Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het beklag
[beklaagden](hierna: beklaagden) ter zake van meineed.
Gerechtshof Amsterdam
Op 15 maart 2021 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak met rekestnummer K20/230203, waarin klaagster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.J.E.J. Coenraad, een beklag indiende tegen de beslissing van de officier van justitie om geen strafvervolging in te stellen tegen de beklaagden wegens meineed. Het hof ontving het klaagschrift op 13 mei 2020 en heeft op 20 januari 2021 een verslag van de advocaat-generaal ontvangen, waarin werd geadviseerd het beklag af te wijzen. Tijdens de behandeling in raadkamer op 10 maart 2021 heeft klaagster haar beklag toegelicht, maar de advocaat-generaal vond geen aanleiding om de conclusie in het verslag te herzien.
De zaak betreft een eerdere veroordeling van de ex-man van klaagster door de rechtbank Noord-Holland voor ontvoering van hun dochters naar Egypte. Klaagster beschuldigt de beklaagden van het afleggen van valse verklaringen onder ede, die zij zouden hebben gedaan op verzoek van hun broer. Het hof heeft vastgesteld dat voor een bewezenverklaring van meineed niet alleen een aangifte vereist is, maar ook voldoende steunbewijs uit andere bronnen. Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is voor zowel de valsheid van de verklaringen als het opzet van de beklaagden om een valse verklaring af te leggen.
Het hof heeft overwogen dat de verklaringen van de beklaagden niet noodzakelijkerwijs in strijd met de waarheid zijn en dat er geen bewijs is dat zij op de hoogte waren van de onjuistheid van hun verklaringen. Gezien deze overwegingen heeft het hof geoordeeld dat er geen goede redenen zijn om tot vervolging over te gaan. Het beklag is ongegrond verklaard en het hof heeft het beklag afgewezen, zonder dat er rechtsmiddelen openstaan tegen deze beschikking.