Uitspraak
1.Het verdere geding in hoger beroep
2.De reactie van de notaris
“(….) Een kopie van haar paspoort (gebruikt voor identificatie) zat bij de stukken welke ik u ter hand heb gesteld in het kader van het royeren van de hypotheek (…)”.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een notaris. De klacht betreft de schending van de identificatieplicht zoals vastgelegd in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). De klaagster, vertegenwoordigd door haar advocaat, heeft de notaris aangeklaagd omdat deze volgens haar niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen om cliënten te identificeren. De zaak is eerder behandeld in een tussenbeslissing van het hof op 16 november 2021, waarin het hof al had aangegeven dat het van de notaris nadere informatie nodig had om te kunnen vaststellen of de identificatie van de cliënt correct was uitgevoerd.
De notaris heeft in zijn verweer aangevoerd dat de klaagster geen redelijk belang heeft bij de klacht, omdat de cliënt al eerder was geïdentificeerd en dat de notaris niet opnieuw verplicht was om deze identificatie uit te voeren. De klaagster heeft echter betoogd dat de notaris de overgangsbepaling van de Wwft niet heeft nageleefd, waardoor zij alsnog recht had op heridentificatie. Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen.
Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat de notaris aan zijn identificatieplicht heeft voldaan, omdat hij kon aantonen dat de cliënt correct was geïdentificeerd. De klacht van de klaagster is ongegrond verklaard, en het hof heeft de beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer bevestigd. Deze uitspraak benadrukt het belang van de identificatieplicht voor notarissen en de noodzaak om te voldoen aan de wettelijke vereisten in het kader van de Wwft.