ECLI:NL:GHAMS:2021:477
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van vrijspraak in hoger beroep inzake diefstal met geweld
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 juli 2020. Het hoger beroep was ingesteld door het openbaar ministerie, dat zich enkel richtte tegen de vrijspraak van de verdachte in zaak B, die betrekking had op een diefstal met geweld. De verdachte, geboren in 2001, werd beschuldigd van betrokkenheid bij de diefstal van een tas van de benadeelde partij. Tijdens de zitting op 14 januari 2021 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, met een vervangende hechtenis van 90 dagen, en een voorwaardelijke jeugddetentie van vier maanden.
Het hof heeft het procesdossier en de verklaringen van de verdachte en zijn raadsvrouw in overweging genomen. Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is voor de stelling dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan de diefstal, waardoor de vereiste nauwe en bewuste samenwerking voor een bewezenverklaring van medeplegen ontbreekt. Het hof bevestigt daarom de vrijspraak van de rechtbank en is van oordeel dat de beslissing van de rechtbank met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging niet onderworpen is aan het hoger beroep.
De uitspraak van het hof bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank, waarbij de verdachte is vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten in zaak B. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 285,50 toegewezen, met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met inachtneming van de relevante juridische bepalingen.