ECLI:NL:GHAMS:2022:1742
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep van verdachte en officier van justitie
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 17 mei 2019. De verdachte, geboren in 1999, en het openbaar ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen het vonnis. Tijdens de zitting op 25 mei 2022 heeft de advocaat-generaal aangegeven dat het openbaar ministerie haar oorspronkelijke bezwaren tegen het vonnis niet langer wenst te handhaven. De raadsman van de verdachte heeft eveneens aangegeven dat hij zijn bezwaren tegen het vonnis niet langer wenst te handhaven en heeft verzocht om niet-ontvankelijkheid in het hoger beroep. Het hof heeft, na kennisname van de vorderingen en standpunten, geconcludeerd dat er geen rechtens te respecteren belang is dat gediend is met verder onderzoek van de zaak. Daarom zijn zowel de verdachte als de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, op basis van artikel 416 van het Wetboek van Strafvordering. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarbij de uitspraak op de openbare terechtzitting is gedaan.