ECLI:NL:GHAMS:2022:1664

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
1 juni 2022
Zaaknummer
23-002497-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van arrest in hoger beroep inzake strafzaak met schadevergoeding en gijzeling

Op 1 juni 2022 heeft het Gerechtshof Amsterdam een arrest gewezen tot herstel van een eerder arrest van 17 mei 2022 in een strafzaak. Dit arrest betreft een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 18 juni 2019. De zaak betreft een verdachte, geboren in 1995, die is veroordeeld voor meerdere strafbare feiten. In het eerdere arrest was de hoogte van het schadebedrag dat aan de benadeelde partij was toegewezen en de duur van de gijzeling onjuist vermeld. Het hof heeft vastgesteld dat het schadebedrag van € 14.513,44 en de duur van de gijzeling van maximaal 107 dagen correct dienden te worden vastgesteld. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] en [benadeelde 2] beoordeeld en een aantal bijzondere voorwaarden opgelegd aan de verdachte, waaronder meldplicht bij de reclassering en deelname aan traumabehandeling. Tevens is er een verbeurdverklaring uitgesproken van een in beslag genomen telefoontoestel. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] is gedeeltelijk toegewezen, terwijl de vordering van [benadeelde 1] ook is beoordeeld, maar niet volledig ontvankelijk is verklaard. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is geregistreerd onder ECLI:NL:GHAMS:2022:1664.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002497-19
datum uitspraak: 1 juni 2022
Arrest van het gerechtshof Amsterdam van 1 juni 2022 tot het herstel van het arrest gewezen op 17 mei 2022 op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 18 juni 2019 in de strafzaak onder de parketnummers 15-185942-18 en 15-070853-17 (TUL) tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
adres: [adres 1] .
Hoogte toegewezen schadebedrag benadeelde partij [benadeelde 1] en duur gijzeling onjuist in dictum vermeld
Na de uitspraak is gebleken dat de hoogte van het schadebedrag dat door het hof is toegewezen en als gevolg daarvan de duur van de gijzeling onjuist in het dictum van voormeld arrest is vermeld. Immers, in het arrest is een motivering met betrekking tot die vordering opgenomen, waaruit blijkt dat het hof een bedrag van
€ 14.513,44voor toewijzing vatbaar heeft geacht. De duur van de gijzeling bedraagt dan ten hoogste 107 dagen.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de mogelijke gevolgen van deze misslag voor de executie, zijn eerder gedane uitspraak hersteld dient te worden door verbetering van het dictum ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] en de duur van de gijzeling, zodat het dictum als volgt luidt.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
42 (tweeënveertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd te melden bij Reclassering Nederland, [adres 2] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde meewerkt aan traumabehandeling door Forensisch Polikliniek De Waag of een soortgelijke door de reclassering te bepalen zorgverlener, waarbij de behandeling zolang duurt als de reclassering dat nodig vindt en waarbij de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens die instelling worden gegeven.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is -direct of indirect - contact te hebben met [benadeelde 2] en [benadeelde 1] .
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 STK Telefoontoestel (477544), omschrijving: Samsung.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 19.600,00 (negentienduizend zeshonderd euro) bestaande uit € 9.600,00 (negenduizend zeshonderd euro) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 19.600,00 (negentienduizend zeshonderd euro) bestaande uit € 9.600,00 (negenduizend zeshonderd euro) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 133 (honderddrieëndertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 26 november 2017.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 14.513,44 (veertienduizend vijfhonderddertien euro en vierenveertig cent) bestaande uit € 4.513,44 (vierduizend vijfhonderddertien euro en vierenveertig cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering tot vergoeding van de immateriële schade voor zover dit reiskosten naar haar advocaat betreft.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot vergoeding van de materiële schade voor zover dit betreft gestelde afdracht van inkomsten en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 14.513,44 (veertienduizend vijfhonderddertien euro en vierenveertig cent) bestaande uit € 4.513,44 (vierduizend vijfhonderddertien euro en vierenveertig cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 107 (honderdzeven) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
- 31 januari 2018 over een bedrag van € 3.600,00 ter zake van afgestane verdiensten
- 1 januari 2019 over een bedrag van € 913,44 ter zake van eigen risico zorgverzekering over 2018, het adviesgesprek en de reiskosten.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 31 januari 2018.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Noord-Holland van 14 november 2018, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 18 juli 2017, parketnummer 15-070853-17, voorwaardelijk opgelegde taakstraf van 50 uren subsidiair 25 dagen hechtenis met aftrek.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.J. van der Wilt, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. V.M.A. Sinnige, in tegenwoordigheid van mr. M. Boelens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 juni 2022.