Het hof overweegt als volgt. Voor gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over het kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen, zodanig dat het kind niet klem of verloren raakt tussen de ouders. Uit het bovenstaande volgt dat een gebrekkige communicatie tussen ouders in beginsel geen beletsel hoeft te vormen voor een gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag, zolang dit maar niet ten koste gaat van, of schadelijk is voor de minderjarige.
Hoewel buiten kijf staat dat de communicatie tussen de ouders moeizaam verloopt en zij er (nog) niet in zijn geslaagd om onder begeleiding van de hulpverlening afspraken over [de minderjarige] te maken, is het hof van oordeel dat onvoldoende gronden aanwezig zijn voor de conclusie dat zij niet in staat zullen zijn om (op termijn) in gezamenlijk overleg beslissingen van enig belang over [de minderjarige] te kunnen nemen. Het is het hof duidelijk geworden dat [de minderjarige] een goede band met beide ouders heeft. De vader wil als ouder een belangrijke rol in zijn leven spelen en heeft naar het oordeel van het hof afdoende laten zien dat hij bereid is om hulpverlening te aanvaarden bij het verbeteren van de communicatie tussen de ouders en het opbouwen van de omgang met [de minderjarige] . De ouders zijn voorts in staat gebleken om in de afgelopen periode in onderling overleg afspraken te maken over het contact en de omgang tussen de vader en [de minderjarige] . Zo hebben de ouders ter zitting in eerste aanleg afspraken gemaakt over de opbouw van de omgang en hebben zij, toen bleek dat de vader vanwege het coronavirus geen fysieke omgang met [de minderjarige] wilde hebben, afspraken gemaakt over skypecontact tussen hen. Verder is gebleken dat [de minderjarige] zich goed ontwikkelt, zoals de raad ter zitting naar voren heeft gebracht. Dat de communicatie tussen de ouders, zoals de vrouw stelt, niet beperkt is tot overleg over [de minderjarige] , maar de man zich ook uitlaat over de vrouw en haar dochter uit een eerdere relatie, bemoeilijkt hun onderlinge communicatie. Het hof benadrukt dat de man zich in het belang van [de minderjarige] moet onthouden van eventuele uitlatingen over zaken die het privéleven van de vrouw betreffen; de onderlinge communicatie tussen de ouders zal om strubbelingen te voorkomen uitsluitend op de invulling van hun gezamenlijk ouderschap over [de minderjarige] betrekking mogen hebben. Niet aannemelijk is geworden dat de problemen die er zijn in de onderlinge communicatie van de ouders een zodanig negatieve weerslag op [de minderjarige] hebben dat sprake is van een onaanvaardbaar risico dat hij bij toewijzing van het verzoek tot gezamenlijk gezag klem of verloren raakt tussen de ouders. In het licht van hetgeen de man daarover ter zitting in hoger beroep heeft verklaard, heeft de vrouw haar stelling, dat de man, in het geval er belangrijke beslissingen over [de minderjarige] moeten worden genomen, niet bereid zal zijn tot overleg met haar en tot het verlenen van de benodigde toestemming, onvoldoende onderbouwd.
Evenmin is gebleken dat afwijzing van het verzoek van de vader anderszins noodzakelijk is in het belang van [de minderjarige] . De vrouw stelt dat de man meerdere malen heeft gedreigd om [de minderjarige] mee te nemen naar zijn geboorteland (Ghana) en dat hij niet duidelijk is over zijn toekomstige verblijf in Nederland. De man heeft ter zitting toegelicht dat hij weliswaar van medio januari tot begin maart 2021 in Ghana zal verblijven in verband met familiebezoek, maar dat hij daarna naar Nederland zal terugkeren om hier een bestaan op te bouwen. Daarnaast heeft de man gesteld dat hij, op het moment dat de in 2017 aan de man verstrekte verblijfsvergunning verloopt (2022), gerechtigd is om voor onbepaalde tijd in Nederland te blijven. De vrouw heeft hiertegenover haar stelling niet nader onderbouwd, zodat zij hierin niet kan worden gevolgd. Ook is niet gebleken van concrete aanwijzingen dat de man [de minderjarige] zonder toestemming van de vrouw mee zal nemen naar Ghana.
Het voorgaande leidt ertoe dat naar het oordeel van het hof onvoldoende gronden bestaan voor afwijzing van het verzoek van de man om de ouders gezamenlijk te belasten met het gezag over [de minderjarige] . De bestreden beschikking zal in zoverre worden bekrachtigd.
Het hof benadrukt dat beide ouders zich er in het belang van [de minderjarige] tot het uiterste voor zullen moeten (blijven) inspannen om, zo nodig met hulp van derden, hun onderlinge communicatie over de invulling van hun ouderschap te verbeteren en in onderling overleg afspraken over [de minderjarige] te maken.