Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant sub 1] ,
[appellant sub 2],
1.RECYCLING SOLUTIONS INVESTMENT PARTNERS B.V.,
EM CAPITAL PARTNERS B.V.,
[appellant sub 2] HOLDING APPINGEDAM B.V.,
1.Het geding in hoger beroep
2.Het geschilpunt in het kort
investment agreementtot stand gekomen. STAK c.s. beogen (primair) dat deze overeenkomst wordt vernietigd wegens misbruik van omstandigheden en (subsidiair) dat aan STAK c.s. een schadevergoeding wordt toegekend van € 3.800.000 op grond van onrechtmatige daad wegens onrechtmatig handelen voorafgaand aan de totstandkoming van de
investment agreement.
3.Feiten
Chinese Wallsgescheiden is van andere delen van de bank.
due diligenceonderzoeken gestart. Sincerius voerde het financiële
due diligenceonderzoek uit en Traction Partners het economische.
letter of intentgetekend (hierna: de LOI). Ook hierin stond dat [appellant sub 2] in privé een borgstelling ten behoeve van de bank moest aangaan.
due diligenceonderzoek van Sincerius met [appellant sub 2] zijn besproken.
investment agreementgesloten. Op basis van artikel 4.2 van deze overeenkomst hebben op die dag tevens de volgende (rechts)handelingen plaatsgevonden, voor zover hier van belang:
- het wijzigen van de statuten van [appellant sub 2] Holding,
- een aandelenuitgifte door [appellant sub 2] Holding,
- het sluiten van een
- het sluiten van een
- het benoemen van [aandeelhouder] als bestuurder van [appellant sub 2] Holding.
investment agreementieder bijgestaan door professionele adviseurs.
investment agreementis neergelegd dat op deze overeenkomst Nederlands recht van toepassing is en dat de Nederlandse rechter bevoegd is bij geschillen over deze overeenkomst. Deze overeenkomst luidt, voor zover van belang, verder als volgt:
1.Recycling Solutions lnvestment Partners B.V.(…) (“Recycling Solutions”),
2.EM Capital Partners B.V.(…)(“EMCP”),
3.[appellant sub 1] (…) (“ [appellant sub 2] Foundation”),
4.Mr. [appellant sub 2] (…) (“ [appellant sub 2] ”), and
5.[appellant sub 2] Holding Appingedam B.V.(…) (the “Company”).
5.Warranties
6.Indemnities
4.De (gewijzigde) vordering
5.Beoordeling
investment agreement, althans tot vergoeding van schade. De rechtbank kwam tot het oordeel dat de vorderingen van STAK c.s. niet toewijsbaar zijn. Op (de motivering van) dit oordeel wordt hierna ingegaan.
grief 1van STAK c.s. gericht. De grief luidt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de Investeerders geen misbruik hebben gemaakt van omstandigheden en niet onrechtmatig hebben gehandeld in aanloop naar de totstandkoming van de
investment agreement. STAK c.s. hebben in hoger beroep (zoals hiervoor onder 4.1 weergegeven) hun petitum gewijzigd. Ook hebben zij hun stellingen opnieuw en nader onderbouwd, onder meer met een waarderingsanalyse van Sman Business Value (hierna: Sman). [appellant sub 2] Holding c.s. hebben tegen een en ander bezwaar gemaakt.
investment agreement. Zij doen daarvoor een beroep op misbruik van omstandigheden. Misbruik van omstandigheden is aanwezig, wanneer iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden bewogen wordt tot het verrichten van een rechtshandeling, het tot stand komen van die rechtshandeling bevordert, ofschoon hetgeen hij weet of moet begrijpen hem daarvan zou behoren te weerhouden (art. 3:44 lid 4 BW).
investment agreementook als belangenbehartiger van [appellant sub 2] in privé blijven gedragen. In werkelijkheid bleek hij andere belangen te dienen, namelijk die van de [appellant sub 2] -onderneming. [aandeelhouder] en [Y] hebben nagelaten [appellant sub 2] te wijzen op de tegenstrijdige belangen die [aandeelhouder] behartigde.
“Graag bevestig ik hiermee de opdracht voor onze associé (…) [aandeelhouder] als adviseur van de DGA (…)”, maar op het woord ‘DGA’ volgt
“van [appellant sub 2] Recycling Solutions B.V.”;
taakeen ‘turn around’ bij [appellant sub 2] Holding te bewerkstelligen, het bedrijf weer winstgevend te maken en de continuïteit van de onderneming veilig te stellen, onder meer door een externe financier te vinden. [appellant sub 2] heeft dit in elk geval zo aan de medewerkers gecommuniceerd (zie onder 3.13);
investment agreementgeen sprake was omdat [appellant sub 2] ten tijde van de contractsluiting andere keuzes kon maken. In dat oordeel ligt besloten dat [appellant sub 2] ten opzichte van de bank, AAP en/of [aandeelhouder] geen zwakkere positie innam en zich dus ook niet door hen behoefde te laten ringeloren, zelfs niet als hij een rotsvast vertrouwen in [aandeelhouder] had. Het hof sluit zich bij dat oordeel aan en neemt het over. Hierbij heeft het hof tevens in overweging genomen dat [appellant sub 2] destijds in privé door twee (eigen) adviseurs werd bijgestaan: mr. [adviseur 1] Advocaten & Notarissen (hierna: mr. [adviseur 1] ) voor de juridische aspecten en [adviseur 2] [Z] Advies B.V. die optrad als zijn financieel adviseur. Ook los daarvan mag worden aangenomen dat [appellant sub 2] , die én vermogend is én toen al ruim 25 jaar enig bestuurder en enig aandeelhouder van de [appellant sub 2] -onderneming was, bij machte was zijn zakelijke belangen te overzien en die naar behoren te behartigen. Dat van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 3:44 lid 4 BW geen sprake was, blijkt voorts uit het feit dat [appellant sub 2] nog kort voordat de
investment agreementwerd getekend vrijelijk andere opties is gaan verkennen en met Nimbus over een participatie in gesprek is gegaan. [appellant sub 2] had toen de borgstelling voor de bank al getekend en de (door STAK c.s. gememoreerde) exclusiviteit in de LOI weerhield hem daar kennelijk ook niet van. Verder ging [appellant sub 2] er toen kennelijk vanuit dat aan de voorwaarde van de bank dat [aandeelhouder] en AAP serieuze interesse moesten tonen al was voldaan, zoals de bank hem op 27 augustus 2015 had geschreven (zie onder 3.10), en dat ook dit hem dus niet beperkte. Het voorgaande bevestigt de juistheid van de stelling van [appellant sub 2] Holding c.s. dat [appellant sub 2] ook ervoor had kunnen kiezen niet met de Investeerders in zee te gaan als de voorwaarden van de transactie hem niet aanstonden.
due diligenceonderzoek van Sincerius betoogde AAP in de bespreking van 29 september 2015 dat de voorziene negatieve operationele
cashflowin 2015 en 2016 € 10,3 miljoen zou bedragen. AAP wees daarbij echter op een berekening van de EBIT. Dat is een andere grootheid dan de operationele
cashflow. De toelichting van AAP dat een kapitaalinjectie van € 16,8 miljoen nodig was, was dus onjuist. Anders dan AAP [appellant sub 2] wijs heeft gemaakt op basis van de vermeende uitkomsten van dit
due diligenceonderzoek, was de bij de LOI voorziene injectie meer dan voldoende. Uit het rapport van Sincerius bleek namelijk dat Sincerius een negatieve operationele
cashflowvan slechts € 5,7 miljoen voorzag. Het
due diligenceonderzoek bracht ook overigens geen verrassingen met zich ten opzichte van de eerder door [appellant sub 2] verstrekte resultaten. De misleiding van AAP blijkt verder uit het feit dat bij de transactie uiteindelijk een (nog) lager bedrag is geïnvesteerd dan was voorzien in de indicatieve biedingen. Het is ondenkbaar dat AAP de fout met betrekking tot de EBIT per ongeluk heeft gemaakt. Door deze misleiding is de transactie uitgedraaid op een aandelenbelang van slechts 15% voor [appellant sub 2] waar aanvankelijk een aandelenbelang van 42% was voorzien.
investment agreement) pas op 17 november 2015 gesloten. Nu in het betoog van STAK c.s. besloten ligt dat zij (ruim) daarvoor kennis hebben kunnen nemen van de relevante informatie, maar de fout in de presentatie zelf kennelijk niet hebben ontdekt, moet worden aangenomen dat de fout (in elk geval op dat moment) niet zo duidelijk was als STAK c.s. thans suggereren. Reeds daarom bieden hun stellingen onvoldoende steun voor het oordeel dat er een grond voor aansprakelijkheid is.
investment agreementis gehanteerd te laag was, overweegt het hof als volgt. De transactie die op 17 november 2015 heeft plaatsgevonden, betrof geen reguliere overname van aandelen, maar een investering en participatie door middel van de uitgifte van gewone en preferente aandelen. De [appellant sub 2] -onderneming verkeerde op dat moment in financieel zwaar weer en had dringend financiering nodig, zoals ook uit de considerans van de
investment agreementvolgt (zie onder 3.22). [appellant sub 2] wilde zelf geen geld meer steken in de onderneming, hoewel hij daartoe wel de middelen had. De onderneming is in een
distressedsituatie gewaardeerd. Dat volgens STAK c.s. die waardering achteraf onjuist was en met een lagere kapitaalinjectie had kunnen worden volstaan, is in de gegeven omstandigheden niet voldoende om tot aansprakelijkheid van de Investeerders te concluderen. Datzelfde geldt voor het betoog van STAK c.s. dat de Investeerders ten koste van [appellant sub 2] extreem zijn verrijkt en [appellant sub 2] , althans Bisbeez geen reëel winstrecht blijkt te hebben (buiten het geval van een
Liquidation Event) en de voorrangspositie van de Investeerders pas op het laatste moment voor
closingis doorgevoerd. Uit niets blijkt dat daaraan een toerekenbare onrechtmatige daad van de Investeerders ten grondslag ligt. De juistheid van deze stellingen kan daarom in het midden blijven.
Chinese Wallstussen de bank en AAP, op AAP een verdergaande zorgplicht rustte dan normaal gesproken een investeerder heeft, welke zorgplicht te vergelijken is met de zorgplicht van een bank die investeert in zijn cliënt. Deze zorgplicht is door AAP volledig in de wind geslagen, aldus STAK c.s.
Chinese Wallsen onderling samenwerkten en informatie uitwisselden, hebben STAK c.s. gelet op het voorgaande geen belang, laat staan dat voldoende is gesteld om tot het leveren van dat bewijs te worden toegelaten.
6.Het geschilpunt in het kort
investment agreement. De Reparco-procedure is een van de procedures waarop de vrijwaring ziet. Volgens [appellant sub 2] Holding c.s. is de uitkomst van die procedure (per saldo) € 1.609.697,74 negatief gebleken. [appellant sub 2] Holding c.s. stellen dat STAK c.s. daarom verplicht zijn een bedrag van € 500.000 te betalen. Dat is volgens hen het bedrag waartoe de aansprakelijkheid van STAK c.s. in artikel 6.3.2 van de
investment agreementis beperkt. STAK c.s. bepleiten een beperktere uitleg van de vrijwaringsverplichting. De rechtbank heeft de vordering van [appellant sub 2] Holding c.s. toegewezen.
7.Feiten
investment agreement, voor zover van belang, als volgt verwoord:
6.Indemnities
investment agreement, betrof een geschil tussen Reparco en [appellant sub 2] Recycling Solutions en zag op de levering van twee machines. Dit geschil heeft geleid tot een procedure voor de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem (hierna: de Reparco-procedure). Reparco stelde als eiseres in conventie dat (de) twee aan haar geleverde machines niet goed werkten en dat zij als gevolg daarvan schade had geleden. [appellant sub 2] Recycling Solutions stelde als eiseres in reconventie dat zij nog een bedrag van € 966.000 te vorderen had van Reparco ter zake van de machines.
investment agreement. De notitie [naam 3] is per e-mail van 22 juni 2017 aan [appellant sub 2] gestuurd en had als onderwerp:
“notitie stand van zaken Reparco 4 mei 2017”. Daarin staat over de vrijwaringsverplichting, voor zover van belang, het volgende vermeld:
investment agreement. Deze brief luidt, voor zover van belang, als volgt:
8.Beoordeling
investment agreementgenoemde procedures volledig in kaart zouden worden gebracht. Daarom neemt de rechtbank als vaststaand aan dat het bedrag waarvoor STAK c.s. netto aansprakelijk zijn in hoofdsom ten minste € 500.000 beloopt, als bedoeld in artikel 6.3.2 van de
investment agreement(4.3.4). STAK c.s. hebben de stelling van [appellant sub 2] Holding c.s. dat zij in de gelegenheid zijn gesteld in de Reparco-procedure te interveniëren onvoldoende betwist. Reeds daarop strandt hun verweer dat (i) zij ten onrechte niet in de Reparco-procedure zijn opgeroepen, en (ii) door [appellant sub 2] Holding c.s. ten onrechte in de Reparco-procedure geen arrest in hoger beroep is gevraagd (4.2.1). Derhalve is de vordering van [appellant sub 2] Holding c.s. toewijsbaar (4.3.4), vermeerderd met rente (4.3.5).
investment agreementmochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
investmentagreement ondersteunen niet de beperkte uitleg die STAK c.s. aan de vrijwaringsverplichting geven. Artikel 6.1 van de
investment agreementverwijst immers naar
“all costs, Damages and liabilities”en artikel 6.1 (iii) van de
investmentagreement spreekt over
“any liability (including any claims, counter claims, damages, costs and expenses (such as legal costs and expenses) suffered by any of the Group Companies in connection with, or resulting from, the litigation/disputes with (…) (iv) Reparco (…)”.
investment agreementgenoemde procedures onder de vrijwaringsverplichting hebben geclaimd, baat hen niet. Dit betreft een eigen keuze van [appellant sub 2] Holding c.s. en zegt niets over de uitleg van artikel 6 van de
investment agreement.
“on a euro for euro basis”door STAK c.s. worden vergoed, aldus artikel 6.1 van de
investment agreement. In dit verband zijn partijen in artikel 6.3.3 van de
investment agreementevenwel een nuancering overeengekomen.
investment agreement– naast de negatieve uitkomst van de Reparco-procedure – de positieve uitkomst(en) van de Reparco-procedure en de andere in artikel 6.1 (iii) van de
investment agreementgenoemde procedures meetellen (de zogenaamde ‘plussen’).
investment agreementvalt, bedraagt daardoor per saldo € 3.166.825.
investment agreementniet is overeengekomen dat (ook) het vervallen van een verplichting wordt aangemerkt als een bate in de zin van deze bepaling (eveneens 4.3.4). STAK c.s. hebben in hoger beroep onvoldoende gesteld om daar anders over te oordelen. Het hof neemt het oordeel van de rechtbank over. Nu artikel 6 van de
investment agreementredelijkerwijs zo moet worden uitgelegd dat het door STAK c.s. gestelde voordeel niet relevant is in het licht van hetgeen in artikel 6 van de
investment agreementis overeengekomen, en dit ook zo is indien het om 58 machines gaat en daardoor per saldo om een bedrag van € 3.166.825, zoals STAK c.s. thans stellen, behoeft de vraag of de stelling van STAK c.s. in de akte van 10 november 2021 een (on)toelaatbare nieuwe grief oplevert bij gebrek aan belang geen bespreking.
investment agreementgenoemde procedures in totaal € 336.091,75 bedragen. STAK c.s. doen een beroep op opschorting totdat [appellant sub 2] Holding c.s. inzichtelijk hebben gemaakt welk bedrag aan rente [appellant sub 2] Holding c.s. precies hebben ontvangen. Dit beroep op opschorting wordt verworpen. Ingevolge artikel 6.3.3 van de
investment agreementis immers van belang wat (een groepsvennootschap van) [appellant sub 2] Holding
“receives or recovers from a third party (…)”. De stellingen van [appellant sub 2] Holding c.s. komen erop neer dat zij géén rente of andere betalingen hebben ontvangen dan de door hen opgegeven bedragen. STAK c.s. hebben dit onvoldoende weersproken. Hun verwijzing naar de notitie [naam 3] is daarvoor onvoldoende omdat niet blijkt dat de daarin genoemde bedragen daadwerkelijk zijn voldaan. Daarom zal als vaststaand worden beschouwd dat de plussen van de in artikel 6.1 (iii) van de
investment agreementgenoemde procedures resulteren in een totaalbedrag van € 336.091,75.
investment agreementmet onder meer een beroep op de systematiek van die overeenkomst als volgt toe. De plussen uit de Reparco-procedure en de andere in artikel 6.1 (iii) van de
investment agreementgenoemde procedures en de min van de Reparco-procedure moeten worden gesaldeerd. Het bedrag dat na saldering resteert, is hoger dan het bedrag van € 500.000 waartoe de aansprakelijkheid van STAK c.s. in artikel 6.3.2 van de
investment agreementis beperkt. Daarom zijn STAK c.s. het bedrag van € 500.000 verschuldigd. STAK c.s. betwisten deze uitleg. Zij stellen dat het totaal van de plussen in mindering moet worden gebracht op het bedrag van € 500.000 waartoe hun aansprakelijkheid in artikel 6.3.2 van de
investment agreementis beperkt. Rekening houdend met de door het hof herleide som van de plussen van € 336.091,75 (zie onder 8.18) komt hun betoog erop neer dat zij uit hoofde van de vrijwaringsverplichting niet € 500.000, maar € 163.908,25 aan [appellant sub 2] Holding c.s. verschuldigd zijn.
investment agreement, in dit geval artikel 6.3.3 daarvan, mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
investment agreement. Vermeld is dat
“any amount due (…) in respect of (…) the indemnifications will be lowered”. Wat “
in respect of the indemnifications”verschuldigd is en verlaagd wordt, volgt uit artikel 6.1 van de
investment agreementen niet uit artikel 6.3.2 daarvan. In artikel 6.3.2 van de
investment agreementis slechts de aansprakelijkheidsbeperking tot € 500.000 geregeld.
investment agreement, gelezen in het licht van de
investment agreementals geheel. De context waarin artikel 6.3.3 tot stand is gekomen, is dat in artikel 6.1 van de
investment agreementis bepaald dat STAK c.s. – volledig –
“on a euro for euro basis”[appellant sub 2] Holding c.s. moeten vrijwaren ter zake van de procedures genoemd in artikel 6.1 (iii) van de
investment agreement. Dit wordt genuanceerd door artikel 6.3.3 van de
investment agreementwaarin is bepaald dat de daarin bedoelde (netto) voordelen in mindering strekken op hetgeen verschuldigd is. Tevens is een aansprakelijkheidsbeperking tot € 500.000 overeengekomen. Uit niets blijkt dat partijen een verdergaande aansprakelijkheidsbeperking zijn overeengekomen, in die zin dat de aansprakelijkheid is beperkt tot € 500.000, verminderd met de in artikel 6.3.3 van de
investment agreementgenoemde voordelen.
“(…) Afgesproken is dat de plussen en minnen uit de procedures onder 6.1 (ii) worden gesaldeerd. Dat staat er nu niet.”In zijn e-mail van 25 oktober 2015 herhaalde hij:
“Bij onze laatste bespreking (…) is cliënt akkoord gegaan met een bedrag van € 500.000,- waarvoor cliënt persoonlijk aansprakelijk is voor de (…) indemnities onder voorwaarde dat de plussen en minnen worden gesaldeerd. Dit wordt in onderstaande tekst (…) maar gedeeltelijk gerealiseerd.”
“de plussen en minnen uit de procedures onder [destijds] 6.1 (ii)”. De verandering die hij met zijn e-mails teweeg heeft willen brengen, is kennelijk geweest dat in (thans) artikel 6.3.3 van de
investment agreementexpliciet werd gemaakt dat ook betalingen van
“an opposing party in the respective litigation/disputes”als voordeel meetelden, evenals alle voordelen die samenhingen met een schending van de in de
investment agreementovereengekomen garanties. In zoverre is artikel 6.3.3 van de
investment agreementaangepast. Verdere wijzigingen in artikel 6.3.3 zijn door mr. [adviseur 1] kennelijk zonder commentaar geaccordeerd, waaruit kan worden afgeleid dat die volgens hem niet van belang waren, en uit niets blijkt dat (thans) artikel 6.3.2 van de
investment agreementop zijn aangeven is gewijzigd.
investment agreementmoest worden uitgelegd, maar wat de stand van zaken in de Reparco-procedure was. Volgens deze notitie vorderde Reparco € 963.529 + p.m. van [appellant sub 2] Recycling Solutions en vorderde [appellant sub 2] Recycling Solutions € 966.000 van Reparco. In de Reparco-procedure was destijds nog geen uitspraak gedaan. Ook overigens is van onvoldoende gewicht dat deze notitie mogelijk zo kan worden uitgelegd dat mr. [naam 3] bedragen aftrekt van het in artikel 6.3.2 van de
investment agreementgenoemde bedrag (al staat dat er niet en klopt in dat geval zijn berekening niet). Deze notitie dateert namelijk van 2017 en STAK c.s. hebben nadien zelf nog een andere uitleg verdedigd. In de procedure die tot het vonnis in incident van 28 februari 2018 heeft geleid, bevestigden zij wat [appellant sub 2] Holding c.s. steeds al bepleiten. STAK c.s. spraken destijds ook zelf over het saldo van ‘de mee- en tegenvallers’, en dus niet over het saldo van ‘het bedrag van € 500.000 en de meevallers’. De rechtbank heeft dit blijkens het vonnis in incident ook zo verstaan: “
3.3. [appellant sub 2] c.s. [STAK c.s., hof] stelt in dit incident – kort gezegd – dat het bepaalde in artikel 6.1 van de Investor Agreement wordt beperkt door hetgeen is overeengekomen in artikel 6.3.3.”
investment agreementzo dient te worden verstaan dat (uitsluitend) de plussen uit de Reparco-procedure en de andere in artikel 6.1 (iii) van de
investment agreementgenoemde procedures en de min van de Reparco-procedure moeten worden gesaldeerd. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen.
investment agreement.STAK c.s. zijn het bedrag van € 500.000 met rente derhalve in beginsel verschuldigd.
9.Het geschilpunt in het kort
10.Feiten
investment agreement, de
shareholders’ agreement(waarbij [appellant sub 2] geen partij is) en de
management agreementbevatten geheimhoudingsbepalingen. Deze worden hierna samen ook ‘de geheimhoudingsbepalingen’ genoemd.
11.Beoordeling
“Elke partij welke zal berust hebben in een vonnis, kan niet meer ontvankelijk zijn om daarvan te komen in hooger beroep.”Vanwege het ingrijpende rechtsgevolg van een berusting, mag niet snel worden aangenomen dat daarvan sprake is. Verder geldt dat een geïntimeerde zelfs nog na de berusting incidenteel hoger beroep kan instellen (art. 339 lid 3 Rv). Dat kan echter niet meer als deze partij door berusting afstand van het recht heeft gedaan de voor haar ongunstige beslissingen ter beoordeling aan de hogere rechter voor te leggen nadat zij heeft kennisgenomen van het principale beroep en de omvang daarvan (vgl. HR 8 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ6096 onder 3.3.1).
“Beide kanten hebben in eerste aanleg ook betaling van boetes gevorderd in verband met overeengekomen geheimhoudingsverplichtingen. Gelet op de toezegging van Geïntimeerden tijdens de comparitie van 21 oktober 2019 om die vordering in dit hoger beroep niet te zullen handhaven, zien ook [STAK c.s.] af van deze vordering.”
“geen alternatief [bestaat] dan in beroep te komen tegen [dit] deel van het Vonnis”. Een reactie op het betoog van STAK c.s. had echter wel van [appellant sub 2] Holding c.s. mogen worden verwacht, in het bijzonder als zij meenden dat zij door STAK c.s. verkeerd waren begrepen. Duidelijk was immers hoe STAK c.s. de uitlating van [appellant sub 2] Holding c.s. hadden opgevat.
“[STAK c.s.] zijn verbaasd dat Appellanten in appel alsnog een beroep doen op de geheimhoudingsbedingen. Dit omdat Appellanten tijdens de comparitie in hoger beroep hebben aangegeven dat zij geen incidenteel hoger beroep zouden instellen. Alleen al om die reden zouden de grieven moeten worden verworpen. Appellanten hebben immers hun recht op het instellen van incidenteel beroep daarmee prijsgegeven.”
“Het enige wat ik [lees: in dit verband, hof] tijdens die zitting heb gezegd, was dat wij niet voornemens waren om daarvan in hoger beroep te gaan.”
“76 (…) ik [wil] (nogmaals) de aandacht vestigen op het feit dat partijen tijdens de comparitie na aanbrengen gewoon zijn overeengekomen om het (over en weer) helemaal niet meer te hebben over dit punt. [De raadsheer] stelde zelfs nog expliciet de vraag of partijen het daarover dan eens waren, waarna beide partijen instemmend reageerden.”[appellant sub 2] Holding c.s. hebben dit niet gemotiveerd betwist. Op een vraag van het hof heeft mr. Potter weliswaar verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat dit zo is gesteld en dat hij dit niet heeft bedoeld, maar [appellant sub 2] Holding c.s. hebben hier geen concrete feiten en omstandigheden tegenovergesteld.