ECLI:NL:GHAMS:2022:1742

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
13 juni 2022
Zaaknummer
23-002833-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep van verdachte en officier van justitie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 17 mei 2019. De verdachte, geboren in 1999, en het openbaar ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen het vonnis. Tijdens de zitting op 25 mei 2022 heeft de advocaat-generaal aangegeven dat het openbaar ministerie haar oorspronkelijke bezwaren tegen het vonnis niet langer wenst te handhaven. De raadsman van de verdachte heeft eveneens aangegeven dat hij zijn bezwaren tegen het vonnis niet langer wenst te handhaven en heeft verzocht om niet-ontvankelijkheid in het hoger beroep. Het hof heeft, na kennisname van de vorderingen en standpunten, geconcludeerd dat er geen rechtens te respecteren belang is dat gediend is met verder onderzoek van de zaak. Daarom zijn zowel de verdachte als de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, op basis van artikel 416 van het Wetboek van Strafvordering. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarbij de uitspraak op de openbare terechtzitting is gedaan.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002833-21
datum uitspraak: 25 mei 2022
NIET VERSCHENEN
Arrest van het gerechtshof Den Haag (zittingsplaats Amsterdam) gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank Rotterdam van 17 mei 2019 in de strafzaak onder parketnummer 10-222749-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
adres: [adres].

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
25 mei 2022.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte en door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van het standpunt van de raadsman (per e-mail).
Ontvankelijkheid van de verdachte en de officier van justitie in het hoger beroep
De advocaat-generaal heeft bij e-mail van 17 mei 2022 te kennen gegeven dat het openbaar ministerie haar oorspronkelijke bezwaren tegen het vonnis niet langer wenst te handhaven en heeft het hof verzocht de officier van justitie op grond van artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep.
Bij e-mail van 18 mei 2022 heeft de raadsman namens de verdachte te kennen gegeven dat hij zijn oorspronkelijke bezwaren tegen het vonnis niet langer wenst te handhaven en dat hij het hof verzoekt hem op grond van artikel 416, tweede lid, Sv niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep.
Naar aanleiding van het voorgaande en nu het hof ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig onderzoek van de zaak, zullen de verdachte en de officier van justitie niet-ontvankelijk worden verklaard in het ingestelde hoger beroep, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede en derde lid, Sv.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte en de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N. van der Wijngaart, mr. S.M. Milani en mr. W.S. Ludwig, in tegenwoordigheid van
mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
25 mei 2022.