ECLI:NL:GHAMS:2021:641

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 maart 2021
Publicatiedatum
9 maart 2021
Zaaknummer
200.280.621/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herzieningsverzoek van notaris inzake tuchtrechtelijke maatregel en feitelijke grondslag

In deze zaak heeft de notaris een herzieningsverzoek ingediend tegen een eerdere beslissing van het Gerechtshof Amsterdam, waarin een klacht van verweerder tegen de notaris gegrond werd verklaard. De klacht betrof de onzorgvuldige afhandeling van een onroerendgoedtransactie. De notaris stelde dat de beslissing van het hof berustte op een ondeugdelijke feitelijke grondslag, omdat de koper akkoord was gegaan met een uitstel van het transport. Het hof heeft de zaak behandeld op 21 januari 2021, waarbij zowel de notaris als de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren.

De oorspronkelijke klacht was ingediend door verweerder bij de kamer voor het notariaat in Arnhem-Leeuwarden, die de klacht in 2019 ongegrond verklaarde. Verweerder ging in hoger beroep, waarna het hof in maart 2020 de notaris een waarschuwing oplegde en haar verplichtte tot betaling van kosten. In het herzieningsverzoek voerde de notaris aan dat er nieuwe feiten waren die niet bekend waren voor de uitspraak, maar het hof oordeelde dat de aangevoerde gronden niet voldeden aan de cumulatieve vereisten voor herziening. Het hof concludeerde dat de notaris niet voldoende had onderbouwd dat de eerdere beslissing op een evidente misslag berustte.

Uiteindelijk heeft het hof het herzieningsverzoek afgewezen, waarbij het benadrukte dat de notaris niet had aangetoond dat de eerdere beslissing op basis van nieuwe feiten of omstandigheden herzien kon worden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 16 maart 2021.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.280.621/01 NOT
zaaknummer bestreden beslissing: 200.261.114/01 NOT
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 16 maart 2021
inzake
[notaris] ,
notaris te [plaats] ,
notaris,
gemachtigde: mr. B. ten Doesschate, advocaat te Rotterdam,
tegen
[verweerder] ,
wonend te [woonplaats] ,
verweerder,
gemachtigde: [gemachtigde]

1.Het verzoek en het verloop van het geding

1.1.
Bij verzoekschrift van 24 juni 2020 (met bijlagen) heeft verzoekster (hierna: de notaris) verzocht om herziening van de beslissing van dit hof van 24 maart 2020 (ECLI:NL:GHAMS:2020:1031).
1.2.
Verweerder heeft op 22 september 2020 een verweerschrift met een productie bij het hof ingediend.
1.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 21 januari 2021. De notaris, vergezeld van haar kantoorgenoot, kandidaat-notaris [kandidaat-notaris] en haar gemachtigde, en de gemachtigde van verweerder, vergezeld van de ouders van verweerder zijn verschenen. De gemachtigden hebben het woord gevoerd, aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnota’s.

2.De oorspronkelijke klacht en de beslissing

Het gaat in deze zaak om het volgende.
2.1.
In november 2018 heeft verweerder bij de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) een klacht ingediend tegen de notaris, – kort gezegd – inhoudende dat de notaris onzorgvuldig heeft gehandeld bij de be- en afhandeling van een onroerendgoedtransactie.
2.2.
Bij beslissing van 23 mei 2019 (ECLI:NL:TNORARL:2019:38) heeft de kamer de klacht in al haar onderdelen ongegrond verklaard.
2.3.
Op 20 juni 2019 heeft verweerder tegen voormelde beslissing van de kamer hoger beroep ingesteld. Bij beslissing van 24 maart 2020 heeft dit hof klachtonderdeel ii gegrond verklaard en de overige klachtonderdelen ongegrond verklaard. Aan de notaris is de maatregel van waarschuwing opgelegd. Bij dezelfde beslissing heeft het hof de notaris veroordeeld tot betaling van de kosten van behandeling van de klacht in hoger beroep ad € 3000,- alsmede tot de betaling aan verweerder van zijn kosten in hoger beroep (totaal € 100,-).

3.Herzieningsverzoek

De notaris heeft aan haar herzieningsverzoek het volgende ten grondslag gelegd.
3.1.
De beslissing van het hof berust op een ondeugdelijke feitelijke grondslag voor zover de klacht tegen de notaris gegrond is verklaard. Het oordeel van het hof dat de notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, is gebaseerd op de feitelijke grondslag dat, kort gezegd, de koper het uitstel van het transport met 14 dagen tot
17 april 2018 niet had geaccordeerd. Met dit uitstel was koper van tevoren echter wel akkoord gegaan. Dit valt af te leiden uit de e-mail van de makelaar van 28 maart 2018, die is overgelegd als onderdeel van het verweerschrift van de notaris in eerste instantie. Daarin schrijft de makelaar aan de notaris:
Zowel de verkopers als de koper zijn akkoord met de overdracht op 17 april.
3.2.
Indien en voor zover een verzoek tot herziening slechts kan worden ingewilligd indien is voldaan aan de voorwaarde dat het verzoek is gebaseerd op feiten en/of omstandigheden die bij de notaris voor de uitspraak niet bekend waren, behoort met het oog op de eisen van behoorlijk tuchtprocesrecht die voorwaarde in de onderhavige zaak niet te gelden. In dit geval is de bijzondere omstandigheid dat uit de beslissing van het hof waarvan de notaris herziening vraagt op geen enkele wijze blijkt dat het hof kennis heeft genomen van het e-mailbericht van de makelaar van 28 maart 2018.
3.3.
Voor de notaris heeft bovendien als nieuw feit te gelden de in het e-mailbericht van 4 juni 2020 neergelegde verklaring van de bestuurder van de koper (productie 2 bij verzoekschrift). Hierin schrijft hij dat de koper, ondanks het feit dat zij akkoord was gegaan met het uitstel tot 17 april 2018, verkoper alsnog in gebreke heeft gesteld om de druk op de ketel te houden, ter voorkoming van een verdere vertraging na 17 april 2018.

4.Standpunt van verweerder

Verweerder stelt zich op het standpunt dat een herzieningsverzoek uitsluitend kan worden ingewilligd indien sprake is van een evidente misslag. In dit geval is dat niet aan de orde. Het feit dat de koper akkoord is gegaan met de nieuwe transportdatum, betekent niet dat partijen zich niet bewust waren van de door de notaris gemaakte fout. Het is ongeloofwaardig dat de bestuurder van de koper meer dan twee jaar na dato een briefje schrijft, waarin hij stelt dat hij wel akkoord is gegaan met een uitstel tot 17 april 2018.

5.Beoordeling

5.1.
Het hof overweegt als volgt. Volgens vaste rechtspraak kan op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden beslissing worden herzien op grond van nauwkeurig omschreven feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak;
b. bij verzoek(st)er vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn;
c. ingeval zij bij de tuchtrechter vóór de uitspraak bekend zouden zijn geweest, het ernstige vermoeden rechtvaardigen dat de tuchtrechter tot een andere beslissing zou zijn gekomen.
Deze vereisten zijn cumulatief.
5.2.
De onder 3.1. aangevoerde grondslag, te weten de beweerdelijk ondeugdelijke feitelijke grondslag is geen herzieningsgrond in de zin van de hiervoor onder 5.1. onder sub a., b. en c. genoemde cumulatief geldende criteria. Dit betoog kan daarom niet tot herziening leiden.
Ten overvloede overweegt het hof nog als volgt. De e-mail van 28 maart 2018 is afkomstig van de makelaar van de verkopers, die dus niet namens de koper optrad. De notaris heeft bij de kamer en/of het hof deze e-mail niet genoemd in haar processtukken – de e-mail is enkel bijgevoegd bij haar brief van 29 oktober 2018, die als bijlage 6 bij verweerschrift in eerste aanleg is overgelegd − of ter zitting. Het had echter op haar weg gelegen gemotiveerd toe te lichten dat zij uit deze e-mail, die niet door of namens de koper geschreven was, redelijkerwijs mocht begrijpen dat de koper instemde met uitstel van de overdracht en geen aanspraak zou maken op de overeengekomen boete bij verzuim.
5.3.
De onder 3.2. opgeworpen stelling van de notaris dat de hiervoor genoemde voorwaarden voor herziening op grond van bijzondere omstandigheden niet hebben te gelden is onvoldoende onderbouwd en vindt overigens geen steun in het recht. De door de notaris aangevoerde omstandigheden rechtvaardigen geen uitzondering op de onverkorte toepassing van de op basis van vaste rechtspraak ontwikkelde criteria voor herziening. Dit betekent dat ook deze herzieningsgrond tevergeefs wordt voorgesteld.
5.4.
Ook de onder 3.3. genoemde omstandigheid kan niet leiden tot herziening. De notaris verwijst naar de in het e-mailbericht van 4 juni 2020 neergelegde verklaring van de bestuurder van de koper waarin onder andere staat: “
(….) voor de goede orde bevestig ik hierbij dat ik, als enig bestuurder van koper (..) destijds inderdaad akkoord ben gegaan met het uitstel van de levering van het pand (…) tot 17 april 2018 (…)”.Nu dit bericht dateert van na de onderhavige beslissing, kan dit niet als een nieuw feit worden aangemerkt, daargelaten of voldaan is aan de hierboven onder 5.1. sub b. en sub c. genoemde vereisten.
5.5.
De slotsom is dat de opgeworpen herzieningsgronden geen doel treffen. Het herzieningsverzoek zal worden afgewezen.

6.Beslissing

Het hof wijst het herzieningsverzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.W.M. Tromp, A.R Sturhoofd en
J.L.G.M. Mertens en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2021 door de rolraadsheer.