ECLI:NL:GHAMS:2022:1973
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Geschil over de legitimaire massa en ontvankelijkheid in hoger beroep tussen erfgenaam en legitimarissen
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een geschil tussen een erfgenaam en legitimarissen over de legitimaire massa van de nalatenschap van erflater, die op 18 november 2015 is overleden. De erfgenaam, [appellante], is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, waarin de legitimaire massa was vastgesteld op € 57.915,42. De erfgenaam heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard en is benoemd tot executeur-testamentair. De legitimarissen, bestaande uit [geïntimeerde sub 1], [geïntimeerde sub 2] en [geïntimeerde sub 3], hebben in incidenteel appel verzocht om de legitimaire massa te verhogen naar € 194.208,34.
Het hof heeft vastgesteld dat [appellante] niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep tegen [geïntimeerde sub 4], [geïntimeerde sub 5] en [geïntimeerde sub 6], omdat deze partijen geen wederpartij waren in de eerste aanleg. Het hof heeft de grieven van [appellante] verworpen en de legitimaire massa verhoogd naar € 60.915,42, waarbij de legitimarissen ieder een vordering op de nalatenschap hebben van respectievelijk € 6.091,54 en € 3.045,77. De kosten van het hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Het arrest is gewezen op 5 juli 2022.