ECLI:NL:GHAMS:2021:4483

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 december 2021
Publicatiedatum
1 januari 2024
Zaaknummer
23-002028-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens te late indiening

Op 1 december 2021 vond de terechtzitting plaats in de enkelvoudige strafkamer van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte, geboren in 1960, was aanwezig en werd geconfronteerd met de vraag of hij ontvankelijk was in zijn hoger beroep. De advocaat-generaal, mr. P. Everaars, stelde dat de verdachte niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van veertien dagen na de uitspraak van de politierechter in eerste aanleg hoger beroep had ingesteld. De verdachte had op 29 april 2021 een veroordeling gekregen, maar had pas op 14 juli 2021 hoger beroep ingesteld. De raadsheer legde uit dat de dagvaarding op 19 april 2021 in persoon was betekend, maar dat de verdachte had geweigerd deze in ontvangst te nemen. Dit betekende dat hij op de hoogte was van de zitting en de termijn voor hoger beroep. De raadsheer onderbrak het onderzoek voor beraad en sprak vervolgens het arrest uit. Het hof verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, met de mogelijkheid om binnen veertien dagen in cassatie te gaan bij de Hoge Raad.

Uitspraak

Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de enkelvoudige strafkamer van dit gerechtshof op 1 december 2021.
Tegenwoordig zijn:
mr. F.A. Hartsuiker, raadsheer,
mr. N. van Gelder, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. P. Everaars, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen de hierna te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting verschenen, antwoordt op vragen van de voorzitter te zijn:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1960,
adres: [adres01] .
De voorzitter vermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en wijst erop dat hij niet tot antwoorden verplicht is.
De advocaat-generaal draagt de zaak voor.
De raadsheer deelt mee dat de verdachte op 29 april 2021 is veroordeeld, dat namens de verdachte hoger beroep is ingesteld op 14 juli 2021 en dat allereerst de vraag aan de orde is of de verdachte kan worden ontvangen in het hoger beroep.
De verdachte verklaart desgevraagd als volgt:
Het klopt niet dat er politieagenten aan mijn deur kwamen. Ik had de indruk dat het buitengewone opsporingsambtenaren waren. Zij kwamen langs en zeiden: we hebben een gerechtelijk stuk voor u. Zij vroegen mij vervolgens of ik mij wilde legitimeren. Ik heb toen gezegd dat dat niet nodig is in mijn eigen huis. Onder bepaalde omstandigheden moet je je legitimeren, maar niet in je eigen huis. Toen zeiden zij dat ze het stuk niet mochten overhandigen. Ik heb dit eerder gehad. Ze hadden het gerechtelijk stuk gewoon kunnen overhandigen. Op die manier is het ook gegaan met de dagvaarding in hoger beroep. Ik heb niet geweigerd om het stuk in ontvangst te nemen, zij hebben geweigerd om het af te geven.
Ik wist niet dat er een zitting was bij de rechtbank. Ik heb onmiddellijk hoger beroep laten instellen toen ik op de hoogte raakte van de uitspraak.
De advocaat-generaal voert aan:
Meneer zegt dat er politiemensen aan de deur zijn geweest. Hij wilde het gerechtelijk stuk onder zijn voorwaarden in ontvangst nemen. De uitreikende instanties willen weten wie ze voor zich hebben. Dat is relevant voor bijvoorbeeld de dagvaarding. Het niet in ontvangst nemen is voor zijn risico. Het hoger beroep is niet binnen 14 dagen ingesteld, dus moet de verdachte niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep.
De verdachte verklaart vervolgens:
Het zijn niet mijn voorwaarden. De ambtenaren hebben dit zelf bedacht, dat ik me moest legitimeren. Wat de officier van justitie nu stelt over de termijn van 14 dagen snap ik niet.
De raadsheer deelt mee dat als de dagvaarding in persoon is uitgereikt dat u dan wist van de zitting en dat u in dat geval 14 dagen, te tellen vanaf de datum van de uitspraak, de tijd had om hoger beroep in te stellen.
De raadsheer onderbreekt het onderzoek ter terechtzitting voor beraad in raadkamer.
De raadsheer verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede terstond mondeling arrest te zullen wijzen.
De raadsheer spreekt het arrest uit.
AANTEKENING VAN HET MONDELING ARREST

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is in eerste aanleg gedagvaard om op 29 april 2021 te verschijnen ter terechtzitting van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. Blijkens de akte van uitreiking heeft de verdachte geweigerd de dagvaarding voor de zitting van 29 april 2021 in ontvangst te nemen. hetgeen betekent dat de dagvaarding aan de verdachte op 19 april 2021 in persoon is betekend.
De verdachte is op 29 april 2021 bij verstek veroordeeld.
Tegen dit vonnis heeft de verdachte niet binnen veertien dagen nadien hoger beroep ingesteld, maar eerst op 14 juli 2021.
Nu het hoger beroep niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn is ingesteld zal de verdachte daarin niet ontvankelijk worden verklaard.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
De raadsheer deelt mee dat de verdachte binnen 14 dagen in cassatie kan gaan bij de Hoge Raad.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.