ECLI:NL:GHAMS:2021:974

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 april 2021
Publicatiedatum
9 april 2021
Zaaknummer
200.282.543/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris inzake verklaring van erfrecht en volmachtverlening

In deze zaak heeft klager een klacht ingediend tegen een notaris over de wijze waarop een verklaring van erfrecht is opgesteld na het overlijden van zijn broer. Klager verwijt de notaris dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld bij de totstandkoming van deze verklaring, omdat zij op basis van informatie van de zussen van klager heeft aangenomen dat zij volmacht hadden om de nalatenschap af te wikkelen, zonder dat klager hierover was geïnformeerd of betrokken. Klager heeft op 27 augustus 2020 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in Den Bosch, die op 31 juli 2020 de klacht ongegrond had verklaard. Het hof heeft de zaak behandeld op 21 januari 2021, waarbij zowel klager als de notaris aanwezig waren. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de kamer zijn vastgesteld, en heeft de klacht van klager beoordeeld aan de hand van de Wet op het notarisambt (Wna). Het hof concludeert dat de notaris niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De notaris heeft klager weliswaar niet expliciet geïnformeerd over de mogelijkheid om de volmacht in te trekken, maar dit is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. De notaris heeft ook niet de verplichting om klager ongevraagd te informeren over de kosten, aangezien de zus van klager als opdrachtgever moet worden beschouwd. Het hof bevestigt de beslissing van de kamer en verklaart de klacht ongegrond.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.282.543/01 NOT
nummer eerste aanleg : SHE/2019/58
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 6 april 2021
inzake
[klager] ,
wonend te [woonplaats] (België),
appellant,
tegen
[notaris] ,
notaris te [plaats] ,
geïntimeerde.
Partijen worden hierna klager en de notaris genoemd.

1.De zaak in het kort

Klager verwijt de notaris dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld bij de totstandkoming van de verklaring van erfrecht in erflaters nalatenschap.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Klager heeft op 27 augustus 2020 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Den Bosch (hierna: de kamer) van 31 juli 2020 (ECLI:NL:TNORSHE:2020:18). Aanvullende gronden zijn op 18 november 2020 bij het hof ingediend.
2.2.
De notaris heeft op 2 december 2020 een verweerschrift bij het hof ingediend.
2.3.
Het hof heeft de stukken van de eerste aanleg van de kamer ontvangen.
2.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 21 januari 2021. Klager en de notaris, vergezeld van haar kantoorgenoot, zijn verschenen. Klager en de notaris hebben het woord gevoerd; klager aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.
3. Feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
De feiten in deze zaak komen neer op het volgende.
3.1.
Op 25 oktober 2018 is de heer [X] , broer van klager (hierna: erflater), overleden. Erflater heeft niet bij testament over zijn nalatenschap beschikt en op grond van de wet onder anderen klager als één van zijn erfgenamen achtergelaten.
3.2.
Op 12 november 2018 heeft mevrouw [A] , één van de zussen van klager (hierna: de zus), de notaris (die destijds toegevoegd notaris was en per 1 februari 2020 is benoemd tot notaris), opdracht gegeven naar aanleiding van erflaters overlijden een verklaring van erfrecht op te maken.
3.3.
Op 3 december 2018 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen de zus, twee andere zussen van klager (zijnde mevrouw [B] en mevrouw [C] ) en de notaris. De drie zussen (hierna: de zussen) hebben in dit gesprek aan de notaris medegedeeld dat zij namens de familie voor de afwikkeling van de nalatenschap van erflater zouden zorgdragen.
3.4.
Bij brief van 21 januari 2019 heeft de notaris klager medegedeeld dat hij voor één/dertiende gedeelte gerechtigd is in de nalatenschap van erflater. Verder heeft de notaris hem geïnformeerd over de keuze tussen verwerpen, zuiver aanvaarden of beneficiair aanvaarden van de nalatenschap en de gevolgen van de verschillende keuzemogelijkheden. Ook heeft de notaris klager op de hoogte gebracht van haar bespreking met de zussen op 3 december 2018. In de brief staat onder meer het volgende vermeld:
“Vooralsnog ben ik uitgegaan van zuivere aanvaarding van de nalatenschap, aangezien uw zussen (…) mij dat hebben aangegeven tijdens onze bespreking van 3 december 2018.
Uw genoemde zussen hebben mij gemeld dat zij mede namens u de nalatenschap zouden mogen afwikkelen, waaronder de verkoop en levering van de woning, zijnde het appartement (…), onder de voorwaarde en tegen de prijs als de gevolmachtigden raadzaam zullen achten. Hiertoe is in de verklaring een volmacht aan uw genoemde zussen opgenomen.
Indien u hierover meer informatie wenst danwel de gevolmachtigden nadere beperkingen wenst op te leggen/nadere afspraken wenst te maken verneem ik dat graag van u. Overigens zijn de gevolmachtigden slechts tezamen bevoegd en zijn zij verplicht rekening en verantwoording af te leggen over de door hen verrichte handelingen.”
Bij de brief is een “verklaring zuivere aanvaarding nalatenschap en boedelvolmacht” gevoegd.
3.5.
Vervolgens heeft klager bij e-mailbericht van 11 februari 2019 aan het kantoor van de notaris te kennen gegeven dat hij van een andere erfgenaam had gehoord dat de notaris zich bezighoudt met de afwikkeling van erflaters nalatenschap en hem in dat kader een machtigingsformulier zou hebben gestuurd. Klager heeft de notaris op de hoogte gesteld van het feit dat hij sinds 25 november 2018 geen vaste woon- of verblijfplaats heeft en dat hij geen stukken van de notaris heeft ontvangen. Klager heeft de notaris daarom zijn correspondentieadres in Nederland opgegeven. Verder heeft klager bij hetzelfde e-mailbericht een aantal vragen gesteld aan de notaris. In het e-mailbericht staat onder meer het volgende vermeld:
“Het bevreemdt mij dan ook, dat door u als notaris de erfgenamen niet bijeen zijn geroepen om te komen tot een door hen gekozen aantal personen met volmacht om de erfenis af te wikkelen. Sterker nog, dat uw als notaris enkele erfgenamen tot gemachtigden hebt verklaard zonder ruggespraak met de overige erfgenamen. Graag verneem ik op grond waarvan u e.e.a. heeft gesteld.”
3.6.
Een medewerker van de notaris heeft klager daarna per e-mailbericht van 21 februari 2019 uitgelegd dat bij het versturen van de brief van 21 januari 2019 is uitgegaan van het adres waarop klager nog steeds stond ingeschreven bij de “gemeentelijke basisadministratie”. Verder heeft de medewerker onder meer het volgende aan klager laten weten:
“De erfgenamen (…) hebben aan mij opdracht gegeven voor het opmaken van een verklaring van erfrecht. Zij hebben mij aangegeven dat zij bereid zijn om de nalatenschap met zijn 3en verder af te wikkelen.
Op basis hiervan hebben wij dit opgemaakt. Uiteraard, zoals ook in mijn schrijven is aangegeven, kunt u zelf aangeven of u hier wel of niet mee instemt.”
3.7.
Op 26 februari 2019 heeft klager het notariskantoor onaangekondigd bezocht en is hem voorgesteld een afspraak te maken voor een bespreking. Klager heeft op 28 februari 2019 een e-mailbericht gestuurd naar de notaris met dezelfde strekking als het e-mailbericht van 11 februari 2019.
3.8.
Op 12 maart 2019 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen klager en de notaris. In dit gesprek heeft de notaris de brief van 21 januari 2019 en de daarbij gevoegde stukken met klager doorgenomen. Klager heeft aangegeven de zussen geen volmacht te willen verstrekken. De notaris heeft daarom het tekstblok over de volmacht uit de verklaring van zuivere aanvaarding verwijderd, waarna klager de verklaring van zuivere aanvaarding heeft ondertekend.
3.9.
Bij e-mailbericht van 12 maart 2019 aan klager heeft de notaris de bespreking van eerder die dag samengevat. In dit e-mailbericht staat onder meer het volgende vermeld:
“Uw zussen (…) hebben ons enige weken geleden verzocht een verklaring van erfrecht op te maken met betrekking tot het overlijden van uw broer. Tevens gaven zij aan bereid te zijn de afwikkeling van de nalatenschap op zich te nemen.
Daartoe is door ons een brief met verklaring/volmacht opgemaakt, welke aan u is toegezonden op het adres waarmee u bekend bent bij de Gemeente. Wij zonden u een brief met informatie over de verschillende manieren van aanvaarden van de nalatenschap, alsmede een verklaring welke u kon tekenen indien u akkoord ging met een zuivere aanvaarding, en het geven van een volmacht aan voornoemde zussen. Waarbij uitdrukkelijk is gemeld wat de volmacht inhield en waarbij is aangegeven dat we graag vernemen indien u daarover meer informatie wenst, danwel nadere vragen/opmerkingen zou hebben.
U gaf aan de brief niet te hebben ontvangen, en geen volmacht aan uw zussen te willen geven. U wil de nalatenschap echter wel zuiver aanvaarden. Daartoe ws u zojuist op kantoor.
Ik heb daarom de brief zojuist alsnog met u doorgenomen, alles extra aan u toegelicht, en de volmacht uit uw verklaring verwijderd, waarna u de verklaring van zuivere aanvaarding heeft getekend. Een kopie van de door u getekende verklaring en de gemelde brief heb ik aan u meegegeven.
Ik heb u aldus gewezen op de gevolgen van de zuivere aanvaarding, en het feit dat u tezamen met genoemde zussen de nalatenschap dient af te wikkelen, uitgaande van het feit dat de overige erfgenamen (dan wel hun wettelijk vertegenwoordigers, indien van toepassing), hen de volmacht wel verlenen.
Wij zullen uw zussen op de hoogte stellen van het feit dat u geen volmacht heeft verleend. Na afgifte van de verklaring van erfrecht zullen wij u hierover per e-mail berichten.”
3.10.
Op 12 maart 2019 heeft klager per e-mail onder meer het volgende aan de notaris te kennen gegeven:
“Via mijn broer (…), ben ik op de hoogte gesteld dat aan (…) notarissen gevraagd is een erfverklaring te willen opmaken. Noch voor de datum van 3 december 2019[lees:
3 december 2018, hof]
, noch na deze datum hebben mijn zussen contact met mij opgenomen met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap van onze broer (…) Ik heb noch aan mijn zussen, noch aan anderen fiat gegeven om mede namens mij de nalatenschap te mogen afwikkelen. Het heeft mij in hoge mate verbaasd dat mijn zussen, zich aan de telefoon, als gemachtigden opstelden lang voordat uw brief was uitgegaan.
Ik heb in het gesprek van hedenmiddag ook aangegeven dat ik verwacht had, dat u als notaris de erfgenamen bijeen had geroepen om op uw kantoor de erfverklaring te tekenen en om in onderling overleg te komen tot een door de erfgenamen gekozen aantal personen met volmacht om de erfenis af te wikkelen.”
3.11.
Op 10 mei 2019 is de verklaring van erfrecht opgemaakt. Op basis van deze verklaring is klager tezamen met de zussen bevoegd om de nalatenschap van erflater af te wikkelen. Bij brief van 16 mei 2019 heeft de notaris een afschrift van de verklaring van erfrecht aan klager toegezonden en hem medegedeeld dat de door de andere erfgenamen gevolmachtigde zussen eveneens een afschrift hebben ontvangen, alsmede de daarop betrekking hebbende declaratie.
3.12.
Bij e-mailbericht van 18 november 2019 heeft de zus onder meer het volgende aan de notaris bericht:
“Ik ga binnenkort over op uitkeren van de erfenis.
Nu ben ik met het financiële gedeelte bezig, en ik zie in de rekening van (…) notarissen, dat er voor 5 erfgenamen kosten in rekening voor beneficiaire aanvaardingen is gebracht.
4 erfgename hebben beneficiair aanvaard, geen 5 erfgenamen.
Ik moet financieel alles kloppend maken in overzicht voor de erfgenamen.
Zou u dit voor mij aub na willen kijken in uw dossier.”
3.13.
Bij e-mailbericht van 21 november 2019 heeft een medewerker van de notaris het volgende geantwoord aan de zus:
“De extra kosten hebben betrekking op de verklaringen die ik heb aangepast. Er zijn 4 aanvaardingen aangepast van een zuivere aanvaarding naar een beneficiaire aanvaarding en er is nog 1 aanvaarding aangepast, aangezien we de volmacht hebben verwijderd.”

4.Standpunt van klager

4.1.
De klacht valt in de kern uiteen in de volgende onderdelen.
1) De notaris is er op basis van informatie van de zussen en zonder ruggespraak met de overige erfgenamen ten onrechte van uitgegaan dat alle overige erfgenamen de zussen volmacht wilden geven om erflaters nalatenschap af te wikkelen. De notaris heeft de overige erfgenamen ook niet geïnformeerd over de gevolgen van de volmacht en over de mogelijkheid om de volmacht in te trekken. De notaris had alle erfgenamen bij elkaar moeten roepen, zodat zij gezamenlijk overeenstemming hadden kunnen bereiken over de vraag wie erflaters nalatenschap namens hen zou(den) mogen afwikkelen.
2) De notaris heeft nagelaten een opdrachtbevestiging aan klager toe te zenden, klager vooraf te infomeren over de te verrichten werkzaamheden en de daarmee gepaard gaande kosten en hem een declaratie toe te zenden.
4.2.
Naast gegrondverklaring van de hierboven genoemde klachtonderdelen heeft klager in eerste aanleg de kamer verzocht om de notaris “aan te sporen’’ in rekening gebrachte extra kosten aan hem terug te betalen.

5.Beoordeling

5.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht niet-ontvankelijk verklaard voor zover deze ziet op het onder 4.2. vermelde verzoek en de klacht voor het overige ongegrond verklaard.
5.2.
In het tuchtrecht dient te worden beoordeeld of de notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De tuchtrechter toetst of het handelen van de notaris in strijd is met het bepaalde in de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) en andere toepasselijke bepalingen. De Wna voorziet niet in de door klager verzochte veroordeling van de notaris tot vergoeding van de onder 4.2. genoemde kosten. Het hof sluit zich op dit punt aan bij het oordeel van de kamer dat dit verzoek van klager niet-ontvankelijk is.
Klachtonderdeel 1
5.3.
Het hof stelt voorop dat niet is gesteld of gebleken dat klager bevoegd is om mede namens andere erfgenamen deze klacht in te dienen. Dit betekent dat enkel de positie van klager in ogenschouw wordt genomen. Evenals de kamer is het hof van oordeel dat de notaris met haar handelwijze, zoals weergegeven in rechtsoverweging 4.5 van de beslissing van de kamer, niet tekort is geschoten in haar informatie- en belehrungsplicht in de zin van artikel 43 Wna. Het hof verenigt zich met de gronden waarop dat oordeel berust en maakt deze tot de zijne. Wel kan aan klager worden toegegeven dat de brief van 21 januari 2019 van de notaris niet uitblinkt door helderheid. Met name de passage die in het feitenoverzicht is weergegeven onder 3.4. is, zeker voor een niet-jurist, onduidelijk. Door de woordkeuze van de notaris lijkt het alsof op dat moment al vaststond dat de volmacht aan de zussen was verleend. In de brief wordt niet uitdrukkelijk vermeld dat klager de volmacht niet hoeft te verlenen en dat hij, in het geval van verlening, deze later kan intrekken. De notaris heeft klager bij de brief weliswaar de mogelijkheid geboden tot het stellen van vragen, maar daarmee is het initiatief om informatie te verkrijgen bij klager neergelegd. Het was beter geweest als de notaris haar brief zo had geformuleerd dat het begrijpelijk was voor klager wat zijn (juridische) positie was met betrekking tot de volmachtverlening aan de zussen. Dat de notaris dit heeft nagelaten, is echter niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. De kamer heeft dan ook terecht dit klachtonderdeel ongegrond verklaard.
Klachtonderdeel 2
5.4.
Ten aanzien van dit klachtonderdeel heeft de kamer vastgesteld dat de zus van klager aan de notaris de opdracht heeft gegeven de verklaring van erfrecht inzake het overlijden van erflater op te maken. Omdat de zus van klager als opdrachtgever van de notaris moet worden beschouwd, rustte op de notaris naar het oordeel van de kamer niet de verplichting om klager – ongevraagd – een (kopie van de door de zus getekende) opdrachtbevestiging toe te zenden, klager vooraf te informeren over de te verrichten werkzaamheden en de daarmee gepaard gaande kosten.
Het hof verenigt zich ook met dit oordeel van de kamer en de gronden waarop het berust, en maakt deze tot de zijne. Bovendien heeft de notaris ter zitting in hoger beroep verklaard dat zij, nadat de verklaring van erfrecht was afgegeven, een afschrift daarvan aan klager heeft toegestuurd met een kopie van de nota. Klager heeft dat niet weersproken. Als klager vragen had over de in rekening gebrachte kosten, had het op zijn weg gelegen daarover contact op te nemen met de notaris. Ook dit klachtonderdeel is dus terecht ongegrond verklaard.

6.Beslissing

Het hof:
bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.W.M. Tromp, A.D.R.M. Boumans en
J.L.G.M. Mertens en in het openbaar uitgesproken op 6 april 2021 door de rolraadsheer.