ECLI:NL:GHAMS:2022:2132
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hoger beroep na ontuchtige handelingen met minderjarige
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 juli 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor ontuchtige handelingen met een minderjarige, geboren op 17 september 2000. De tenlastelegging betrof het plegen van ontuchtige handelingen in de periode van 23 november 2015 tot en met 24 november 2016 te Amsterdam. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van 160 dagen geëist, waarvan 130 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 10 november 2020 en 5 juli 2022 heeft het hof het procesdossier bestudeerd en de verklaringen van de verdachte en zijn raadsman gehoord. Het hof kwam tot de conclusie dat, hoewel er aanwijzingen zijn die belastend zijn voor de verdachte, er niet met de vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen. De vordering van de benadeelde partij, die in eerste aanleg een schadevergoeding van € 5.000,00 had gevorderd, werd ook afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig werd bevonden. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding. De kosten werden door beide partijen gedragen.