ECLI:NL:GHAMS:2022:1354

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2022
Publicatiedatum
4 mei 2022
Zaaknummer
200.301.568/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris inzake de afwikkeling van een nalatenschap met schorsing van het ambt als gevolg

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 3 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een notaris die werd aangeklaagd door meerdere klagers. De klagers, erfgenamen van een overleden persoon, verweten de notaris dat zij de afwikkeling van de nalatenschap niet voortvarend en zorgvuldig had aangepakt. De notaris had de nalatenschap niet tijdig afgewikkeld en had de klagers onvoldoende geïnformeerd over de voortgang. De klagers dienden hun klacht in bij de kamer voor het notariaat, die de klacht gegrond verklaarde en de notaris een schorsing van twaalf weken oplegde. De notaris ging in hoger beroep tegen deze beslissing, waarbij zij erkende dat de afwikkeling niet goed was verlopen en dat er fouten waren gemaakt. Het hof bevestigde de beslissing van de kamer en oordeelde dat de notaris niet de zorgvuldigheid en voortvarendheid had betracht die van haar verwacht mocht worden. De notaris had gedurende lange tijd niet adequaat gereageerd op correspondentie van de klagers en had de afwikkeling van de nalatenschap op zijn beloop gelaten. Het hof legde de notaris een schorsing van twaalf weken op en bevestigde de kostenveroordeling in eerste aanleg, waarbij de notaris ook werd veroordeeld tot betaling van kosten in hoger beroep aan de klagers en aan het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.301.568/01 NOT
nummer eerste aanleg : C/05/3798889 / KL RK 20-139
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 3 mei 2022
inzake
[notaris] ,
notaris te [plaats] ,
appellante,
gemachtigde: mr. H.J. Delhaas, advocaat te Amsterdam,
tegen

1.[klaagster sub 1] ,

wonend te [woonplaats] ,

2. [klager sub 2] ,

wonend te [woonplaats] ,

3. [klaagster sub 3] ,

wonend te [woonplaats] ,

4. [klager sub 4] ,

wonend te [woonplaats] ,

5. [klager sub 5] ,

wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerden.
Partijen worden hierna de notaris en klagers genoemd.

1.De zaak in het kort

Klagers verwijten de notaris dat zij de afwikkeling van een nalatenschap niet voortvarend heeft aangepakt en daarbij onzorgvuldig is geweest.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De notaris heeft op 13 oktober 2021 een pro-forma beroepschrift – met bijlage – en op 13 december 2021 een beroepschrift – met bijlage – bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 15 september 2021 (ECLI:NL:TNORARL:2021:50).
2.2.
Klagers hebben op 14 januari 2022 een verweerschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend.
2.3.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.4.
De notaris heeft op 7 februari 2022 nog een productie ingediend.
2.5.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 17 februari 2022. De notaris, vergezeld van haar gemachtigde, klaagster sub 1 en klaagster sub 3 zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van de notaris aan de hand van een overgelegde pleitnota.

3.Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.1.
Klaagster sub 1 was gehuwd met [X] (hierna: erflater). Uit dat huwelijk zijn vier kinderen geboren: klagers sub 2 tot en met 5.
3.2.
Het huwelijk tussen klaagster sub 1 en erflater is ontbonden door echtscheiding.
3.3.
Erflater is onverwachts overleden op [overlijdensdatum] 2015.
3.4.
Ten tijde van het overlijden van erflater was de huwelijksgemeenschap nog niet verdeeld.
3.5.
Op grond van het wettelijk erfrecht zijn de vier kinderen de erfgenamen van erflater. De erfgenamen hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard.
3.6.
De erfgenamen hebben [A] (hierna: [A] ) en de notaris zowel samen als ieder afzonderlijk gemachtigd om de nalatenschap af te wikkelen.
3.7.
In eerste instantie heeft [A] de feitelijke werkzaamheden verricht. Na ongeveer één à anderhalf jaar heeft [A] zijn taak neergelegd, waardoor de notaris de enige gevolmachtigde voor de boedelafwikkeling werd.
3.8.
Eind 2018 hebben klagers zich gewend tot de Geschillencommissie notariaat. Op verzoek van de notaris zijn klagers en de notaris toen nogmaals met elkaar in gesprek gegaan.
3.9.
Ten tijde van de uitspraak van de kamer was de nalatenschap van erflater nog niet volledig afgewikkeld.

4.Standpunt van klagers

Klagers verwijten de notaris dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld bij de afwikkeling van de nalatenschap van erflater. De afwikkeling duurt onnodig lang en de notaris heeft klagers vanaf het begin onvoldoende en onjuist geïnformeerd, waarbij de notaris haar toezeggingen en beloftes telkens niet is nagekomen. Ook is (het kantoor van) de notaris zeer slecht bereikbaar en reageert zij niet of pas laat op e-mails. Bovendien heeft de notaris fouten gemaakt bij de afwikkeling. Hierdoor is het vertrouwen in de notaris beschaamd.

5.Beoordeling

5.1.
De kamer heeft de klacht gegrond verklaard en de maatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van twaalf weken opgelegd. Verder heeft de kamer de notaris veroordeeld tot betaling van € 50,- aan griffierecht, € 50,- voor de kosten van klagers en € 3.500,- in verband met de kosten van de behandeling van de zaak.
5.2.
Het hoger beroep richt zich uitsluitend tegen de opgelegde maatregel. De notaris erkent dat de afwikkeling van de nalatenschap niet goed is verlopen: het is te traag verlopen, er zijn slordigheden opgetreden in de behandeling en de communicatie met klagers is niet goed verlopen. De notaris betreurt dit. Zij heeft een aantal malen haar excuses aangeboden, zij heeft het nadeel vergoed en voor het overgrote deel van haar werkzaamheden geen declaratie gestuurd.
5.3.
Het hof ziet geen reden ten aanzien van de gegrondheid van de klacht anders te oordelen dan de kamer heeft gedaan.
Maatregel
5.4.
De notaris heeft het volgende naar voren gebracht. De kamer heeft onvoldoende rekening gehouden met de gevolgen van de maatregel voor de onderneming van de notaris. De notaris heeft geen kandidaat-notaris in dienst. Dit betekent dat gedurende de schorsing in beginsel geen akten kunnen worden gepasseerd. De notaris maakt zich dan ook zorgen over de financiële implicaties van de schorsing voor haar kantoor. Naar aanleiding van deze tuchtzaak heeft de notaris haar kantoor en de door haar uitgeoefende praktijk kritisch tegen het licht gehouden. De notaris is tot de conclusie gekomen dat deze zaak op zichzelf staat en dat haar andere dossiers geen vergelijkbaar patroon vertonen. Voorts heeft de notaris aangevoerd dat in vergelijkbare zaken minder vergaande maatregelen zijn opgelegd. Ter zitting in hoger beroep heeft de notaris te kennen gegeven dat inmiddels de nalatenschap is afgewikkeld. Er moest fiscaal nog wat worden uitgezocht en dat is gebeurd. De slotbetaling aan de kinderen is inmiddels gedaan.
5.5.
Bij de beoordeling van dit betoog van de notaris slaat het hof acht op hetgeen de kamer heeft overwogen. De kamer heeft bij de motivering van de maatregel overwogen dat de notaris bij de afwikkeling van de nalatenschap niet de zorgvuldigheid en voortvarendheid heeft betracht die zowel de wet- en regelgeving als de maatschappij van haar eisen. Hierdoor is het vertrouwen aangetast dat rechtzoekenden in het notariaat moeten kunnen stellen. De kamer heeft aannemelijk geacht dat de door de notaris aangedragen omstandigheden – hoge werkdruk en onverwachte personele veranderingen – impact hebben gehad op (de kantoororganisatie van) de notaris. Dit neemt echter niet weg dat dit niet ten koste mag gaan van de cliënten en de dienstverlening van het kantoor. Bovendien was reeds in 2018 sprake van de door de notaris aangedragen omstandigheden die voor vertraging in de afwikkeling zorgden. Toch duurde het nog tot september 2020 voordat de notaris wezenlijke veranderingen in haar kantoororganisatie doorvoerde.
5.6.
Het hof sluit zich bij deze overwegingen van de kamer aan en maakt die tot de zijne. Van een notaris die bij de afwikkeling van een nalatenschap betrokken is, mag worden verwacht dat hij/zij de belangen van de erfgenamen zorgvuldig behartigt en voldoende voortvarend handelt. De notaris heeft daar niet aan voldaan. Zorgvuldigheid is één van de kernwaarden van het notariaat en de notaris heeft deze gedurende lange tijd geschonden. Het hof neemt bij de bepaling van soort en hoogte van de maatregel in aanmerking dat de notaris reeds sinds 2015 tekortschiet in haar dienstverlening jegens klagers. Zij heeft gedurende bijna zeven jaar niet, te laat of niet naar behoren gereageerd op correspondentie van klagers en de afwikkeling van de nalatenschap op zijn beloop gelaten. Weliswaar heeft zij meermaals excuses aan klagers aangeboden, maar dit heeft niet onmiddellijk geleid tot daden van haar kant. Het gebrek aan daadkracht van de notaris heeft na de mondelinge behandeling bij de kamer voortgeduurd. Van de notaris had mogen worden verwacht dat zij juist het dossier van klagers met voorrang zou oppakken. Desgevraagd heeft de notaris ter zitting in hoger beroep toegegeven dat zij een struisvogeltechniek heeft toegepast. Het hof rekent dit de notaris zwaar aan. Klaagster sub 1 heeft ter zitting in hoger beroep bevestigd dat de nalatenschap thans is afgewikkeld, maar dat is pas vlak voor de zitting in hoger beroep gebeurd.
In dit kader is voorts relevant dat aan de notaris ter zake van eerdere tuchtrechtelijke verwijten twee keer de maatregel van waarschuwing is opgelegd.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat niet met een lichtere maatregel kan worden volstaan. Het hof acht de maatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van twaalf weken passend en geboden. Ingevolge artikel 105 Wna is het aan de kamer om te bepalen op welke datum de aan de notaris opgelegde maatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt van kracht wordt en dit bij aangetekende brief aan de notaris mee te delen. Voor een overzicht van de werkzaamheden die de notaris wel en niet mag verrichten gedurende haar schorsing verwijst het hof naar overweging 6.15 van zijn beslissing van 14 januari 2020 (ECLI:NL:GHAMS:2020:137).
5.7.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de beslissing van de kamer zal worden bevestigd.
Kostenveroordeling
5.8.
Per 1 januari 2021 is de Richtlijn kostenveroordeling notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer Gerechtshof Amsterdam 2021 (Staatscourant 2020, nr. 67513) in werking getreden.
5.9.
Omdat het hof de klacht gegrond verklaart en de notaris ook een maatregel oplegt, blijft de kostenveroordeling in eerste aanleg in stand en wordt de notaris veroordeeld in de volgende kosten in hoger beroep:
a. a) € 50 kosten van klagers;
b) € 2.000 kosten van behandeling van de klacht door het hof.
Er zijn geen bijzondere omstandigheden gesteld of gebleken die aanleiding geven tot een andere beslissing.
5.10.
De notaris dient de kosten van klagers aan klagers te voldoen. Klagers dienen hiervoor een rekeningnummer aan de notaris op te geven. Na opgave van dit rekeningnummer dient de notaris binnen vier weken de kosten van klagers te voldoen.
5.11.
De notaris dient de kosten van behandeling van de klacht door de kamer alsmede in hoger beroep te voldoen aan het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (hierna: LDCR). Het LDCR zal de notaris berichten binnen welke termijn en op welke wijze zij de kosten dient te voldoen.

6.Beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing, met inbegrip van de door de kamer aan de notaris opgelegde proceskostenveroordeling;
- veroordeelt de notaris tot betaling aan klagers van hun kosten in hoger beroep, bestaande uit € 50,- aan kosten klagers, binnen vier weken na opgave van een rekeningnummer;
- veroordeelt de notaris tot betaling van € 2.000,- aan kosten van behandeling van de klacht in hoger beroep, te betalen aan het LDCR op de wijze en binnen de termijn als door het LDCR aan de notaris wordt meegedeeld.
Deze beslissing is gegeven door mrs. G.C.C. Lewin, A.D.R.M. Boumans en
J.W. van Zaane en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2022 door de rolraadsheer.