ECLI:NL:GHAMS:2022:2

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 februari 2022
Publicatiedatum
14 december 2021
Zaaknummer
200.296.559/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Herziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerdere beslissing inzake een klacht tegen een notaris

In deze zaak verzoekt verzoekster om herziening van een eerdere beslissing van het Gerechtshof Amsterdam van 14 mei 2019, waarin zij niet-ontvankelijk werd verklaard in haar klacht tegen de notaris. Verzoekster stelt dat de eerdere beslissing is gebaseerd op onjuiste verklaringen van de notaris. Het hof heeft de zaak behandeld op 25 november 2021, waarbij zowel verzoekster als de notaris aanwezig waren. De notaris heeft zich verzet tegen het herzieningsverzoek en stelt dat haar verklaring van 15 januari 2021 overeenkomt met eerdere verklaringen en geen nieuwe informatie bevat. Het hof oordeelt dat de door verzoekster aangevoerde feiten en omstandigheden niet voldoen aan de vereisten voor herziening. De beslissing van het hof is dat het herzieningsverzoek wordt afgewezen.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.296.559/01 NOT
zaaknummer van de zaak waarvan herziening wordt verzocht : 200.248.635/01 NOT
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 8 februari 2022
inzake
[ verzoekster tot herziening] ,
wonend te [woonplaats] ,
verzoekster tot herziening,
tegen
[notaris] ,
notaris te [plaats] ,
verweerster in het verzoek om herziening,
gemachtigde: mr. M.A. van der Pool, advocaat te Amsterdam.
Partijen worden hierna verzoekster en de notaris genoemd.

1.De zaak in het kort

Verzoekster verzoekt het hof om zijn beslissing van 14 mei 2019 (ECLI:NL:GHAMS:2019:1850) te herzien omdat deze beslissing volgens verzoekster is gebaseerd op verklaringen van de notaris die achteraf gezien onjuist waren (“bedrog” aan de kant van de notaris).

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij verzoekschrift van 16 juni 2021 heeft verzoekster verzocht om herziening van voornoemde beslissing van het hof.
2.2.
De notaris heeft zich bij verweerschrift van 7 september 2021 verzet tegen toewijzing van het herzieningsverzoek.
2.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 25 november 2021. Verzoekster en de notaris, vergezeld van haar gemachtigde, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd.

3.De oorspronkelijke klacht en de beslissing

Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.1.
Op 6 maart 2018 heeft verzoekster bij de kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag (hierna: de kamer) een klacht ingediend tegen de notaris, inhoudende – zakelijk weergegeven – dat de notaris onzorgvuldig heeft gehandeld bij haar werkzaamheden in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap van de partner van verzoekster.
3.2.
De kamer heeft bij beslissing van 26 september 2018 (ECLI:NL:TNORDHA:2018:15) de klacht ongegrond verklaard.
3.3.
In hoger beroep heeft het hof bij de beslissing van 14 mei 2019 verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in een nieuwe klacht en de beslissing van de kamer bevestigd.

4.Herzieningsverzoek

Verzoekster heeft aan haar herzieningsverzoek ten grondslag gelegd dat anders dan door de notaris altijd is betoogd er op 19 en 20 juli 2017 (vergelijk rov. 6.3.2. van de bestreden beslissing) overeenstemming tussen de erfgenamen en de (gevolmachtigde) van verzoekster was bereikt. Verzoekster heeft bij het herzieningsverzoek een productie overgelegd, inhoudende een door de notaris ondertekende verklaring, gedateerd 15 januari 2021.

5.Standpunt van de notaris

De notaris stelt zich op het standpunt dat de door haar afgegeven verklaring van 15 januari 2021 overeenkomt met hetgeen zij reeds eerder heeft verklaard; de verklaring bevat geen nieuwe informatie. Van het achterhouden van informatie is geen sprake.

6.Beoordeling

6.1.
Op verzoek van een partij kan een onherroepelijk geworden beslissing worden herzien op grond van nauwkeurig omschreven feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
b. bij verzoek(st)er vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn;
c. ingeval zij bij de tuchtrechter vóór de uitspraak bekend zouden zijn geweest, het ernstige vermoeden rechtvaardigen dat de tuchtrechter tot een andere beslissing zou zijn gekomen.
Deze vereisten zijn cumulatief.
6.2.
In hetgeen verzoekster bij haar verzoek om herziening naar voren heeft gebracht, liggen naar het oordeel van het hof geen feiten of omstandigheden besloten zoals hiervoor onder 6.1. bedoeld. Blijkens 6.3. van de bestreden beslissing heeft de notaris destijds – kort gezegd – aangevoerd dat op 19 juli 2019 geen overeenstemming is bereikt en dat klaagster op 20 juli 2019 heeft ingestemd met de door de erfgenamen voorgestelde ‘package deal’. Dit komt erop neer dat volgens hetgeen de notaris toen voor het hof aanvoerde, weliswaar op 19 juli 2019 geen overeenstemming is bereikt, maar dat op 20 juli 2019 alsnog overeenstemming is bereikt. De door de notaris op 15 januari 2021 afgegeven verklaring komt hiermee overeen.
Het betoog van verzoekster kan daarom niet tot herziening leiden.
6.3.
Het herzieningsverzoek zal worden afgewezen.

7.Beslissing

Het hof wijst het herzieningsverzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mrs. G.C.C. Lewin, A.D.R.M. Boumans en B.J.M. Gehlen en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2022 door de rolraadsheer.