ECLI:NL:GHAMS:2021:4423

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 april 2021
Publicatiedatum
25 april 2022
Zaaknummer
23-001026-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling ter zake van smaadschrift in hoger beroep tegen vonnis politierechter

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 18 maart 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1984, werd beschuldigd van smaadschrift. De tenlastelegging betrof het filmen van de benadeelde en het openbaar maken van deze beelden op internet, waarbij de verdachte beledigende en beschuldigende uitspraken deed over de benadeelde, die werd beschuldigd van verkrachting. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot andere beslissingen kwam dan de politierechter. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk de eer en goede naam van de benadeelde had aangetast door de beelden te verspreiden, en dat de verdachte niet aannemelijk had gemaakt dat hij te goeder trouw handelde. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarvan een maand voorwaardelijk, en moest een schadevergoeding van € 1.000,00 aan de benadeelde betalen. Het hof overwoog dat de verdachte geen inzicht had getoond in de laakbaarheid van zijn handelen en dat hij dit feit had gepleegd tijdens de proeftijd van een eerdere voorwaardelijke straf. De redelijke termijn in hoger beroep was overschreden, maar het hof oordeelde dat dit geen aanleiding gaf om de straf te matigen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001026-19
datum uitspraak: 30 april 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 18 maart 2019 in de strafzaak onder de parketnummers 15-243304-18, 15-093824-17 (TUL), en 15-800074-17 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16 april 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 juli 2018 tot en met 10 september 2018 te Zaandam, gemeente Zaanstad, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens) opzettelijk de eer en/of de goede naam van [benadeelde] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, te weten verkrachting, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht, door
-te filmen dat de naam en/of de woonplaats van [benadeelde] wordt genoemd en/of (daarbij) wordt gezegd: "hij heeft meer dan 50 meisjes betast, haar ook en/of hij heeft vier meisjes waarvan ik alleen al weet verkracht en zij is een van de ergste" en/of
- te filmen dat voornoemde [benadeelde] door verdachte en/of medeverdachte wordt aangesproken en/of - vervolgens deze filmopname op het openbare internet te plaatsen en/of openbaar online te zetten ( [website] ) en/of
- vervolgens een video (vlog) openbaar in het internet te plaatsen/online te zetten met als titel : " [titel] )" en in die video - ten overstaan van een camera - te zeggen:
- waarom heb je haar verkracht? en/of
- ik heb vier (4) meiden gehoord die zeggen dat jij hun hebt verkracht en 50 meisjes die jij hebt betast en/of
- ik heb gehoord jij hebt vier (4) meisjes verkracht en/of
- ik wil dat je inziet dat er nu mensen kijken en dat je dit soort shit niet kan flikken vriend en/of
- vind jij verkrachting normaal? en/of
- ik wil dat jij nu beseft dat de wereld kijkt en/of
- je verkracht meisjes vriend en/of
- ik wil dat je ziet, dit zijn de consequenties en/of
- ik wil dat je beseft dat de wereld kijkt, dat de wereld opstaat, dat ik opsta,
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

Voorzover de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep een tot vrijspraak strekkend verweer heeft willen voeren, dat er op neerkomt dat de video die zich in het dossier bevindt, door een ander dan de verdachte is bewerkt, zodat de naam en woonplaats van [benadeelde] beter hoorbaar zijn, en niet de video is die de verdachte heeft opgenomen, bewerkt en op
[website]geplaatst, wordt als volgt overwogen.
Deze stelling, die de verdediging voor het eerst heeft betrokken in hoger beroep, is niet aannemelijk geworden. Zij vindt bovendien haar weerlegging in het feit dat de verdachte bij zijn verhoor bij de politie de video heeft bekeken en zelf heeft erkend dat de woonplaats van [benadeelde] te horen was. Hij heeft toen niet verklaard dat de destijds aan hem getoonde video bewerkt was, hetgeen wel voor de hand had gelegen. Het hof acht het daarnaast onaannemelijk dat [benadeelde] naar aanleiding van de op
[website]geplaatste video een stortvloed aan intimiderende en beledigende teksten via
social mediaen zijn telefoon had binnengekregen, indien zijn naam en woonplaats wél volledig waren weggepiept door de verdachte.
De raadsman heeft subsidiair aangevoerd dat de verdachte niet de intentie had om ruchtbaarheid te geven aan de identiteit van [benadeelde] en diens woonplaats, nu hij oprecht geprobeerd heeft diens identiteit met “piepjes” te verhullen. Dat het wegpiepen van de naam en woonplaats van [benadeelde] niet goed is gelukt, doet aan het ontbreken van opzet niet af. Nu de opzet om ruchtbaarheid te geven aan de tenlastelegging van het feit, hetgeen vereist is voor een bewezenverklaring van smaadschrift, ontbreekt, dient de verdachte te worden vrijgesproken.
Het hof acht niet aannemelijk dat sprake is geweest van een ongelukkige fout bij het bewerken van de video. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep immers verklaard dat hij dagenlang bezig is geweest met het bewerken van de video en daar ‘bloed, zweet en tranen’ in heeft gestopt. Ook heeft hij verklaard dat hij bij het bewerken een koptelefoon en speakers gebruikt, waardoor het niet aannemelijk is dat de verdachte het niet zou hebben gehoord dat de naam en woonplaats van [benadeelde] nog te horen waren.
Door de naam en de woonplaats van [benadeelde] in de video niet goed weg te piepen en die video op een voor iedereen toegankelijk
[website]kanaal te plaatsen en als vlog op het internet, was het de uitdrukkelijke bedoeling van de verdachte dat een grote kring mensen kennis zouden nemen van de telastlegging van een bepaald feit aan [benadeelde] , namelijk dat hij één of meerdere meisjes heeft verkracht.
Het hof acht medeplegen van smaadschrift niet bewezen, nu het dossier daar onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor bevat.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 20 juli 2018 tot en met 16 augustus 2018 in Nederland, opzettelijk de eer en de goede naam van [benadeelde] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, te weten verkrachting, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van afbeeldingen verspreid door
- te filmen dat de naam en de woonplaats van [benadeelde] wordt genoemd en (daarbij) wordt gezegd: "hij heeft meer dan 50 meisjes betast, haar ook en/of hij heeft vier meisjes waarvan ik alleen al weet verkracht en zij is een van de ergste" en
- te filmen dat voornoemde [benadeelde] door verdachte wordt aangesproken en
- vervolgens deze filmopname op het openbare internet te plaatsen en openbaar online te zetten ( [website] ) en
– vervolgens een video (vlog) openbaar in het internet te plaatsen/online te zetten met als titel : " [titel] )" en in die video - ten overstaan van een camera - te zeggen:
- waarom heb je haar verkracht? en
- ik heb vier (4) meiden gehoord die zeggen dat jij hun hebt verkracht en 50 meisjes die jij hebt betast en
- ik heb gehoord jij hebt vier (4) meisjes verkracht en
- ik wil dat je inziet dat er nu mensen kijken en dat je dit soort shit niet kan flikken vriend en
- vind jij verkrachting normaal? en
- ik wil dat jij nu beseft dat de wereld kijkt en
- je verkracht meisjes vriend en
- ik wil dat je ziet, dit zijn de consequenties en
- ik wil dat je beseft dat de wereld kijkt, dat de wereld opstaat, dat ik opsta.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

1. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 18 maart 2019.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Mijn vlognaam is [vlognaam] . De video genaamd “ [titel] )” heb ik gemaakt en daarna op [website] geplaatst. Ik ging verhaal halen bij [benadeelde] . Ik vroeg waarom hij meisjes verkracht.
2. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 16 april 2021.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik heb dagenlang de tijd genomen om de beelden te
blurren. Ik heb daar bloed, zweet en tranen in gestopt.
U toont mij een gedeelte van de video. Ik hoor een piepje en ik hoor zachtjes de naam van [benadeelde] op de achtergrond.
U houdt mij voor dat u [plek] op de video hoort. Ik ontken het niet. Je hoort het op de achtergrond.
Als ik
edit, gebruik ik een koptelefoon en speakers.
Het was de bedoeling dat anderen kennis zouden nemen van het filmpje.
3. De waarneming van het hof ter terechtzitting in hoger beroep op 16 april 2021, te weten dat op het
[website]filmpje op 4.35 minuten een piep te horen is en de naam ‘ [benadeelde] ’ en nog een piep te horen is en ‘ [plek] ’.
4. Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL1100-2018141574-12 van 6 augustus 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] [doorgenummerde pagina’s 65 – 75].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 6 augustus 2018 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van verdachte:
V: Film jij alles zelf?
A: ja.
V: Waarom heb jij de woonplaats van [benadeelde] niet goed uit de vlog weg gepiept?
A: U laat mij het fragment horen. Ik heb het weggepiept. Ik hoor inderdaad ook [plek] .
5. Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] met nummer PL1100-2018141574-9 van 29 juli 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsmabtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3] [doorgenummerde pagina’s 44 – 59].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 29 juli 2018 afgelegde verklaring van [medeverdachte] :
V: Wij zullen het filmpje opzoeken en aan jou laten horen.
A: Ik denk dat ik wel weet wat u bedoelt. Zijn naam is niet goed weggepiept.
A: Het enige dat ik haar hoor zeggen is dat hij ergens in [plek] woont.
6. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1100-2018141574-1 van 23 juli 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] [doorgenummerde pagina’s 10 – 14].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 23 juli 2018 afgelegde verklaring van [benadeelde] :
Op vrijdag 20 juli 2018 kreeg ik een link doorgestuurd van Jay. Ik zag dat ik te zien was op een filmpje op [website] . Dit [website] filmpje is voor iedereen toegankelijk en zichtbaar. Ik zag dat de titel van het filmpje: [titel] ). Ik zag dat het filmpje geplaatst was door [vlognaam] .
In het filmpje is te zien dat [vlognaam] in gesprek is met een meisje genaamd [naam 1] .
[vlognaam] vraagt aan [naam 1] hoe vaak heeft hij je verkracht? [naam 1] : twee keer, ik wilde niks.
Op een gegeven moment vraagt [vlognaam] aan [naam 1] om wie het gaat. [naam 1] zegt [benadeelde] . Dit is geprobeerd te verhullen met een piep echter is mijn naam gewoon te horen.
Op een gegeven moment vraagt [vlognaam] aan [naam 1] waar de verkrachter zou wonen. [naam 1] zegt: [plek] . Dit is geprobeerd te verhullen met een piep echter is [plek] te horen.
Vervolgens wordt een jongen gefilmd. Deze jongen heeft een [kenmerk] . Hij zegt op het filmpje het volgende:
- Hij heeft meer dan 50 meisjes betast, haar ook.
- Hij heeft vier meisjes waarvan ik alleen al weet verkracht en zij is 1 van de ergste.
Later in het filmpje is te zien dat [vlognaam] op mij af komt lopen. [vlognaam] staat tegen mij te schreeuwen. Hij roept teksten als:
- Waarom heb je haar verkracht?
- Ik heb vier (4) meisjes horen zeggen dat jij hun hebt verkracht en 50 meisjes die jij hebt betast.
- Ik wil dat je inziet dat er nu mensen kijken en dat je dit soort shit niet kan flikken vriend.
- Vind jij verkrachting normaal?
- Ik wil dat jij nu beseft dat de wereld kijkt.
- Je verkracht meisjes vriend.
- Ik wil dat je ziet, dit zijn de consequenties.
- Ik wil dat je beseft dat de wereld kijkt, dat de wereld opstaat, dat ik opsta.
Bovenstaande confrontatie op straat tussen mij en [vlognaam] heeft plaatsgevonden op 15 juli 2018 voor treinstation [station] .
Alle bovenstaande uitspraken door [naam 1] , [vlognaam] en die jongen met de [kenmerk] zijn niet waar.
Doordat [vlognaam] dit filmpje online heeft gezet krijg ik van meerdere mensen intimiderende en beledigende teksten binnen via social media en mijn mobiele telefoon. Het filmpje op [website] is ondertussen 79 duizend keer bekeken en er zijn meer dan duizend reacties gegeven. Deze reacties zijn dreigend, intimiderend en beledigend. Het filmpje is ook gedeeld via het Instagram kanaal van [vlognaam] .
Doordat in het filmpje mijn naam en woonplaats te horen is word ik publiekelijk ten schande gezet. Mijn goede naam is aangetast. Ook is in het filmpje mijn mobiele telefoonnummer te zien. Hierdoor kunnen vreemden mij berichten.
In [plaats] en [plek] kennen veel mensen elkaar. Door dit filmpje denken mensen dat ik een verkrachter ben maar dat is niet zo.
7. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2018141574-3 van 27 juli 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] [doorgenummerde pagina’s 24 – 26].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van de verbalisant:
Op vrijdag 27 juli 2018 heb ik op [website] gezocht op de naam [naam 2] . [naam 2] is het [website] kanaal van de voor mij ambtshalve bekende [verdachte] ,
Het is mij bekend dat [verdachte] filmpjes maakt en deze plaatst of laat plaatsen op zijn [website] kanaal. [website] is een website waar iedereen een account aan kan maken en fimpjes kan plaatsen. De filmpjes zijn voor iedereen, ook zonder account zichtbaar en te bekijken. Het is mogelijk om reacties onder een filmpje te plaatsen als je in het bezit bent van een [website] account.
8. Een geschrift, inhoudende een gedragsaanwijzing ter beëindiging van ernstige overlast van 27 juli 2018 [doorgenummerde pagina’s 76-77].
Dit geschrift in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als aanwijzing van de officier van justitie [verbalisant 6] :
Beveelt dat de verdachte [verdachte] met ingang van 27 juli 2018 of zoveel later als dit bevel wordt uitgereikt gedurende een termijn van 90 dagen alle filmpjes op [website] die betrekking hebben op [benadeelde] met onmiddellijke ingang zal verwijderen.
9. Een proces-verbaal met nummer PL1100-2018159920 van 16 augustus 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] [doorgenummerde pagina’s 1-3].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als verklaring van de verbalisant:
De twee vlogs, die op [website] stonden, zijn door verdachte [verdachte] verwijderd zoals opgedragen in de gedragsaanwijzing.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

De raadsman heeft aangevoerd dat de uitlatingen van de verdachte niet strafbaar zijn, gelet op het bepaalde in artikel 261, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De wijze waarop de verdachte zijn onderzoek naar de beschuldigingen tegen [benadeelde] heeft verricht en op film heeft gezet, is vergelijkbaar met de wijze waarop televisieprogramma’s die misstanden aan de kaak stellen dat ook doen. De verdachte heeft te goeder trouw aangenomen dat de uitlatingen van het slachtoffer waar zijn. Hij mocht er ook op vertrouwen dat het algemeen belang de uiting rechtvaardigde, aldus de raadsman.
Het hof verwerpt dit verweer.
Voor een geslaagd beroep op artikel 261, derde lid, Sr moet aannemelijk zijn dat de verdachte een doel- en middelenafweging heeft gemaakt: met de beschuldiging moet een redelijk doel zijn gediend en daarnaast moet door de verdachte zijn nagegaan of minder vergaande middelen dat doel kunnen bewerkstelligen.
Het hof is van oordeel dat aan de verdachte niet de exceptie van artikel 261, derde lid, Sr toekomt. Door of namens de verdachte is niet aannemelijk gemaakt dat er geen ander middel openstond om eventuele misstanden recht te zetten. De verdachte had de hem ten ore gekomen beschuldigingen nader dienen te onderzoeken en mocht niet , zoals hij zelf heeft verklaard, “op zijn gevoel” afgaan. Als de verdachte tot nader feitenonderzoek niet in staat was, had hij moeten afzien van bekendmaking daarvan en zijn kennis aan bijvoorbeeld de politie moeten doorgeven. Naar het oordeel van het hof mocht de verdachte – zonder nader feitenonderzoek en zeker gelet op de zware beschuldigingen aan het adres van [benadeelde] – niet te goeder trouw aannemen dat het algemeen belang deze beschuldigingen vereiste.
Gelet op het hiervoor overwogene en nu ook overigens geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, is het bewezenverklaarde strafbaar.
Het bewezenverklaarde levert op:
smaadschrift.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van een maand.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft aangevoerd dat, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn, een gevangenisstraf niet een passende sanctie is.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan smaadschrift. Hij heeft een filmpje gemaakt waarin hij
[benadeelde] heeft beschuldigd van verkrachting en dit vervolgens op
[website]gezet, waar het duizenden keren is bekeken. Hierdoor heeft de verdachte moedwillig de eer en goede naam van [benadeelde] geschonden. De verdachte heeft geen enkel inzicht in de laakbaarheid van zijn handelen getoond en het feit bovendien begaan in de proeftijd van een voorwaardelijk opgelegde straf voor (onder andere) smaad. Gelet op de ernst van het feit en de voornoemde omstandigheden acht het hof een gevangenisstraf – die de duur van de gevangenisstraf opgelegd door de politierechter overstijgt – een passende straf. Een deel van deze straf zal voorwaardelijk worden opgelegd om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst strafbare feiten te begaan.
Met de raadsman constateert het hof dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld op 18 maart 2019. Het dossier is bij het hof binnengekomen op 20 april 2020, hetgeen een overschrijding van de inzendingstermijn betreft van vier maanden. Nu het hof uitspraak doet op 30 april 2021, is de (totale) overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep bijna anderhalve maand. Vanwege deze geringe overschrijding is het hof van oordeel dat kan worden volstaan met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ter zake van immateriële schade. Deze bedraagt € 1.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen op gelijke wijze als de rechtbank heeft gedaan.
De raadsman heeft verzocht tot matiging van de vordering van de benadeelde partij. Het bedrag is aan de hoge kant, vergeleken met zaken waarin sprake is van geweld.
Artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek brengt, voor zover voor de beoordeling van belang, mee dat de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding indien hij ten gevolge van het strafbare feit in zijn eer of goede naam is geschaad. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen. Gelet op de onderbouwing van de vordering en vergelijkbare gevallen stelt het hof deze immateriële schade vast op een bedrag van € 1.000,00.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 261 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 15-800074-17)

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 18 december 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging wordt toegewezen.
De raadsman heeft verzocht om verlenging van de proeftijd om op die manier de verdachte langer een stok achter de deur te geven.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. In hetgeen door de raadsman is aangevoerd en wat verder omtrent de verdachte in hoger beroep is gebleken, ziet het hof geen reden om deze proeftijd te verlengen. Daarentegen past het de verdachte duidelijk te maken dat de voorwaarden verbonden aan een voorwaardelijk strafdeel, dienen te worden nageleefd. Daarnaast ziet het hof immers ook aanleiding in de thans aan de orde zijnde zaak het gedrag van de verdachte mede te beïnvloeden door opnieuw een voorwaardelijk strafdeel op te nemen om hem ervan te weerhouden een vergelijkbaar strafbaar feit te begaan.

Vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 15-093824-17)

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 12 juli 2017 opgelegde voorwaardelijke taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, met een proeftijd van 3 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal en de raadsman hebben verzocht om afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging.
Het hof acht termen aanwezig om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
1 (één) maand, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.000,00 (duizend euro) bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.000,00 (duizend euro) bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 20 (twintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 16 augustus 2018.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 18 december 2017, parketnummer 15-800074-17, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Wijst afde vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Noord-Holland van 13 maart 2019, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 12 juli 2017, parketnummer 15-093824-17, voorwaardelijk opgelegde taakstraf van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis met een proeftijd van 3 jaren.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. M. Gonggrijp-van Mourik, in tegenwoordigheid van mr. K. van der Togt, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 april 2021.
Mr. M. Iedema en mr. M. Gonggrijp-van Mourik zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]