ECLI:NL:GHAMS:2022:157
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Huurgeschil tussen voormalige partners over ontruiming en medehuurderschap
In deze zaak gaat het om een huurgeschil tussen twee voormalige partners, [appellant] en [geïntimeerde], die van 2000 tot 2020 een affectieve relatie hebben gehad. Tijdens hun relatie hebben zij samen in een woning gewoond die door [appellant] was gehuurd. Na de breuk in 2020 heeft [appellant] de woning verlaten, maar hij vordert nu in kort geding het uitsluitend gebruik van de woning en de ontruiming van [geïntimeerde]. De kantonrechter heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen, omdat niet is aangetoond dat [geïntimeerde] geen rechten heeft ten aanzien van de woning. [appellant] is in hoger beroep gegaan, maar het hof oordeelt dat hij onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zijn vorderingen in een bodemprocedure kans van slagen hebben. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en bepaalt dat ieder der partijen de eigen proceskosten draagt. De zaak benadrukt de complexiteit van huurrecht in relatie tot persoonlijke relaties en de rechten van voormalige partners.