ECLI:NL:GHAMS:2021:4447

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2021
Publicatiedatum
28 oktober 2022
Zaaknummer
200.300.473/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de voorzitter in een strafzaak wegens belaging en wederrechtelijk binnendringen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 oktober 2021 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van verzoekster, die betrokken is in een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De hoofdzaak betreft een veroordeling wegens belaging, wederrechtelijk binnendringen op een besloten erf en het wederrechtelijk vertoeven op een besloten erf. Verzoekster heeft op 28 september 2021 de voorzitter van de zittingscombinatie gewraakt, omdat zij meende dat deze partijdig en vooringenomen was. De voorzitter had in een e-mailbericht aan verzoekster medegedeeld dat zij geen recht had op afschriften van de oproepingen van getuigen, wat verzoekster als een schending van haar rechten beschouwde. De voorzitter heeft in haar schriftelijke reactie aangegeven dat de beslissing tot doorhaling van de adresgegevens van de getuigen zonder vooringenomenheid was genomen en dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich verzet tegen de wraking. De wrakingskamer heeft de gronden van verzoekster beoordeeld en geconcludeerd dat er geen objectieve aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid van de voorzitter. Het verzoek tot wraking is afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
zaaknummer : 200.300.473 /01
zaaknummers hoofdzaak : 23-001828-20
beslissing van de wrakingskamer van 21 oktober 2021
inzake het op 28 september 2021 gedane wrakingsverzoek van:
[verzoekster01](hierna: verzoekster),
wonende te [woonplaats01] .

1.Het geding

1.1.
De hoofdzaak betreft het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 14 augustus 2020, waarbij verzoekster is veroordeeld wegens – kort gezegd – belaging, wederrechtelijk binnendringen op een besloten erf en het wederrechtelijk op een besloten erf vertoeven en zich niet aanstonds verwijderen.
1.2.
Op 1 februari 2021 heeft een eerste regiezitting plaatsgevonden in de hoofdzaak. Omdat verzoekster de oudste raadsheer tijdens die zitting heeft gewraakt, is de behandeling van de zaak toen aangehouden. De oudste raadsheer heeft berust in de wraking waarna een nieuwe regiezitting is gepland op 15 maart 2021. Tijdens de regiezitting op 15 maart 2021 zijn – onder meer – de verzoeken tot het doen horen als getuigen van de aangevers [aangever01] en
[aangever02] en de verbalisanten [verbalisant01] en [verbalisant02] behandeld en ter zitting van 23 maart 2021 is meegedeeld dat die verzoeken zijn toegewezen. Daarbij is bepaald dat de getuigen ter terechtzitting zullen worden gehoord.
1.3.
De inhoudelijke behandeling van het hoger beroep is gepland op
9 november 2021.
1.4.
Tussen het hof en verzoekster heeft na de zitting van 23 maart 2021 een uitgebreide
e-mailwisseling plaatsgevonden. Hierna zullen alleen die e-mailberichten worden weergegeven die relevant zijn voor de beoordeling van het wrakingsverzoek.
1.5.
Bij e-mailbericht van 21 september 2021 heeft verzoekster het hof bericht dat zij geen oproepingen van de getuigen heeft ontvangen en heeft zij gevraagd haar te laten weten wie als getuigen waren opgeroepen voor de zitting van 9 november 2021. Namens de voorzitter heeft de griffier diezelfde datum aan verzoekster bericht dat de getuigen [verbalisant01] ,
[verbalisant02] , [aangever01] en [aangever02] als getuigen zijn opgeroepen. Daarnaast is medegedeeld dat het niet gebruikelijk is afschriften van de oproepingen van de getuigen aan de verdediging te verstrekken.
1.6.
Daarop heeft verzoekster op 21 september 2021 gevraagd naar welk adres de oproepingen van de getuigen zijn gestuurd. Tevens heeft zij gevraagd alle stukken van na de indiening van de appelschriftuur van 9 september 2020 aan haar te doen toekomen.
1.7.
Op 28 september 2021 heeft de griffier namens de voorzitter als volgt gereageerd op de verzoeken van verzoekster:
“Namens de voorzitter bericht ik u als volgt.
Per e-mail van 29 december 2020 hebt u aan het hof laten weten dat u de schaduwstukken/het politiedossier in eerste aanleg op 24 november 2020 hebt ontvangen.
Op 1 februari 2021 en op 15 maart 2021 heeft een zitting in hoger beroep plaatsgevonden. Het proces-verbaal van de zitting van 15 maart jl. is zowel per post als per e-mail aan u verzonden.
De advocaat-generaal heeft op die zitting een afschrift uit het Kadaster ‘eigendomsinformatie [plaats01] [erf01] ’ overgelegd. Dat stuk is toen aan u overhandigd. De overige stukken die op die zitting door de advocaat-generaal zijn overgelegd, zijn eveneens aan u verzonden.
Voor de volgende zitting op 9 november 2021 om 9.00 uur zijn vier getuigen waar u om heeft verzocht opgeroepen, te weten [verbalisant01] , [verbalisant02] , [aangever01]
en [aangever02] . Ter zitting zult u in de gelegenheid worden gesteld vragen aan hen te stellen. De oproepingen worden u door de griffie toegezonden. De adressen waaraan de getuigen zijn opgeroepen zijn doorgehaald in het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Zelf hebt u het hof nog toegezonden:
 een beschikking van de voorzieningenrechter van 11 januari 2018 met betrekking tot doorhaling hypotheekrecht [erf01].
In uw e-mail is vermeld dat u een stuk van de klachtenfunctionaris politie aan het hof hebt toegezonden, dat stuk heeft het hof niet ontvangen.
Daarmee hebt u, voor zover de voorzitter bekend, alle stukken ontvangen die zich in het dossier bevinden en die redelijkerwijs van belang kunnen zijn voor de verdediging.”
1.8.
Daarop heeft verzoekster bij brief van 28 september 2021 de voorzitter van de zittingscombinatie van 9 november 2021, mr. [naam01] (hierna ook: de voorzitter), gewraakt.

2.Het standpunt van verzoekster

2.1.
Blijkens de brief van 28 september 2021 van verzoekster en de toelichting die verzoekster ter zitting van 7 oktober 2021 heeft gegeven komt het verzoek tot wraking er in de kern op neer dat de voorzitter volstrekt partijdig en vooringenomen is en er alles aan doet de verdediging haar rechten te ontzeggen. Verzoekster heeft drie gronden aangevoerd voor het wrakingsverzoek. Deze gronden houden – kort samengevat – het volgende in:
De voorzitter heeft bij e-mailbericht van 28 september 2021 beslist dat verzoekster geen recht heeft op een afschrift van de oproepingen van de getuigen voor de zitting van 9 november 2021 met daarop vermeld het adres waarop zij zijn opgeroepen. Dit besluit is in strijd met wet- en regelgeving: aangevers zijn nooit anoniem en moeten altijd een naam en adres opgeven, en de getuigen in deze strafzaak zijn geen anonieme getuigen.
Met de beslissing zoals genoemd onder A. heeft de voorzitter ook reeds een beslissing genomen op een belangrijk deel van de preliminaire verweren, namelijk door te oordelen dat het niet van belang is waar de getuigen wonen of werken, dat de dagvaarding juist is en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is.
Op het verzoek de aanvullende stukken in hoger beroep toe te zenden heeft de voorzitter beslist dat er geen stukken zouden worden verstrekt. Door te beslissen dat er niets meer (aan stukken) toegevoegd hoeft te worden, probeert de voorzitter er alles aan te doen om te voorkomen dat andere stukken in het dossier worden gevoegd waaruit blijkt dat de aangevers/getuigen notoire vastgoedfraudeurs zijn.

3.Het standpunt van de voorzitter van de zittingscombinatie

3.1.
De voorzitter is van mening dat de aangevoerde gronden voor de wraking niet kunnen leiden tot gegrondverklaring van het wrakingsverzoek. Daartoe heeft zij in haar schriftelijke reactie het volgende aangevoerd:
“De verdachte voert haar eigen verdediging in de tegen haar aanhangige strafzaak in hoger beroep. Zij heeft, onder meer op 23 september 2021, diverse e-mailberichten aan het hof gestuurd met daarin (kort gezegd) het verzoek de stukken uit het dossier aan haar te verstrekken. Het wrakingsverzoek is gedaan naar aanleiding van en direct volgend op een e-mailbericht van de griffier van 28 september 2021 dat namens mij is verstuurd aan de verdachte.
In dat bericht is slechts weergegeven welke stukken zich thans in het dossier bevinden en op welke momenten deze aan de verdachte zijn verstrekt. Voorts is de verdachte daarin op de hoogte gebracht van het feit dat vier getuigen waar zij om heeft verzocht, op haar verzoek zijn opgeroepen voor de zitting op 9 november 2021 en dat zij ter zitting de gelegenheid zal krijgen hen vragen te stellen. Vermeld is voorts dat de oproepingen – waar zij diverse keren om heeft verzocht – aan haar zullen worden toegestuurd, met doorhaling van de adressen waaraan de getuigen zijn opgeroepen, dit laatste in het belang van de persoonlijke levenssfeer.
Deze beslissing tot doorhaling van de adresgegevens van de getuigen is zonder enige vooringenomenheid genomen en loopt geenszins vooruit op uiteindelijk te beantwoorden (rechts)vragen, waaronder de vraag over het al dan niet bewezen zijn van de tenlastegelegde gedragingen. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen verzet zich ertegen dat (de motivering van) deze beslissing grond kan vormen voor wraking. Anders dan de verdachte aan haar wrakingsverzoek ten grondslag heeft gelegd, is in dit bericht niet beslist op preliminaire verweren of tot het al dan niet toevoegen van stukken aan het dossier. Beoogd is slechts weer te geven welke stukken daar thans deel van uitmaken. Evenmin doet zich hier de omstandigheid voor dat de tekst van dit
e-mailbericht zodanig is dat daaruit blijkt van enige vooringenomenheid.”

4.Beoordeling van het wrakingsverzoek

4.1.
Op grond van artikel 512 Sv kan op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie, elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Naar vaste rechtspraak dient bij de beoordeling van een wrakingsverzoek voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees gerechtvaardigd is. Bij de beantwoording van de vraag of in een bepaald geval een gerechtvaardigde grond voor vrees voor partijdigheid van de rechter bestaat, is het standpunt van de klagende partij belangrijk, maar niet doorslaggevend. Beslissend is of de twijfel van de klagende partij aan de onpartijdigheid van de rechter of het gerecht, door objectieve factoren wordt gerechtvaardigd.
4.2.1.
Uit de onder 1.7 weergegeven mededelingen aan verzoekster van 28 september 2021 blijkt niet van vooringenomenheid van de voorzitter. De eventuele vrees daartoe is ook niet objectief gerechtvaardigd. De voorzitter is immers in geen enkel opzicht vooruitgelopen op enige ter terechtzitting te nemen beslissing. Dat geldt in het bijzonder voor het op de door de voorzitter aangegeven grond in de oproepingen van de getuigen doorhalen van de adresgegevens van de getuigen.
4.2.2.
Het e-mailbericht van 28 september 2021 bevat voorts slechts mededelingen over de stand van zaken met betrekking tot gewisselde stukken en een herhaling van welke getuigen zijn opgeroepen. Anders dan verzoekster kennelijk veronderstelt, bevat dat e-mailbericht geen uitlatingen over – laat staan beslissingen op – eventuele preliminaire verweren noch enige beslissing over de status van de opgeroepen getuigen of over het al dan niet toevoegen van stukken aan het strafdossier. De gronden onder B en C missen dan ook feitelijke grondslag.
4.3.
Het voorgaande leidt ertoe dat de aangevoerde gronden niet tot wraking van de voorzitter van de zittingscombinatie kunnen leiden. Het wrakingsverzoek zal worden afgewezen.

5.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking van de raadsheer mr. [naam01] af.
Deze beslissing is gegeven door mrs. E.A.G. van der Ouderaa, A.M. van Woensel en
M.A. Wabeke, in tegenwoordigheid van mr. S.W.H. Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 oktober 2021.
De griffier en de oudste raadsheer zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.
===================================================================
[…]