In deze zaak heeft de notaris een herzieningsverzoek ingediend tegen een eerdere beslissing van het Gerechtshof Amsterdam, waarin een klacht van verweerder tegen de notaris gegrond werd verklaard. De klacht betrof de onzorgvuldige afhandeling van een onroerendgoedtransactie. De notaris stelde dat de beslissing van het hof berustte op een ondeugdelijke feitelijke grondslag, omdat de koper akkoord was gegaan met een uitstel van het transport. Het hof heeft de zaak behandeld op 21 januari 2021, waarbij zowel de notaris als de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren.
De oorspronkelijke klacht was ingediend door verweerder bij de kamer voor het notariaat in Arnhem-Leeuwarden, die de klacht in 2019 ongegrond verklaarde. Verweerder ging in hoger beroep, waarna het hof in maart 2020 de notaris een waarschuwing oplegde en haar verplichtte tot betaling van kosten. In het herzieningsverzoek voerde de notaris aan dat er nieuwe feiten waren die niet bekend waren voor de uitspraak, maar het hof oordeelde dat de aangevoerde gronden niet voldeden aan de cumulatieve vereisten voor herziening. Het hof concludeerde dat de notaris niet voldoende had onderbouwd dat de eerdere beslissing op een evidente misslag berustte.
Uiteindelijk heeft het hof het herzieningsverzoek afgewezen, waarbij het benadrukte dat de notaris niet had aangetoond dat de eerdere beslissing op basis van nieuwe feiten of omstandigheden herzien kon worden. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 16 maart 2021.