Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
grief 7 in incidenteel appelheeft DVV de feiten aangevuld. Het hof zal met die aanvulling, die niet is betwist, rekening houden. De opgesomde feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere relevante feiten die in dit geding voldoende aannemelijk zijn geworden, zijn de feiten de volgende.
3.Beoordeling
grief 1 in principaal appelbetoogt Nedstede dat DVV geen belang heeft bij de door haar gevraagde voorzieningen, omdat de toewijzing van haar vorderingen voor haar positie niet of nauwelijks verschil maakt. De huur tot en met het eerste kwartaal van 2021 is immers al voldaan en DVV maakt onderdeel uit van een kapitaalkrachtige groep met flinke reserves. DVV kan volgens Nedstede gemakkelijk een vonnis in de bodemzaak afwachten.
Grief 2 in principaal appelhoudt in dat DVV om dezelfde redenen in ieder geval geen voldoende spoedeisend belang heeft.
grief 8 in principaalappel terecht is voorgedragen; met die grief richt Nedstede zich immers tegen de door de kantonrechter toegewezen terugbetaling van een deel van de huur over de periode voor 1 januari 2021. Tegelijkertijd betekent dit ook dat
grief 4 in incidenteel appelgeen succes heeft; met die grief heeft DVV immers de hoogte van het over 2020 terug te betalen bedrag aangevochten.
Grief 4 in principaal appelheeft op die uitzondering betrekking. Volgens Nedstede zijn DVV en de groep waartoe zij behoort zo kapitaalkrachtig, dat wijziging van de overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid in het geheel niet nodig is. Voor het geval haar eigen financiële toestand van belang zou zijn voert Nedstede aan dat de coronacrisis ook haar heeft getroffen. Zij heeft haar panden met financiering aangekocht en heeft de huurinkomsten nodig om de financieringslasten te voldoen. De huurinkomsten zijn door de coronacrisis echter verminderd en de banken bewegen in het geheel niet mee, aldus Nedstede.
grief 6 in principaal appelvoert Nedstede aan dat de kantonrechter ten onrechte geen belang heeft gehecht aan de achtergrond van de huurovereenkomst, namelijk het feit dat de huurovereenkomst onderdeel is van een (indirecte) sale-and-leasebacktransactie. Bij het bepalen van de door Nedstede te betalen koopprijs is rekening gehouden met de huurpenningen die zij zou gaan ontvangen van DVV. Door verlaging van de huur in verband met de coronacrisis wordt het evenwicht uit de kooptransactie gehaald, aldus Nedstede. Ook bestrijdt Nedstede de overweging van de kantonrechter dat door de gevolgen van de coronacrisis en het niet exploiteren van het restaurant de goodwill niet zal verdampen, omdat de reisorganisaties (na het wegvallen van de reisbeperkingen) het gehuurde wel weer zullen weten te vinden. Zij acht die overweging ongefundeerd.
grieven 5 en 7 in principaal appelhebben betrekking op de vraag op welke wijze de huurkorting moet worden berekend. Nedstede meent dat niet kan worden uitgegaan van de jaarcijfers die DVV heeft gepresenteerd, omdat die oncontroleerbaar zijn. Daarnaast voert zij aan dat DVV ten onrechte haar omzetschade niet heeft beperkt door in augustus 2020 haar deuren weer te sluiten en door geen alternatieve inkomstenbronnen te zoeken (in het bijzonder afhalen en bezorging van maaltijden). Verder betoogt zij dat rekening moet worden gehouden met de door DVV ontvangen overheidssteun. Ook acht zij het door de kantonrechter toegepaste kortingspercentage van vijftig onjuist, omdat de korting moet worden berekend door het percentage omzetdaling door twee te delen.
grieven 1 tot en met 3 in incidenteel appeleveneens slechts ten dele slagen. Met die grieven betoogt DVV dat de kantonrechter de huurkorting ten onrechte heeft beperkt tot de periode tot 1 april 2021 en dat zij recht heeft op huurkorting totdat haar omzet weer “normaal” is. Die grieven slagen wat betreft de korting over het tweede kwartaal van 2021. Voor het overige hebben zij geen succes. Voor het geval DVV over de eerste zes maanden van 2021 meer huur heeft betaald dan waartoe zij op grond van dit arrest gehouden is, wordt Nedstede veroordeeld tot terugbetaling daarvan althans tot het gedogen van verrekening van dat meerdere met toekomstige huurtermijnen.
grief 5 in incidenteel appelkomt DVV op tegen de afwijzing van haar vordering te worden ontheven van de exploitatieverplichting. Volgens DVV is de eis van Nedstede dat zij op andere wijze inkomen probeert te genereren slechts te beschouwen als pesterij, omdat dergelijke inspanningen zinloos zijn vanwege de aard van het restaurant. Verder betoogt zij dat van haar niet kan worden gevergd dat zij het restaurant exploiteert, zolang het internationale toerisme niet op gang is gekomen en zolang de verplichting anderhalve meter afstand te houden nog geldt.
grief 6 in incidenteel appeltevergeefs is voorgedragen.
grief 9 in principaal appelmist dus doel.