ECLI:NL:GHAMS:2022:2182

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 juni 2022
Publicatiedatum
26 juli 2022
Zaaknummer
21/00449
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak van de rechtbank inzake de niet-ontvankelijkheid van bezwaar tegen WOZ-beschikking

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 22 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft een geschil tussen [X] B.V. en de heffingsambtenaar van de gemeente Haarlemmermeer over de niet-ontvankelijkheid van een bezwaar tegen de WOZ-beschikking. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak voor het jaar 2019 vastgesteld op € 1.228.000. Belanghebbende, [X] B.V., heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.

Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de rechtbank op goede gronden tot haar oordeel was gekomen. Belanghebbende had in hoger beroep niet tijdig ingegaan op de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar en de stelling dat het bezwaarschrift tijdig was verzonden, werd als tardief beschouwd. Het Hof oordeelde dat er geen aannemelijke argumenten waren dat het bezwaar tijdig was ingediend of dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. Het verzoek van belanghebbende om een immateriële schadevergoeding werd afgewezen, omdat de redelijke termijn niet was overschreden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van belanghebbende werd verworpen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 21/00449
22 juni 2022
vijfde meervoudige belastingkamer

proces-verbaal

van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep van

[X] B.V., gevestigd te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels)
tegen de uitspraak van 30 april 2021 in de zaak met kenmerk HAA 20/923 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Haarlemmermeer, de heffingsambtenaar.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juni 2022. Namens belanghebbende is zijn gemachtigde verschenen. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door [A] .

Beslissing

Het Hof:
  • bevestigt de uitspraak van de rechtbank, en
  • wijst het verzoek tot toekenning van schadevergoeding af.

Gronden

1. De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 28 februari 2019 op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken de waarde van de onroerende zaak aan de [adres] te [plaats] (hierna: de onroerende zaak) voor het jaar 2019 vastgesteld op € 1.228.000.
2. Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 10 april 2019 (ontvangen door de heffingsambtenaar op 14 mei 2019) bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard en de waarde van de onroerende zaak gehandhaafd.
3. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. In haar uitspraak van 30 april 2021 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
4. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank. Belanghebbende betoogt dat het bezwaarschrift tijdig is verzonden. De heffingsambtenaar sluit zich aan bij de uitspraak van de rechtbank en blijft bij het standpunt dat het bezwaarschrift niet tijdig is ingediend.
5. Het Hof is van oordeel dat de rechtbank in de onderdelen 1 tot en met 4 van haar uitspraak met betrekking tot het indienen van het bezwaarschrift op goede gronden tot een juist oordeel is gekomen. Het Hof maakt deze overwegingen tot de zijne en voegt daar het volgende aan toe.
6. Belanghebbende is in haar stukken in hoger beroep niet ingegaan op de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar. Eerst ter zitting van het Hof heeft belanghebbende de stelling betrokken dat zij haar bezwaar tijdig ter post heeft bezorgd en dat dit – althans zo begrijpt het Hof belanghebbendes stelling – zou blijken uit het poststempel met de tekst “Herstel(…)” op de door de heffingsambtenaar in eerste aanleg ingebrachte enveloppe. Het Hof acht deze eerst ter zitting van het Hof ingenomen stelling van belanghebbende tardief. Belanghebbende had dit punt eerder in haar stukken naar voren moeten brengen zodat de wederpartij daar op had kunnen reageren. Ook overigens is niet aannemelijk geworden dat belanghebbende tijdig bezwaar had ingesteld, noch dat sprake zou zijn van een verschoonbare termijnoverschrijding aangezien daaromtrent overigens niets is aangevoerd.
7. Het Hof heeft het verzoek van belanghebbende om toekenning van immateriëleschadevergoeding afgewezen omdat de redelijke termijn niet is overschreden. Het Hof heeft ook geen aanleiding gevonden voor een veroordeling van de heffingsambtenaar in de proceskosten.
8. Hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de conclusie dat het hoger beroep van belanghebbende geen doel treft; de uitspraak van de rechtbank is daarom bevestigd.
De uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2022 door mrs. R.C.H.M. Lips, voorzitter, N. Djebali en J-P.R. van den Berg, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. J.H.E. Breman als griffier. Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt, ondertekend door de voorzitter en de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.