al ongesteld is, dat hij wil dat het slachtoffer een test haalt en dat dat een hoop onzekerheid voor hen beiden zou schelen.
Op 26 februari 2019 appt de verdachte, nadat het slachtoffer hem (rond lunchtijd) had geappt dat ze wel trek heeft, of ze soms trek heeft in hem.
Op 11 april 2019 appt de verdachte naar het slachtoffer met de vraag of haar moeder ervan weet. Het slachtoffer vraagt vervolgens of hij de wiet of de seks bedoelt, waarna de verdachte antwoordt: ‘Allebei’ en “Weet ze alles” en daarna: “Oke en wat heb je gezegd dat je niet meer hierheen wilt?”
Tenslotte appt de verdachte op 1 juli 2019, na vele pogingen tot een afspraak te komen om te praten met het slachtoffer, dat hij dom is geweest.
De uitleg die verdachte ter terechtzitting van het hof heeft gegeven aan de chatgesprekken, te weten dat deze zouden gaan over (de afspraken die de verdachte met het slachtoffer zou hebben gemaakt over) het gebruik van wiet door haar en haar onzedelijke gedrag met jongens, is in het licht van de gebezigde bewijsmiddelen ongeloofwaardig.
Op grond van de bovenstaande feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte meerdere malen ontuchtige handelingen heeft verricht bij de toen vijftienjarige [benadeelde].

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2019 tot en met 28 februari 2019 te Wormer, gemeente Wormerland, in elk geval in Nederland, met [benadeelde], geboren op [geboortedag 2] 2003, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, telkens buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [benadeelde], te weten,
- zijn penis in de vagina van [benadeelde] brengen en/of
- tongzoenen van [benadeelde] en/of
- zijn penis in de mond van [benadeelde] brengen en/of
- met de tong over de vagina van [benadeelde] gaan.
Hetgeen onder 1 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de hieronder weergegeven bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

Ten aanzien van feit 1:
1. Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2019059055-1 van 24 april 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2]. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van
aangeefster [benadeelde][doorgenummerde pagina’s 9-21]:
[benadeelde], geboren op [geboortedag 2] 2003, woonachtig op de [adres 2], deed aangifte en verklaarde over het seksueel misbruik dat plaatsvond op het adres [adres 1], binnen de gemeente Wormerland.
A: Ik wil aangifte doen van seksueel misbruik tegen [verdachte]. Het misbruik heeft plaatsgevonden van begin januari tot eind februari 2019. Ik ben 15 jaar.
V: Hoe is het zo gekomen dat jij een seksuele relatie met [verdachte] kreeg?
A: Omdat het slecht met mij ging. Hij vond dat ik het met veel jongens deed, en hij
vond dat ik het dan maar met hem moest doen. Daar had ik nee op gezegd. Hij deed er
al een poging voor om seks te hebben, hij wilde laten zien hoe lekker het was. Het
was in de auto en we waren alleen en ik kon niets doen. Ik liet het over me heen
komen. En hij zette er later een beloning achter. Ik zou 1000 euro krijgen voor een
scooter.
We gingen praten, in de auto. Toen gingen we steeds verder. En toen gebeurde het in de auto. Hij vond het zo lekker dat hij het vaker wilde doen. Ik zei toen nee. En hij zei dat als ik nog 3 keer nee zou zeggen dan zou hij een filmpje maken.
V: Waar hebben jullie gestaan?
A: Het is achter Assendelft, Saendelft, op een parkeerterrein waar niemand komt.
V: Waar bestond die eerste keer seks uit?
A: Hij deed zijn piemel in mijn vagina. Hij befte me eerst om me nat te maken en geil
te maken, want hij wist dat ik er geen zin in had.
Ik wist niet wat ik moest doen, ik was alleen. Ik kon niets. Toen zei hij dat als ik 3 keer nee zeg dat er dan en filmpje of foto werd gemaakt.
V: Hoe is het dan toch tot seks gekomen?
A: Omdat ik niet wilde dat hij een foto of filmpje van me zou maken. Ik was bang dat
hij me ermee ging chanteren.
V: Wanneer was de volgende keer dat je seks met hem had?
A: Het was dezelfde week. Dat was weer in de auto. Zelfde plek.
V: Je stapt bij hem in de auto. Hoe komt het tot seks?
A: Omdat als ik het tegen mijn moeder zou vertellen dan ging de 1000 euro niet door.
En ik schaamde me. Er komt nu ook schaamte boven.
V: Hoe ging het de tweede keer?
A: Eerst zoenen, dan op de achterbank beffen, geil maken en hetzelfde riedeltje.
Ik heb hem 1 keer gepijpt. In de auto. Ik werd meer gedwongen. Ik werd bij mijn hoofd gepakt en naar zijn piemel toe. Hij is in mijn mond klaar gekomen.
Het is ook in zijn huis in zijn bed gebeurd en ook een keer bij mij in huis. In zijn huis en de auto meerdere keren.
In de woning van [verdachte] ging wel mijn kleding volledig uit. Die deed [verdachte] uit bij mij. Dan dacht ik, daar gaan we weer. Hij nam me mee naar boven. Hij zei, kom dan gaan we weer. Ik moest mijn schoenen uit doen en dan liep ik voor hem de trap op. Dan kleedde hij me uit, hij ging me beffen en dan met zijn pik erin.
Ik heb sowieso minimaal 2 keer per week seks gehad met [verdachte].
V: Wat voor zoenen gaf hij je?
A: Bekken, tongzoenen.
2. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2019059055 van 25 april 2019 met bijlage 1 – foto’s gegevensdrager, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3]. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als bevindingen van
de verbalisant[doorgenummerde pagina’s 25-239]:
Op 25 april 2019 ontving ik een mobiele telefoon. Dit betreft de volgende mobiele
telefoon:
Merk: Apple
Type iPhone 7 (A1778)
Naam van eigenaar: [benadeelde] (hof: [benadeelde]).
Het toestel is door mij uitgelezen met behulp van het forensische computerprogramma
Cellebrite UFED, en via een datakabel aangesloten op de onderzoekcomputer.
Bijlage 1 – foto’s gegevensdrager
[verdachte] (hof: de verdachte)
20-1-2019 10:46(UTC+1): Heb wel zin ergens in
[verdachte]
19-2-2019 17:19(UTC+1): We spreken morgen en geen NEE MEER! Bij drie nee is de
foto’s ja!!
[benadeelde]
19-2-2019 17:20(UTC+1): Dat is echt oneerlijk
[verdachte]
19-2-2019 17:20(UTC+1): Omdat?
[benadeelde]
19-2-2019 17:21(UTC+1): Omdat ik echt geen foto’s wil
[verdachte]
19-2-2019 17:22(UTC+1): Het geeft een reden om niet altijd NEE te zeggen. Dus dan weet je dat je je aan afspraken moet houden.
[verdachte]
22-2-2019 09:58(UTC+1): al ongesteld? Of komt het eraan?
[benadeelde]
22-2-2019 09:58(UTC+1): Nee nog niet
[verdachte]
22-2-2019 09:59(UTC+1): Oke! Das lastig!! Vanmiddag maar test halen?
[verdachte]
22-2-2019 10:02(UTC+1): En dan doen we hem vanavond wel. Scheelt een hoop
onzekerheid!!
[verdachte]
22-2-2019 10:02(UTC+1): Voor ons beide!!
[benadeelde]
22-2-2019 10:03(UTC+1): Ja
[verdachte]
22-2-2019 10:13(UTC+1): Als je op de eerste dag van de ongesteldheid begint met
slikken van de pil dan ben je meteen beschermt tegen zwangerschap. Als je na de ongesteldheid begint ben je na 7 dagen pas beschermt. Moeten we dan rekening mee houden. Je kan dis beter op de 1 dag van de ongesteldheid beginnen met slikken!!
[verdachte]
22-2-2019 10:37(UTC+1): Ovwr bovenstaande bericht over de vergeten pil enz. Dat zou voor jou en mij een heleboel helder maken.
[benadeelde]
26-2-2019 11:57(UTC+1): Ik heb wel trek
[verdachte]
26-2-2019 11:59(UTC+1): Vertel!waarin?
[verdachte]
26-2-2019 12:00(UTC+1): Mij?
[benadeelde]
26-2-2019 12:04(UTC+1): Nee sorry
[benadeelde]
26-2-2019 12:04(UTC+1): In eten
[verdachte]
26-2-2019 12:15(UTC+1): Nou het grapje is dus niet leuk!! En weet meteen hoe je over me denkt.
[verdachte]
26-2-2019 13:26(UTC+1): En de nee telt als nr 2!
[verdachte]
13-3-2019 12:33(UTC+1): Weet iemand iets? Je moeder of een ander?
[verdachte]
11-4-2019 18:42(UTC+2): Zou graag volgende week even een loopje doen met zen tweeen zodat we weer verder kunnen.
[verdachte]
11-4-2019 19:04(UTC+2): Begrijp dat je me niet meer wilt zien en snap het. Heb het er zelf naar gemaakt.
[verdachte]
11-4-2019 19:08(UTC+2): Weet je moeder ervan?
[benadeelde]
11-4-2019 19:21(UTC+2): bedoelde je de wiet of de seks
[verdachte]
11-4-2019 19:21(UTC+2): Allebei
[verdachte]
11-4-2019 19:21(UTC+2): Weet ze alles
[verdachte]
11-4-2019 19:23(UTC+2): Oke en wat heb je gezegd dat je niet meer hierheen wilt?
3. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2019132166 van 13 december 2019, met als bijlage een schriftelijk bescheid, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1]. Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als bevindingen van
de verbalisant[doorgenummerde pagina 278]:
Op 14 november heb ik van getuige [getuige] een screenshot toegestuurd gekregen. Dit betreft een Whatsapp-gesprek tussen aangever [benadeelde] en
verdachte [verdachte].
Schriftelijke bescheid Whatsapp-gesprek [doorgenummerde pagina 279]:
Ma 1 jul.
[verdachte]: Moet wij nog een keer praten of niet?
[benadeelde]: ik heb daar geen behoefte aan. Er is een hoop gebeurt, ik wil rust.
[verdachte]: Voor wat het waard is!! Ik ben een dom geweest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren.
De raadsvrouw heeft verzocht – indien het hof tot een bewezenverklaring van feit 1 komt – een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf dan wel een taakstraf op te leggen gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daartoe heeft zij – kort gezegd – aangevoerd dat de strafzaak grote impact heeft gehad op de verdachte, dat hij thuis de kostwinner is en dat zijn vrouw en kind de woning dreigen te verliezen indien de verdachte langdurig gedetineerd raakt, omdat de hypotheek dan niet meer betaald kan worden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Ernst van het feit en gevolgen voor het slachtoffer
De verdachte die destijds 42 jaar oud was heeft zich gedurende twee maanden meermalen schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van slachtoffer [benadeelde] die op dat moment 15 jaar oud was. De seksuele handelingen bestonden onder meer uit het vaginaal penetreren en het beffen van het slachtoffer door de verdachte en het pijpen van de verdachte door het slachtoffer. Het hof rekent het bewezenverklaarde feit de verdachte des te meer aan nu er tussen de verdachte en het slachtoffer een vertrouwensrelatie bestond. Het slachtoffer maakte op dat moment een moeilijke periode door in haar leven en het contact met haar ouders was slecht. De verdachte, die de vriend van de tante van het slachtoffer is, wierp zich aanvankelijk op als haar steunpilaar. De verdachte ging het slachtoffer steeds meer claimen en controleren om vervolgens seks met haar te hebben. Blijkens de Whatsapp-gesprekken tussen hen chanteerde hij het slachtoffer door te dreigen seksueel getinte foto’s of filmpjes van haar te maken als zij geen seks met hem wilde hebben. Ook beloofde hij het slachtoffer in ruil voor seks geld om een scooter te kunnen kopen. De verdachte heeft met zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer en zijn vertrouwenspositie en overwicht ten opzichte van het slachtoffer ernstig misbruikt. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan. De verdachte heeft zich louter en alleen laten leiden door zijn eigen lust- en behoeftebevrediging en heeft zich niet bekommerd om de wil en de gevoelens van het slachtoffer.
Het is algemeen bekend dat slachtoffers van seksueel misbruik daarvan gedurende langere tijd nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden en dat seksueel misbruik een ernstige verstoring van de seksuele ontwikkeling van het slachtoffer tot gevolg kan hebben. Het behoeft geen betoog dat ook slachtoffer [benadeelde] ernstig is beschadigd door het handelen van de verdachte. Blijkens de onderbouwing van het verzoek tot schadevergoeding is zij gediagnosticeerd met PTSS in remissie. Uit de door haar in eerste aanleg en in hoger beroep voorgelezen slachtofferverklaring volgt dat het handelen van de verdachte een zeer grote impact op haar leven heeft gehad en dat zij nog steeds de nadelige gevolgen van het misbruik ondervindt en met zich meedraagt.
Conclusie
Gelet op de ernst van het feit kan niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van substantiële duur. Een geheel voorwaardelijke straf of een taakstraf, zoals door de raadsvrouw bepleit, doet naar het oordeel van het hof volstrekt geen recht aan deze ernst. Bovendien is ingevolge artikel 22b, eerste lid onder a, Sr het taakstrafverbod van toepassing. Voorts komt naar het oordeel van het hof in de door de advocaat-generaal gevorderde straf de ernst van het feit in onvoldoende mate tot uitdrukking. Gelet op de aard en de duur van het misbruik, de frequentie daarvan, het aanzienlijke leeftijdsverschil, de bestaande vertrouwensrelatie, het feit dat de verdachte ervan op de hoogte was dat het minderjarige slachtoffer op dat moment een moeilijke periode in haar leven doormaakte, de handelwijze van de verdachte en de gevolgen voor het slachtoffer ziet het hof aanleiding een hogere straf op te leggen. Het hof acht, alles afwegende een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden. Met het voorwaardelijk strafdeel wordt beoogd de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 11.377,72, bestaande uit € 10.000,00 aan immateriële schade en
€ 1.377,72 aan materiële schade. De materiële schade bestaat uit € 474,05 aan studiekosten, € 785,88 aan gederfde inkomsten die zien op opgenomen verlofuren door mevrouw [getuige] (de moeder van de benadeelde partij [benadeelde]) en € 117,79 aan reiskosten van mevrouw [getuige]. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 4.617,19, bestaande uit € 617,19 aan materiële schade en € 4.000,00 aan immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met uitzondering van de opgevoerde verlofuren en reiskosten die zijn gemaakt in verband met het bijwonen van de terechtzitting.
De raadsvrouw heeft primair verzocht de vordering af te wijzen gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de vordering toe te wijzen tot het door de rechtbank toegewezen bedrag.
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden. Het hof waardeert de materiële schade op € 782,82, bestaande uit de volgende posten:
  • € 681,10 gederfde inkomsten; opgenomen verlofuren van mevrouw [getuige];
  • € 101,72 reiskosten van mevrouw [getuige].
De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige zal de vordering voor zover deze ziet op de materiële schade en op proceskosten worden afgewezen. Het hof overweegt hiertoe het volgende.
Ten aanzien van gevorderde studiekosten ad € 474,05 is het hof van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat deze schade is geleden als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit.
Ten aanzien van de primair als materiële schade en subsidiair als proceskosten opgevoerde verlofuren ad € 104,78 en reiskosten ad € 16,07 die mevrouw [getuige] heeft gemaakt in verband het met bijwonen van de terechtzitting in eerste aanleg overweegt het hof als volgt. Een redelijke uitleg van artikel 532 Sv brengt mee dat bij de begroting van de daar bedoelde kosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures. De artikelen 237 tot en met 240 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) geven, behoudens bijzondere omstandigheden, een zowel limitatieve als exclusieve regeling van de kosten waarin een in het ongelijk gestelde partij kan worden veroordeeld (vgl. HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793 en HR 12 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1600). Uit artikel 238 Rv volgt dat (alleen) een in persoon procederende partij reis- en aanverwante kosten, gemaakt voor het bijwonen van de zitting, als (proces)kosten vergoed kan krijgen. In deze procedure heeft de benadeelde partij geprocedeerd met bijstand van een gemachtigde en dus niet in persoon. Bijzondere omstandigheden op grond waarvan in dit geval een uitzondering zou moeten worden gemaakt, zijn gesteld noch gebleken.
Immateriële schade
Artikel 6:106, eerste lid aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek (BW) brengt mee dat de benadeelde partij recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding indien zij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast. Het hof is van oordeel dat de benadeelde op andere wijze in haar persoon is aangetast, nu zij geestelijk letsel heeft opgelopen. Uit de overgelegde brief van 26 oktober 2021 van behandelaar [naam] van Basis GGZ volgt dat de benadeelde
EMDR-behandeling heeft gehad die betrekking had op het seksueel misbruik en dat zij bij het afsluiten van de behandeling is gediagnosticeerd met PTSS in remissie.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat voldoende is gebleken dat de benadeelde als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden als hiervoor bedoeld. Het hof zal de omvang van de immateriële schade naar maatstaven van billijkheid vaststellen op € 6.000,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Voor het overige zal het hof de vordering tot vergoeding van immateriële schade afwijzen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
21 (eenentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
7 (zeven) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 6.782,82 (zesduizend zevenhonderdtweeëntachtig euro en tweeëntachtig cent) bestaande uit € 782,82 (zevenhonderdtweeëntachtig euro en tweeëntachtig cent) materiële schade en € 6.000,00 (zesduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 6.782,82 (zesduizend zevenhonderdtweeëntachtig euro en tweeëntachtig cent) bestaande uit € 782,82 (zevenhonderdtweeëntachtig euro en tweeëntachtig cent) materiële schade en € 6.000,00 (zesduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 68 (achtenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op
28 februari 2019.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.A.E. van Noort, mr. C. Fetter en mr. D. Greven, in tegenwoordigheid van mr. S.L.D. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 juli 2022.
mr. C. Fetter en mr. D. Greven zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]