ECLI:NL:GHAMS:2022:1196

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
19 april 2022
Zaaknummer
23-000040-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invoer van cocaïne door bolletjesslikker en strafmaatappel

Dit arrest is gewezen door het gerechtshof Amsterdam op 19 april 2022 in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Badhoevedorp, van 30 december 2021. De verdachte, geboren in 1999 en thans gedetineerd in P.I. Lelystad, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij werd veroordeeld voor het opzettelijk invoeren van cocaïne op 16 december 2021 te Schiphol. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman. De tenlastelegging betrof het opzettelijk binnenbrengen van een hoeveelheid cocaïne, een middel als bedoeld in de Opiumwet.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd. De verdachte is vrijgesproken van hetgeen meer of anders is tenlastegelegd. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde is vastgesteld, en de verdachte is strafbaar verklaard. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, en de advocaat-generaal heeft dezelfde straf gevorderd. De raadsman pleitte voor een lagere, deels voorwaardelijke straf, verwijzend naar de spijt van de verdachte en zijn moeilijke financiële situatie.

Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De verdachte had circa 1.262 gram cocaïne ingevoerd door bolletjes te slikken, wat duidt op een handel in harddrugs. Het hof heeft de LOVS-oriëntatiepunten gevolgd en oordeelt dat de omstandigheden van de verdachte niet zodanig zijn dat een lagere straf gerechtvaardigd is. Uiteindelijk heeft het hof de gevangenisstraf van 10 maanden bevestigd, met inachtneming van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000040-22
datum uitspraak: 19 april 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Badhoevedorp, van 30 december 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-337044-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1999,
thans gedetineerd in P.I. Lelystad te Lelystad.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 april 2022.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 16 december 2021 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 december 2021 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft bepleit dat een lagere, deels voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte spijt heeft betuigd en hij en zijn vriendin in een moeilijke financiële situatie verkeerden en zijn vriendin en dochter met een huisuitzetting werden bedreigd. Voorts is hij niet eerder voor enig strafbaar feit veroordeeld. Hij zal ook niet recidiveren en werkt in de gevangenis aan zijn toekomst door certificaten te halen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het invoeren van circa 1.262 gram van een materiaal bevattende cocaïne door bolletjes te slikken. Gelet op de hoeveelheid moet de cocaïne bestemd zijn geweest voor de handel. De verspreiding en handel in harddrugs, en in het verlengde daarvan het gebruik ervan, betekenen een bedreiging van de volksgezondheid, zorgen voor onrust in de samenleving en leiden veelal, direct en indirect, tot diverse vormen van criminaliteit. In het licht van deze omstandigheden bezien, is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 maart 2022 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Het LOVS heeft oriëntatiepunten vastgesteld die als leidraad kunnen worden gehanteerd bij het bepalen van een passende en geboden straf voor feiten als het onderhavige. Het hof stelt voorop dat genoemde oriëntatiepunten zijn opgesteld ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging bij vaak voorkomende delicten. Naar het oordeel van het hof is het van groot belang dat ook bij feiten als het onderhavige een consistent landelijk straftoemetingsbeleid wordt gevolgd. Het hof neemt deze oriëntatiepunten dan ook als uitgangspunt bij het bepalen van de straf. Voor de invoer van hoeveelheden harddrugs van 1.000 tot 1.500 gram door koeriers wordt daarin een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht tot twaalf maanden genoemd. De door de politierechter opgelegde straf loopt daarmee in de pas.
Het hof heeft oog voor de moeilijke persoonlijke en financiële omstandigheden van de verdachte. Deze omstandigheden zijn echter niet zodanig afwijkend van de omstandigheden van andere koeriers die met een dergelijk gewicht aan cocaïne naar Nederland komen, dat zij aanleiding vormen om, in afwijking van de LOVS-oriëntatiepunten, een lagere of andere straf op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.J. van der Wilt, mr. F.A. Hartsuiker en mr. D. Radder, in tegenwoordigheid van
mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
19 april 2022.