ECLI:NL:GHAMS:2022:2100
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding over schorsing tenuitvoerlegging verstekvonnis
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding, waarbij de appellant, eigenaar van een bedrijfsruimte, verzoekt om schorsing van de tenuitvoerlegging van een verstekvonnis. Het verstekvonnis, gewezen door de kantonrechter, verplichtte de appellant om de bedrijfsruimte ter beschikking te stellen aan de geïntimeerde, Amara Exploitatie BV. De appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat er geen (spoedeisend) belang is voor Amara om het verstekvonnis ten uitvoer te leggen, aangezien zij de bedrijfsruimte nooit in gebruik heeft genomen en de huidige huurder, een vennootschap onder firma, het pand wel gebruikt en huur betaalt. De appellant stelt dat de kans groot is dat zijn verzet tegen het verstekvonnis wordt toegewezen, en dat de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis aanzienlijke schade zal toebrengen aan de huidige huurder.
Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de kantonrechter zijn vastgesteld en heeft geoordeeld dat de appellant onvoldoende heeft aangetoond dat hij een (spoedeisend) belang heeft bij de gevraagde schorsing van de tenuitvoerlegging. Het hof heeft de vorderingen van de appellant afgewezen en het bestreden vonnis bekrachtigd. De appellant is als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 19 juli 2022.