Het hof overweegt als volgt.
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is het volgende gebleken. In de relatie van de vrouw en de man is sprake geweest van huiselijk geweld. De man is bovendien strafrechtelijk veroordeeld voor in 2014 gepleegde mishandeling van de vrouw en brandstichting bij haar ouders. Jeugdbescherming is al sinds 2013 betrokken bij het gezin en partijen zijn sinds hun relatiebreuk in 2013/2014 in gerechtelijke procedures verwikkeld die in hoofdzaak draaien om de omgang tussen [de minderjarige] en de man. De man ontkent met klem iets te maken te hebben met de recente sabotage van de auto’s van de vrouw en de huisvriend. Wel is hij inmiddels bereid om oprecht en volledig zijn spijt te betuigen voor de mishandeling en brandstichting in 2014, zo heeft hij ter zitting in hoger beroep verklaard. De vrouw heeft echter geen enkel vertrouwen in de man, verdenkt hem ervan recent opnieuw misdrijven jegens haar en/of een vriend van haar te hebben gepleegd en gelooft niet zonder meer dat de man oprecht spijt heeft van zijn daden in 2014. Partijen hebben zich ondanks deze enorme tegenstellingen onlangs aangemeld voor strafrechtelijke mediation, hetgeen een eerste stap in de goede richting is om de verhoudingen te normaliseren. Hiermee stellen zij de belangen van een evenwichtiger ontwikkeling van [de minderjarige] voorop. Voor hem dienen zij immers een situatie te creëren waarin hij met toestemming van beide ouders met de andere ouder contact kan hebben en een band kan opbouwen. Daartoe zullen beiden moeten werken aan herstel van vertrouwen in de andere ouder.
[de minderjarige] is opgegroeid met veel onveiligheid en instabiliteit in de opvoedsituatie. Zijn vader is in verband met de turbulente relatie tussen de ouders gedetineerd geweest. Hoewel [de minderjarige] traumagerelateerd gedrag liet zien en ook problemen op school had, blijkt uit de eindevaluatie van de ambulante Jeugdhulp van Parlan dat voorafgaand aan de detentie van de man geen zorgsignalen naar voren zijn gekomen in de thuissituatie bij de man, dat de omgang tussen [de minderjarige] en de man gezellig en ontspannen verliep en dat de man goed aansloot bij [de minderjarige] . Ook waren de contacten tussen [de minderjarige] en zijn grootouders van vaderskant goed. Spanning bij [de minderjarige] en de ouders ontstond als afspraken onduidelijk waren of niet consequent werden nagekomen. Voorts blijkt uit het verslag van Jeugdbescherming van 15 januari 2020 dat de therapeute van [de minderjarige] , [X] , in april 2019 heeft gemeld dat [de minderjarige] vreselijk bang is dat zijn vader hem vergeet, dat hij zijn vader vreselijk mist en dat het contact met de therapeut hem daaraan doet denken. [X] is de therapie daarom gestopt. Altra heeft vervolgens benadrukt dat er een vorm van contact tussen [de minderjarige] en de man moet zijn. Contactherstel is niet opgestart. De vrouw heeft in juli 2019 een interview aan ‘ [tijdschrift] ’ gegeven waarin zij de man van excessief geweld beschuldigt. Dit is belastend voor [de minderjarige] . Hij, zijn vriendjes en schoolgenoten kunnen dit lezen. Voor [de minderjarige] is het dan bijna onmogelijk om zijn vader nog lief te vinden. De GI heeft getracht uitvoering te geven aan de beschikking van de rechtbank van 28 augustus 2019 (zie 3.8), maar ondervond daarbij forse tegenwerking van de vrouw, ook voor wat betreft het leggen van contact met [de minderjarige] .
Nadat de GI een plan van aanpak had opgesteld om het contact tussen [de minderjarige] en de man te herstellen onder begeleiding van Family Support, heeft de vrouw in december 2019 aangifte gedaan van mishandeling van [de minderjarige] door de man. De vrouw heeft niet meegewerkt aan het plan van aanpak en de hulpverlening is gestagneerd. Omdat de GI zich zorgen maakte over het ontbreken van zicht op de veiligheid en ontwikkeling van [de minderjarige] , heeft de reeds ingeschakelde raad besloten het onderzoek uit te breiden.
De raad constateert in het rapport van juli 2020 dat [de minderjarige] na een periode van probleemgedrag inmiddels een zeer positieve ontwikkeling doormaakt op zijn huidige school. Hij heeft een liefdevolle relatie met de vrouw en heeft in het verleden goed contact met de man gehad. Er zijn geen zorgen over de rol van de vrouw als opvoeder, maar wel zorgen over de belastbaarheid en draagkracht van de vrouw, met name als de man in beeld is. Door haar gebrek aan inzet en een verstoorde relatie met de gezinsmanager is hulpverlening niet van de grond gekomen en is de omgangsregeling na de detentie van de man niet hervat.
De man maakt een betrokken indruk en heeft de wens dat [de minderjarige] niet langer belast wordt door de strijd van de ouders. De man heeft voldoende draagkracht, werkt mee met de hulpverlening en er zijn geen zorgen over hem als opvoeder. Een belemmering vormt de overtuiging van de man dat er geen huiselijk geweld heeft plaatsgevonden, zelfs ondanks zijn veroordeling. De raad is van mening dat de man onvoldoende oog heeft voor de zorgen en emoties van de vrouw en haar onvoldoende de erkenning geeft die zij nodig heeft om zich te kunnen richten op de toekomst.
De indruk van de raad is dat [de minderjarige] ten aanzien van de man niet altijd over zijn eigen ervaringen spreekt en dat het langdurige ontbreken van contact tussen hem en de man heeft geleid tot een onevenwichtig beeld van zijn vader. [de minderjarige] krijgt mogelijk onvoldoende emotionele toestemming van de vrouw om contact te hebben met de man, de angsten van [de minderjarige] zijn mogelijk versterkt door de angsten van de vrouw en er is sprake van een loyaliteitsconflict. Voor het welbevinden van [de minderjarige] , zijn identiteitsontwikkeling en relatievorming is het van belang dat zijn beeld van en band met zijn vader kan ontwikkelen. De raad ziet ondanks alles draagkracht en veerkracht bij hem en acht het opmerkelijk dat [de minderjarige] ook tijdens het raadsonderzoek nog een positieve ervaring met de man kon noemen. De raad adviseert de omgang op korte termijn op te starten in een gestructureerde omgeving waar hulpverlening aanwezig is en acht de module contactherstel van het CRvT daarvoor geschikt.
De raad adviseert de omgang niet te ontzeggen en een omgangsregeling vast te stellen van op termijn om het weekend van vrijdag uit school tot maandag naar school.