Uitspraak
1.[A] ,
[B],
mr. M.J.W. van Ingen, kantoorhoudende te Den Bosch,
3.[C] ,
mr. P. Quisten
mr. D.T. Mensinga, beiden kantoorhoudende te Naaldwijk,
mr. R.M. Leeuwenburghen
mr. T.F.B. Jansen, beiden kantoorhoudende te Rotterdam,
mr. I. Wassenaaren
mr. T.H.W. Korvinus, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. R.M. Leeuwenburghen
mr. T.F.B. Jansen, beiden kantoorhoudende te Rotterdam,
2.[J] ,
[K],
[L],
[M],
1.Het verloop van het geding
- verzoekers ieder afzonderlijk als [A] , [B] en [C] en gezamenlijk als de certificaathouders;
- verweersters sub 1 en 2 ieder afzonderlijk als [D] en [E] en gezamenlijk als [E] c.s.;
- belanghebbenden sub 1 tot en met 5 ieder afzonderlijk met STAK, [J] , [K] , [L] en [M] .
- een brief van mr. Van Ingen van 6 april 2022 namens [A] en [B] . Zij hebben te kennen gegeven dat bij hen geen (verdere) behoefte bestaat aan het bevolen onderzoek en de getroffen onmiddellijke voorzieningen en zij hebben zich wat het beëindigingsverzoek betreft gerefereerd aan het oordeel van de Ondernemingskamer.
- een e-mail van Kroese op 8 april 2022, waarin hij zijn instemming met het beëindigingsverzoek bevestigt.
- een brief van mr. Jansen van 12 april 2022 namens [D] en STAK, waarmee zij te kennen geven het beëindigingsverzoek te steunen.
- een verweerschrift van 14 april 2022 van [C] , waarmee hij de Ondernemingskamer heeft verzocht het beëindigingsverzoek af te wijzen en alsnog tot aanwijzing van de onderzoeker over te gaan. [C] heeft ook zelf een verzoek gedaan. Hij heeft de Ondernemingskamer verzocht te bevelen dat het onderzoek zich “eveneens uitstrekt over de periode tot en met 14 april 2022 althans tot en met de datum waarop de eventuele verkoop en levering van onderhavige aandelen metterdaad is uitgevoerd tot en met de uitbetaling en overige afwikkeling van de klaarblijkelijk doorgevoerde verkoop van materieel, de onderneming [E] c.s. en derhalve alle aan de [N] gelieerde ondernemingen al dan niet in de vorm van één of meerdere aandelen en of activa transactie.”