ECLI:NL:GHAMS:2021:943

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 maart 2021
Publicatiedatum
6 april 2021
Zaaknummer
23-003022-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep voor poging tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan politieambtenaar

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een politieambtenaar, [verbalisant], tijdens een incident op 26 juni 2019. De verdachte had de arm van de verbalisant vastgepakt en was vervolgens met zijn auto weggereden, waarbij de verbalisant mogelijk klem kwam te zitten. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van vier maanden geëist.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 25 februari 2021 heeft het hof de zaak opnieuw onderzocht. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de arm van de verbalisant klem had gezeten tussen de auto van de verdachte en de portier. De beelden die tijdens de zitting werden bekeken, toonden aan dat de portier open was en dat er geen sprake kon zijn van klem zitten. Het hof oordeelde dat de handelingen van de verdachte, hoewel gevaarzettend, niet voldoende waren om opzet op letsel aan te nemen.

Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van zowel de primaire als de subsidiaire tenlastelegging. Tevens werd de vordering van de benadeelde partij, [verbalisant], tot schadevergoeding afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het handelen dat de schade zou hebben veroorzaakt. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting en de voorzitter en de jongste raadsheer waren buiten staat om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003022-19
datum uitspraak: 11 maart 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 7 augustus 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-669059-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 februari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 26 juni 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om aan een (politie)ambtenaar, [verbalisant], gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten het surveilleren in burger en/of het staande houden van verdachte, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
terwijl hij door die [verbalisant] bij zijn arm werd vastgepakt en/of vastgehouden, hij zijn arm (krachtig) terugtrok, waardoor die [verbalisant] in zijn (verdachtes) auto werd getrokken, en/of hij zijn (verdachtes) portier dicht heeft getrokken en/of waardoor die [verbalisant] klem kwam te zitten en/of hij zijn (verdachtes) voertuig heeft gestart en/of gas heeft gegeven en/of is opgetrokken en/of is weg gereden en/of die [verbalisant] (aldus) mee heeft gesleept en/of meegesleurd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 26 juni 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een (politie)ambtenaar, [verbalisant], gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, te weten het surveilleren en/of het staande houden van verdachte,
heeft mishandeld door:
terwijl hij door die [verbalisant] bij zijn arm werd vastgepakt en/of vastgehouden, hij zijn arm (krachtig) terugtrok, waardoor die [verbalisant] in zijn (verdachtes) auto werd getrokken, en/of hij zijn (verdachtes) portier dicht heeft getrokken en/of waardoor die [verbalisant] klem kwam te zitten en/of hij zijn (verdachtes) voertuig heeft gestart en/of gas heeft gegeven en/of is opgetrokken en/of is weg gereden en/of die [verbalisant] (aldus) mee heeft gesleept en/of meegesleurd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van voorarrest.

Vrijspraak

Het hof neemt als uitgangspunt dat voor een bewezenverklaring van het primair dan wel subsidiair ten laste gelegde met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid moet kunnen worden vastgesteld dat op het moment dat de verdachte met zijn auto weg reed, (de arm van) aangever [verbalisant] klem zat tussen de linker voordeur van genoemde auto en de bijbehorende sponning en [verbalisant] dientengevolge is meegesleurd/gesleept. Dit is naar het oordeel van het hof namelijk de kern van het aan de verdachte gemaakte verwijt. Het hof is echter van oordeel dat noch het procesdossier, noch hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep is verhandeld, noch de ter terechtzitting bekeken beelden voldoende aanknopingspunten bieden voor een dergelijke vaststelling. Het hof heeft bij het bekijken van de beelden namelijk waargenomen dat het linker voorportier tijdens het wegrijden zodanig was geopend en geopend is gebleven dat van klem zitten (van de arm) van aangever geen sprake kan zijn geweest. Wat wel kan worden vastgesteld, namelijk dat de verbalisant de arm van de verdachte vastpakte, en dat de verdachte vervolgens wegreed, levert – hoewel gevaarzettend -geen handelingen op waaruit opzet op het toebrengen van letsel door de verdachte kan worden afgeleid.
Naar het oordeel van het hof kan derhalve niet wettig en overtuigend worden bewezen hetgeen de verdachte primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [verbalisant] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding wegens immateriële schade. Deze bedraagt € 495,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. Uit het e-mailbericht van de benadeelde partij aan het slachtofferloket van het openbaar ministerie van 31 maart 2020 begrijpt het hof dat de benadeelde partij de vordering in hoger beroep handhaaft.
Het hof oordeelt als volgt. De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het primair dan wel subsidiair tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [verbalisant]
Verklaart de benadeelde partij [verbalisant] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M.P. Geelhoed, mr. C.J. van der Wilt en mr. A.M. A. Keulen, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 maart 2021.
De voorzitter en de jongste raadsheer zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]