ECLI:NL:GHAMS:2022:1492

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 mei 2022
Publicatiedatum
18 mei 2022
Zaaknummer
200.301.788/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van de maatregel van ontzetting uit het ambt van een oud-notaris

In deze zaak verzoekt een oud-notaris om herziening van een eerdere beslissing van het Gerechtshof Amsterdam, waarin hij de maatregel van ontzetting uit het ambt en een geldboete van € 20.750,- opgelegd kreeg. De oud-notaris stelt dat hij additionele bewijsstukken heeft die aantonen dat hij correct heeft gehandeld, maar het hof oordeelt dat het herzieningsverzoek niet voldoet aan de cumulatieve vereisten die in de rechtspraak zijn vastgesteld. Het hof heeft eerder, op 26 november 2019, de oud-notaris al de maatregel van ontzetting opgelegd, en zijn eerdere verzoek om herziening van de geldboete is ook afgewezen. De oud-notaris heeft op 31 maart 2021 een verzoekschrift ingediend voor herziening, maar het hof concludeert dat de nieuwe bewijsstukken niet voldoen aan de voorwaarden voor herziening. Het hof wijst het verzoek af, omdat de oud-notaris niet kan aantonen dat de nieuwe feiten of omstandigheden van invloed zouden zijn geweest op de eerdere beslissing. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 24 mei 2022.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.301.788/01 NOT
nummer bestreden beslissing : 200.249.811/01 NOT
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 24 mei 2022
inzake
[oud- notaris],
oud-notaris te [plaats] ,
verzoeker,
tegen
BUREAU FINANCIEEL TOEZICHT,
gevestigd te Utrecht,
verweerder,
gemachtigde: [gemachtigde] .
Partijen worden hierna de oud-notaris en het BFT genoemd.

1.De zaak in het kort

Het hof heeft in zijn beslissing van 26 november 2019 de oud-notaris de maatregel van ontzetting uit het ambt en een geldboete van € 20.750,- opgelegd. De oud-notaris heeft het hof eerder verzocht om diens beslissing te herzien ten aanzien van de opgelegde geldboete, maar dit verzoek is door het hof afgewezen. Thans verzoekt de oud-notaris het hof om diens beslissing te herzien ten aanzien van de maatregel van ontzetting, omdat hij additionele bewijsstukken wil overleggen. Uit deze bewijsstukken zou volgens de oud-notaris blijken dat hij al die tijd correct heeft gehandeld.

2.Het verzoek en het verloop van het geding

2.1.
Bij verzoekschrift van 31 maart 2021 heeft de oud-notaris verzocht om herziening van de beslissing van dit hof van 26 november 2019 (ECLI:NL:GHAMS:2019:4163) ten aanzien van de opgelegde boete. Het BFT heeft bij brief van 6 juli 2021 gereageerd op dit herzieningsverzoek.
2.2.
De oud-notaris heeft op 3 oktober 2021 bij het hof een brief met acht bijlagen ingediend, ter aanvulling op zijn verzoekschrift van 31 maart 2021. De oud-notaris heeft in die brief ook verzocht om herziening van de beslissing van het hof van 26 november 2019 ten aanzien van de maatregel van ontzetting.
2.3.
Op 14 oktober 2021 heeft de mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden naar aanleiding van het verzoekschrift van 31 maart 2021. Met partijen is toen besproken dat het hof het nieuwe herzieningsverzoek ten aanzien van de maatregel van ontzetting in een afzonderlijke procedure zou behandelen en dat tijdens de zitting alleen het herzieningsverzoek ten aanzien van de opgelegde boete zou worden behandeld.
2.4.
Bij beslissing van 14 december 2021 heeft het hof het herzieningsverzoek van de oud-notaris ten aanzien van de opgelegde boete afgewezen (ECLI:NL:GHAMS:2021:3776).
2.5.
Het BFT heeft bij brief van 17 december 2021 gereageerd op het nieuwe herzieningsverzoek van de oud-notaris. Deze reactie houdt in dat het BFT van oordeel is dat niet wordt voldaan aan de – in de jurisprudentie vastgestelde – cumulatieve vereisten voor een herzieningsverzoek, zodat het herzieningsverzoek zou moeten worden afgewezen.
2.6.
De oud-notaris heeft op 25 februari 2022 bij het hof een brief met negentien bijlagen ingediend.
2.7.
Het nieuwe herzieningsverzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 10 maart 2022. De oud-notaris en het BFT, vertegenwoordigd door [gemachtigde] , zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de oud-notaris aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

3.De oorspronkelijke klacht en de beslissing

Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.1.
Op 14 juli 2017 heeft het BFT bij de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna te noemen: de kamer) een klacht ingediend tegen de oudnotaris. De klacht houdt – kort gezegd – in dat de oud-notaris bij zijn werkzaamheden in het kader van de afwikkeling van een nalatenschap, in ieder geval in schijn, heeft gehandeld in strijd met de notariële onafhankelijkheid en onpartijdigheid, als bedoeld in artikel 17 van de Wet op het notarisambt (Wna). Dit vanwege (i) de onduidelijke en verschuivende rol die de oud-notaris heeft ingenomen en (ii) belangenverstrengeling.
3.2.
De kamer heeft in de beslissing van 13 maart 2018 (ECLI:NL:TNORARL:2018:64) het BFT ontvankelijk verklaard in diens klacht en iedere verdere beslissing aangehouden. Bij beslissing van 18 oktober 2018 (ECLI:NL:TNORARL:2018:39) heeft de kamer de klacht van het BFT deels gegrond en deels ongegrond verklaard en is de oud-notaris de maatregel van ontzetting uit het ambt opgelegd.
3.3.
Op 19 november 2018 heeft de oud-notaris tegen voormelde beslissingen van de kamer hoger beroep ingesteld. Bij beslissing van 26 november 2019 heeft het hof de beslissing van de kamer bevestigd en, in aanvulling op de beslissing van de kamer, de oud-notaris – naast de maatregel van ontzetting uit het ambt – de maatregel opgelegd tot betaling van een geldboete van € 20.750,-.

4.Herzieningsverzoek

4.1.
De oud-notaris heeft aan zijn herzieningsverzoek ten grondslag gelegd dat hij additionele bewijsstukken wil overleggen, welke bewijsstukken hij eerder niet kon overleggen vanwege zijn geheimhoudingsplicht. Uit deze bewijsstukken zou volgens de oud-notaris blijken dat hij al die tijd correct heeft gehandeld. De oud-notaris verzoekt het hof om op basis van deze additionele gegevens de uitspraak van 26 november 2019 te herzien voor wat betreft de maatregel van ontzetting uit het ambt.
4.2.
Volgens de oud-notaris hebben de volgende nieuw gebleken feiten zich voorgedaan:
de oud-notaris heeft twee brieven van het BFT aan de voorzitter van de kamer van toezicht over notarissen en kandidaat-notarissen te Amsterdam (d.d. 10 oktober 2005 en 12 juli 2012) overgelegd, waarmee volgens de oud-notaris wordt aangetoond dat het BFT wel degelijk over een dossier over hem beschikt(e). Dit betekent volgens de oud-notaris dat het BFT al lang voor het ontvangen van de artikel 111c Wna-brief van de fiscus van de hoed en de rand van de zaak Carlier op de hoogte was;
in december 2021 is in de fiscale zaak van de oud-notaris tegen de Belastingdienst het oordeel van de belastingrechter in eerste aanleg in kracht van gewijsde gegaan, inhoudende dat de ontvangen inkomsten uit de verkoop van het Landgoed Carlier geen inkomsten waren uit onderneming (het notariaat), maar inkomsten uit overige werkzaamheden. Daarmee is volgens de oud-notaris vast komen te staan dat hij geheel correct de aan hem toekomende beloning op basis van “no cure no pay” heeft ontvangen uit de stichting die het landgoed beheerde (en verkocht) en niet via zijn kantoorrekeningen liet lopen;
in dezelfde fiscale zaak heeft een belastingambtenaar tijdens de mondelinge behandeling van het hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
– volgens de oud-notaris – verklaard dat hij een rapport heeft opgesteld dat hij aan het BFT heeft gestuurd, welk rapport de aanleiding vormde om de artikel 111c Wna-brief aan het BFT te schrijven. Daarna heeft er een terugkoppeling vanuit het BFT aan de fiscus plaatsgevonden, waarna de fiscus het fiscale onderzoek heeft afgesloten. Een dergelijke terugkoppeling is volgens de oud-notaris (hoogstwaarschijnlijk) illegaal, gelet op het feit dat het BFT een van de notaris afgeleide geheimhoudingsplicht heeft. Dit feit ondersteunt het betoog van de oudnotaris dat de door het BFT tegen hem ingediende klacht het rookgordijn vormde voor een door de fiscus geïnstigeerde inkijkoperatie bij de oud-notaris.

5.Beoordeling

5.1.
Op verzoek van een partij kan een onherroepelijk geworden beslissing worden herzien op grond van nauwkeurig omschreven feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
b. bij verzoek(st)er vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn;
c. ingeval zij bij de tuchtrechter vóór de uitspraak bekend zouden zijn geweest, het ernstige vermoeden rechtvaardigen dat de tuchtrechter tot een andere beslissing zou zijn gekomen.
Deze vereisten zijn cumulatief.
Daarnaast geldt dat de beslissing in kracht van gewijsde moet zijn gegaan en voorts dat het verzoek tot herziening dient te worden gedaan binnen een redelijke termijn na het bekend worden bij verzoek(st)er van de (nieuwe) feiten of omstandigheden.
5.2.
In hetgeen de oud-notaris bij zijn verzoek om herziening naar voren heeft gebracht, liggen naar het oordeel van het hof geen feiten of omstandigheden besloten zoals hiervoor onder 5.1. bedoeld.
Zowel de briefwisseling tussen het BFT en de voorzitter van de kamer van toezicht over notarissen en kandidaat-notarissen te Amsterdam als de uitkomst van de fiscale kwestie voldoen niet aan deze vereisten.
Dat de fiscus en de erfgenamen de vermogensoverdracht aan de oud-notaris in privé hebben geaccepteerd, is ook geen nieuw feit of nieuwe omstandigheid en bovendien was dit reeds bekend bij het hof.
Hoe de fiscus deze vermogensoverdracht aan de oud-notaris in privé kwalificeert, is voorts ook niet relevant.
5.3.
Het buitenwettelijke en buitengewone rechtsmiddel van herziening is ten slotte niet bedoeld om bewijs wat de oud-notaris destijds niet had of niet kon leveren in verband met zijn geheimhoudingsplicht, alsnog te leveren. Herziening is geen herkansing op bewijslevering.
5.4.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het herzieningsverzoek moet worden afgewezen. Het hof ziet thans nog geen aanleiding om aan de oud-notaris een proceskostenveroordeling op te leggen.

6.Beslissing

Het hof wijst het herzieningsverzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mrs. H.T. van der Meer, J.H. Lieber en M. Bijkerk en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2022 door de rolraadsheer.