“Namens de voorzitter bericht ik u als volgt.
Per e-mail van 29 december 2020 hebt u aan het hof laten weten dat u de schaduwstukken/het politiedossier in eerste aanleg op 24 november 2020 hebt ontvangen.
Op 1 februari 2021 en op 15 maart 2021 heeft een zitting in hoger beroep plaatsgevonden. Het proces-verbaal van de zitting van 15 maart jl. is zowel per post als per e-mail aan u verzonden.
De advocaat-generaal heeft op die zitting een afschrift uit het Kadaster ‘eigendomsinformatie [plaats01] [erf01] ’ overgelegd. Dat stuk is toen aan u overhandigd. De overige stukken die op die zitting door de advocaat-generaal zijn overgelegd, zijn eveneens aan u verzonden.
Voor de volgende zitting op 9 november 2021 om 9.00 uur zijn vier getuigen waar u om heeft verzocht opgeroepen, te weten [verbalisant01] , [verbalisant02] , [aangever01]
en [aangever02] . Ter zitting zult u in de gelegenheid worden gesteld vragen aan hen te stellen. De oproepingen worden u door de griffie toegezonden. De adressen waaraan de getuigen zijn opgeroepen zijn doorgehaald in het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Zelf hebt u het hof nog toegezonden:
een beschikking van de voorzieningenrechter van 11 januari 2018 met betrekking tot doorhaling hypotheekrecht [erf01].
In uw e-mail is vermeld dat u een stuk van de klachtenfunctionaris politie aan het hof hebt toegezonden, dat stuk heeft het hof niet ontvangen.
Daarmee hebt u, voor zover de voorzitter bekend, alle stukken ontvangen die zich in het dossier bevinden en die redelijkerwijs van belang kunnen zijn voor de verdediging.”