ECLI:NL:GHAMS:2022:2841

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2022
Publicatiedatum
5 oktober 2022
Zaaknummer
23-003767-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep van mishandeling met plastic glas

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1995, was beschuldigd van mishandeling van een benadeelde partij op 24 maart 2017 te Amsterdam. De tenlastelegging betrof het slaan van de benadeelde met een plastic longdrinkglas of een ander hard voorwerp. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die eerder een veroordeling had uitgesproken.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 20 september 2022 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsvrouw gehoord. De advocaat-generaal eiste een veroordeling, terwijl de raadsvrouw pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte de mishandeling had gepleegd. Het hof heeft de zaak zorgvuldig onderzocht en kwam tot de conclusie dat er niet met de vereiste mate van zekerheid kon worden vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan.

Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde mishandeling. Tevens heeft het hof geoordeeld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte niet schuldig is bevonden aan het tenlastegelegde. De kosten zijn voor beide partijen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003767-19
datum uitspraak: 4 oktober 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 30 september 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-201286-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 20 september 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 24 maart 2017 te Amsterdam [benadeelde] heeft mishandeld door die [benadeelde] met een plastic longdrinkglas en/of plastic bierglas, althans een (hard) voorwerp, te slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld voor het hem ten laste gelegde.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte vrijgesproken dient te worden, omdat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat de verdachte degene is geweest die de aangever heeft mishandeld.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe dat op basis van het dossier niet met een voor bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Daarbij speelt een rol dat uit het nadere verhoor van de aangever bij de raadsheer-commissaris blijkt dat de aangever en zijn vriend, de getuige [getuige], niet van het begin af aan volledige openheid van zaken hebben gegeven over de rol van [getuige] in een conflict met de verdachte.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 500,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 300,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N. van der Wijngaart, mr. R. Kuiper en mr. N.J.M. de Munnik, in tegenwoordigheid van mr. R.M. ter Horst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 oktober 2022.