2.1.De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank worden belanghebbende en de inspecteur aangeduid als ‘eiseres’ respectievelijk ‘verweerder’):
1. Eiseres drijft een onderneming in de vorm van een eenmanszaak handelend onder de naam [onderneming] . Op 31 mei 2011 heeft [expeditie] B.V. op naam en voor rekening van [onderneming] aangifte gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van rollen wapeningsgaas, met als land van oorsprong Maleisië.
2. Verweerder heeft zich op grond van de van het antifraudebureau van de Europese Commissie (OLAF) verkregen informatie op het standpunt gesteld dat het in de aangifte vermelde land van oorsprong Maleisië niet juist is. De oorsprong van de goederen zou in werkelijkheid de Volksrepubliek China zijn.
3. Verweerder heeft met dagtekening 28 april 2014 een voornemen tot het verzenden van een utb verzonden. In dit voornemen is – voor zover van belang – het volgende vermeld:
“(…)
[onderneming]
[X]
[adres]
[postcode] [plaatsnaam]
GERMANY
(…)”
4. Tot de stukken van het geding behoort een niet ondertekende brief van 26 mei 2014 van [bedrijfsnaam] GmbH, gevestigd te [adres] te [plaatsnaam] (Duitsland). In deze brief is – voor zover van belang – het volgende vermeld:
“(…)
Ihr scheiben vom 28.April 2014
(…)
wir haben vor einiger Zeit das beigefügte, an die Fa., [onderneming] [X] ”, gerichtete Schreiben erhalten.
Bitte beachten Sie, dass uns das Schreiben offenbar versehentlich zugestellt wurde, da unsere Gesellschaft, die [bedrijfsnaam] GmbH, weder mit der Fa. [onderneming] identisch noch Rechtsnachfolgerin dieser Firma geworden ist.
Desgleichen ist bei uns kein [X] tätig.
(…)”
5. Verweerder heeft met dagtekening 27 mei 2014 aan eiseres een utb uitgereikt. In de utb is – voor zover van belang – het volgende vermeld:
“(…)
[onderneming]
[X]
[adres]
[postcode] [plaatsnaam]
GERMANY
(…)”
6. Tot de stukken van het geding behoort een niet ondertekende brief van 5 juni 2014 van [bedrijfsnaam] GmbH. In deze brief is – voor zover van belang – het volgende vermeld:
“(…)
Wie bereits mit unserem Schreiben vom 26. Mei 2014 mitgeteilt ist unsere Gesellschaft, die [bedrijfsnaam] GmbH, weder mit der Fa. [onderneming] identisch noch Rechtsnachfolgerin dieser Firma. Desgleichen ist bei uns kein [X] tätig.
Zu unsere Entlastung übersenden wir Ihnen Schreiben vom 27. Mai 214 zurück.
(…)”
7. Bij brief van 15 mei 2017, ontvangen door verweerder op 16 mei 2017, heeft eiseres een bezwaarschrift ingediend.
8. Tot de stukken van het geding behoort een uittreksel uit het inwonersregister van [Z] van 25 juli 2017. In dit uittreksel is – voor zover van belang – het volgende vermeld:
“(…)
Familienname: [X]
(…)
Frühere Namen: [X]
Vorname(n) [X]
(…)
Anschrift Einzugsdatum Auszugsdatum
[postcode] [Z] , 01.03.2013
[adres]
[postcode] [plaatsnaam] , [adres] 01.03.2013
(…)”
9. Tot de stukken van het geding behoort een door verweerder overgelegde uitdraai uit het EORI systeem van 10 oktober 2017. In deze uitdraai is – voor zover van belang – het volgende vermeld:
“(…)
Volledige naam (of gedeelte) [X] [onderneming]
(…)
Geldig vanaf 02-02-2012
Geldig t/m
(…)
Laatste mutatiedatum 31-05-2014
(…)
Straat en nummer [adres]
Postcode [postcode]
Plaats [plaatsnaam]
Land Duitsland
(…)”