ECLI:NL:GHAMS:2021:581

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 maart 2021
Publicatiedatum
2 maart 2021
Zaaknummer
K20/230345
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over beklag inzake groepsbelediging en aanzetten tot haat in het kader van een satirisch radioprogramma

Op 2 maart 2021 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een beklagprocedure met rekestnummer K20/230345. Het beklag was ingediend door een aantal klagers tegen de beslissing van de officier van justitie om geen strafvervolging in te stellen tegen de beklaagde, die een satirisch lied had uitgezonden in zijn radioprogramma. Het hof heeft vastgesteld dat de uitlatingen in het lied op zichzelf beledigend zijn, maar dat de context van satire het beledigende karakter wegneemt. De beklaagde, een DJ, had in zijn programma het zogenaamde 'Coronalied' gezongen, waarin hij op satirische wijze reageerde op de coronamaatregelen en de rol van Chinees eten daarin. Het hof heeft de drie vragen van het toetsingskader voor groepsbelediging beoordeeld en geconcludeerd dat de strafrechter niet tot een veroordeling zou komen. Ook voor de beschuldiging van aanzetten tot haat, discriminatie of geweld kon het hof geen opzet van de beklaagde vaststellen. Het hof heeft daarom het beklag ongegrond verklaard en de beslissing van de officier van justitie bevestigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

BEKLAGKAMER
Beschikking op het beklag met het rekestnummer K20/230345 van
[klager 1]
[klager 2]
[klager 3]
[klager 4]
[klager 5]
[klager 6]
[klager 7]
[klager 8]
[klager 9]
[klager 10]
[klager 11]
[klager 12]
[klager 13]
[klager 14]
woonplaats kiezende aan het kantooradres van de gemachtigde: prof. mr. [gemachtigde ] , (Vrije Universiteit Amsterdam).

1.Het beklag

Het hof heeft op 25 augustus 2020 het klaagschrift ontvangen. Het beklag richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam om geen strafvervolging in te stellen tegen
[beklaagde](hierna: beklaagde) ter zake van groepsbelediging en aanzetten tot haat, discriminatie of geweld.

2.Het verslag van de advocaat-generaal

Bij verslag van 7 januari 2021 heeft de advocaat-generaal het hof in overweging gegeven het beklag, voor zover klagers al ontvankelijk zijn, ongegrond te verklaren.

3.De voorhanden stukken

Het hof heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift;
- het verslag van de advocaat-generaal;
- het dossier van de politie;
- het ambtsbericht van de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam van 30 september 2020.

4.Ontvankelijkheid klagers

Door de advocaat-generaal is uiteengezet dat een aantal van de klagende verenigingen en stichtingen niet ontvankelijk zijn in hun klacht. Er is namelijk niet gebleken van een rechtsgeldig bestuursbesluit om professor [gemachtigde ] te machtigen om namens hen het klaagschrift in te dienen.
Het hof overweegt het volgende. Bij een groot aantal klagers speelt deze kwestie niet, waardoor het hof hoe dan ook toekomt aan de inhoudelijke behandeling van de klacht zoals ingediend door de gemachtigde. Gelet daarop en gelet op de hierna volgende beslissing, kan naar het oordeel van het hof het vaststellen van de (niet-)ontvankelijkheid van de betreffende rechtspersonen in het midden blijven.

5.De behandeling in raadkamer

Het hof heeft klagers [klager 5] en [klager 3] in de gelegenheid gesteld op 20 januari 2021 het beklag toe te lichten. Klager [klager 5] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet in raadkamer verschenen. Klager [klager 3] is wel in raadkamer verschenen.
Hoewel daartoe niet opgeroepen, maar met mondelinge toestemming van de voorzitter, is eveneens mevrouw [klager 4] in raadkamer verschenen.
De gemachtigde, [gemachtigde ] , is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet in raadkamer verschenen. Namens hem heeft de heer [klager 15] het woord gevoerd aan de hand van een pleitnota, die door hem is overgelegd en in het dossier is gevoegd.
[klager 15] , [klager 3] en [klager 4] hebben tezamen het beklag toegelicht en gehandhaafd.
Voorts heeft het hof beklaagde in de gelegenheid gesteld op 20 januari 2021, op een ander tijdstip, te worden gehoord. Beklaagde is, daarbij bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. Th.O.M. Dieben , advocaat te Amsterdam, in raadkamer verschenen en heeft het hof verzocht de klacht af te wijzen: hij had niet de bedoeling gehad om iemand te kwetsen met het lied. Onmiddellijk nadat hem duidelijk was geworden dat veel personen van Chinese komaf er aanstoot aan hadden genomen, heeft hij contact gezocht met vertegenwoordigers van de Chinese gemeenschap en zijn excuses aangeboden, ook via de radio, om dit recht te zetten. Mr. Dieben heeft het woord gevoerd aan de hand van pleitnotities, die door hem zijn overgelegd en in het dossier zijn gevoegd.
De advocaat-generaal is bij de behandelingen in raadkamer aanwezig geweest. In hetgeen in raadkamer naar voren is gekomen heeft deze geen aanleiding gevonden de conclusie in het verslag te herzien.

6.De beoordeling van het beklag

6.1.
De feitelijke uitgangspunten voor de beoordeling van het beklag
Beklaagde is DJ en presenteert op [radiozender] het programma [programma] . Op 6 februari 2020 heeft beklaagde in dat programma het zogenoemde Coronalied uitgezonden. Het lied werd gezongen door ‘ [naam] ’, op de wijze van het bekende carnavalsnummer Polonaise Hollandaise. [naam] is een fictieve luisteraar van het radioprogramma en wordt ingesproken door beklaagde zelf. [naam] reageert in het programma regelmatig op satirische wijze op actualiteiten. Zo kwam het typetje in genoemde uitzending ook aan bod toen gesproken werd over het Coronavirus. Het typetje maakte bekend een lied te hebben geschreven over het onderwerp. De gehele tekst van het lied luidt als volgt:
“He jongens dat virus neemt geen pauze
We motten dat niet hebben in ons land
Het komt allemaal door die stink Chinezen
Honderden dooien het loopt nou flink uit de hand
Corona, het was een lekker biertje
Maar nou krijg ik de zenuwen ervan
Bij twijfel mot je al in quarantaine
En uit met de nasi straks als dat dus niet meer kan
HANDJES
Vreet geen chinees, dan heb je niks te vrezen
Want voorkomen is beter dan chinezen
Niet om deze
Corona heb je zo
Ja, en je mondkappie gaat dus niet af!
Het molt iedereen
Dat is nou wel bewezen
En voorkomen is beter dan chinezen
Niet om deze
Corona heb je zo
Kom op oma, anders wordt het plat spuiten!”
6.2.
Het toetsingskader
Het hof heeft te beoordelen of de strafrechter die over deze zaak zou moeten oordelen – al dan niet na nader onderzoek – zou kunnen komen tot een veroordeling voor enig strafbaar feit. Als het antwoord op die vraag bevestigend is, én het hof van oordeel is dat er voldoende belang is bij het alsnog instellen van strafrechtelijke vervolging, zal een bevel tot vervolging worden gegeven.
In artikel 137c Wetboek van Strafrecht is onder meer het zich opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun ras strafbaar gesteld.
Ter beantwoording van de vraag of uitlatingen strafbaar zijn op grond van dit artikel, dienen de uitlatingen volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad getoetst te worden in een driestappenkader:
(1) Is de uitlating op zichzelf beledigend?
(2) Neemt de context waarin de uitlating is gedaan het beledigend karakter van de uitlating weg?
(3) Is de uitlating onnodig grievend?
Bij de beantwoording van deze drie vragen speelt de bescherming die het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens in artikel 10 biedt aan het recht van vrijheid van meningsuiting een grote rol. Dit recht mag alleen beperkt worden op een bij wet voorziene, een gerechtvaardigd doel dienende wijze, wanneer daartoe in een democratische samenleving de noodzaak bestaat. Volgens vaste rechtspraak van het Europese hof voor de rechten van de mens (EHRM) kan die noodzaak niet snel worden aangenomen als de uitlatingen in de media zijn gedaan en als bijdrage aan het publieke debat kunnen worden beschouwd. Ook genieten volgens het EHRM artistieke uitlatingen een grote mate van bescherming:
Those who create, perform, distribute or exhibit works of art contribute to the exchange of ideas and opinions which is essential for a democratic society. Hence the obligation on the State not to encroach unduly on their freedom of expression. [1] Voorts geldt dat er in een democratie in beginsel ook ruimte moet zijn voor uitlatingen die kwetsen, choqueren of verontrusten. In een democratie zal uit het kwetsende karakter van bepaalde uitlatingen niet te snel een rechtvaardiging voor een beperking van het recht op vrijheid van meningsuiting moeten worden afgeleid.
In artikel 137d Wetboek van Strafrecht is onder meer het aanzetten tot haat tegen of discriminatie van mensen wegens hun ras strafbaar gesteld.
6.3.
De overwegingen van het hof
6.3.1.
Groepsbelediging (artikel 137c Wetboek van Strafrecht)
Zijn de uitlatingen op zichzelf beledigend?
Het hof neemt als uitgangspunt dat een uitlating beledigend is indien er negatieve conclusies worden getrokken over een groep waarmee deze in een kwaad daglicht wordt gesteld en de waardigheid van de groep wordt miskend.
Met het openbaar ministerie is het hof van oordeel dat in elk geval de zin
Het komt allemaal door die stink Chinezenop zichzelf beledigend is.
Neemt de context het beledigende karakter van de uitlatingen weg?
Beklaagde heeft aangevoerd dat hij in zijn radioprogramma door middel van een typetje regelmatig op satirische wijze reageert op de actualiteit. Beklaagde heeft aannemelijk gemaakt dat hij het Coronalied in dat kader heeft bedoeld en dat hij daarmee juist de mening van mensen die denken dat Chinees eten een coronabesmetting zou kunnen veroorzaken belachelijk heeft willen maken. Dat ook het ‘Coronalied’ in de context van satire valt blijkt naar het oordeel van het hof reeds uit het gebruik van een typetje met een sterk Rotterdams accent en uit het gebruik van de melodie van een bekend carnavalsnummer. Satire is onderdeel van de Nederlandse samenleving. Het is een uiting van artistieke expressie waarbij het nu juist de bedoeling is een mening belachelijk te maken, zoals – in dit geval – de mening van een aantal Nederlanders dat chinees eten besmetting met het coronavirus zou kunnen veroorzaken. Bij artistieke expressie ligt de grens van het toelaatbare hoog: volgens vaste jurisprudentie moet een
‘chilling effect’als gevolg van beperking van de vrijheid van meningsuiting – het ervaren van een belemmering om de kunst te beoefenen – worden voorkomen.
Gezien het voorgaande valt te verwachten dat de strafrechter aan wie de zaak zou worden voorgelegd, tot het oordeel zou komen dat de context waarin de uitlatingen zijn gedaan het beledigend karakter daarvan wegneemt.
Zijn de uitlatingen onnodig grievend?
Als de strafrechter zou oordelen dat de uitlatingen onnodig grievend zijn, zouden ze ondanks de context alsnog strafbaar kunnen worden bevonden. Voor ‘onnodig grievend’ is niet voldoende om te constateren dat met een minder grievende uitlating had kunnen worden volstaan om hetzelfde doel te bereiken; daarvoor moet echt sprake zijn van een wanverhouding.
Zoals gezegd was het doel van het lied, het op satirische wijze op de hak nemen van de opvatting dat het nuttigen van chinees eten zou kunnen leiden tot besmetting met het corona-virus. Hoewel de gewraakte uitlatingen niet bepaald smaakvol zijn, valt naar het oordeel van het hof niet te verwachten dat ze in verhouding tot dat doel als onnodig grievend zouden worden aangemerkt door de strafrechter
Conclusie m.b.t. groepsbelediging
Gelet op voorgaande overwegingen is het hof van oordeel dat de strafrechter die over deze zaak zou moeten oordelen niet zou kunnen komen tot een veroordeling ter zake van groepsbelediging.
6.3.2.
Aanzetten tot haat, discriminatie of geweld (artikel 137d Wetboek van Strafrecht)
Het hof heeft in raadkamer goed begrepen dat personen van Chinese komaf vaak al decennialang slachtoffer zijn geweest van (zogenaamde) grappen en pesterijen en dat zij het lied als de zoveelste vorm van discriminatie hebben ervaren. Het is schokkend en treurig hoeveel leed daarmee, onder de noemer humor, aan landgenoten met een Chinees uiterlijk is en wordt aangedaan. Ook heeft het hof kennisgenomen van het feit dat door anderen dan beklaagde, onder verwijzing naar het Coronalied, discriminerende uitlatingen zijn gedaan of zelfs geweld is gebruikt. Echter, voor een succesvolle vervolging moet bewezen kunnen worden dat beklaagde opzet heeft gehad op haat, discriminatie of geweld als gevolg van het Coronalied. Gezien de bedoeling van dat lied – te weten het belachelijk maken van mensen die oproepen de Chinese restaurants te mijden – is het hof van oordeel dat dat opzet niet bewezen zal kunnen worden.
Dat de strafrechter die over deze zaak zou moeten oordelen tot een veroordeling ter zake van aanzetten tot haat, discriminatie of geweld zou kunnen komen, valt dan ook niet te verwachten.
6.3.3.
Conclusie
Het hof is van oordeel dat er goede redenen zijn om in deze zaak geen vervolging te gelasten. Het beklag is ongegrond.
Het hof zal daarom als volgt beslissen.

7.De beslissing

Het hof wijst het beklag af.
Deze beschikking, waartegen voor betrokkenen geen rechtsmiddel openstaat, is gegeven op
2 maart 2021 door mrs. N. van der Wijngaart, voorzitter, F.A. Hartsuiker en I.M.H. van Asperen de Boer - Delescen, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. P. de Haas, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Voetnoten

1.EHRM 25 januari 2007 (Vereinigung Bildender Künstler / Oostenrijk) § 26