ECLI:NL:GHAMS:2021:4385

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 december 2021
Publicatiedatum
4 maart 2022
Zaaknummer
23-000966-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld tegen politie tijdens demonstratie tegen coronamaatregelen op het Museumplein

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was betrokken bij een demonstratie op 24 januari 2021 op het Museumplein in Amsterdam, waar hij zich schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld tegen de politie en het niet voldoen aan een ambtelijk bevel. Tijdens de demonstratie, die plaatsvond in het kader van protest tegen coronamaatregelen, heeft de verdachte samen met anderen geweld gepleegd tegen politieagenten. Dit geweld bestond uit het gooien van voorwerpen, het uitdagen van agenten en het aanvallen van politieagenten van de aanhoudingseenheid. De verdachte heeft niet voldaan aan een bevel van de burgemeester om het Museumplein te verlaten, wat hem ook ten laste is gelegd.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk niet heeft voldaan aan het ambtelijk bevel en dat hij openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd. De verdachte is eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft in zijn overwegingen de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in aanmerking genomen, evenals de maatschappelijke impact van het geweld tijdens de demonstratie. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en heeft de eerdere veroordeling bevestigd, met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die heeft aangegeven zijn gedrag te betreuren en lessen te hebben geleerd.

De uitspraak van het hof benadrukt de onacceptabiliteit van geweld tegen politieagenten en de noodzaak om de openbare orde te handhaven, vooral in het kader van demonstraties. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en heeft geen bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, wordt in mindering gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000966-21
datum uitspraak: 22 december 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 30 maart 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-073475-21 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 december 2021.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij, op een of meer tijdstip(pen) of omstreeks 24 januari 2021 te Amsterdam, op of aan de openbare weg(en), het Museumplein en/of de Van Baerlestraat, in elk geval op of aan de/een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen en/of goederen, welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, (vanuit een (grote) groep)
maken van (een) armgeb(a)r(en) en/of opsteken van de middelvinger in de richting van één of meerdere politieagent(en) en/of, aanvallen/uitdagen van en/of indringen op/tegen één of meer politieagent(en) (die in linie stonden) en/of,
(met kracht) duwen en/of slaan en/of stompen en/of trappen tegen/op/in de richting van het hoofd en/of lichaam en/of helm en/of schild van (een) politieambtena(a)r(en) en/of, (met kracht) slaan en/of trappen tegen/op/in de richting van (een) politievoertuig(en) en/of politiepaard(en) en/of politiehond(en) en/of, (met kracht) slaan en/of trappen en/of duwen en/of trekken tegen en/of aan straatmeubilair en/of,
(telkens) (met kracht), naar, althans in de richting van één of meer politieagent(en) en/of politievoertuig(en) en/of politiepaard(en) en/of politiehond(en), gooien van/met (een) ste(e)n(en), althans op (een) ste(e)n(en) gelijkend voorwerp(en) en/of, (een) (de(e)l(en) van) stoeptegel(s) en/of straatste(e)n(en) en/of, (zwaar) vuurwerk en/of, (een) voorwerp(en) en/of,
waarbij hij, verdachte, (onder andere)
- een voorwerp/object richting één of meerdere politieagenten (van de aanhoudingseenheid) heeft gegooid,
- één of meerdere politieagenten (van de aanhoudingseenheid) heeft uitgedaagd en/of op hen af is gelopen (terwijl verdachte zijn armen wijd uit elkaar hield),
- op de Van Baerlestraat (samen met een groep andere personen) op één of meer politieagenten (van de aanhoudingseenheid) is afgerend en/of deze heeft belaagd/aangevallen en/of slaande bewegingen heeft gemaakt richting één of meer politieagenten (van de aanhoudingseenheid) en/of (terwijl vanuit de groep op dat moment ook is geschopt richting/naar deze politieagenten en/of waarbij één politieagent bewusteloos is geraakt als gevolg van deze aanval);
2.
hij, op of omstreeks 24 januari 2021 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk niet heeft voldaan aan een opdracht krachtens artikel 175 gemeentewet, te weten een (nood)bevel van de Burgemeester, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, gegeven door of namens de Burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met uitoefening van enig toezicht belast), immers heeft hij, verdachte toen en aldaar zich niet (op eerste vordering) verwijderd van het Museumplein en/of de omgeving van het Museumplein, te weten onder andere het Museumplein nadat dit was gevorderd door de politie, terwijl voornoemde opdracht inhield dat hij, verdachte, zich moest verwijderen van het Museumplein en/of haar omgeving;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 24 januari 2021 te Amsterdam, op de openbare weg, het Museumplein en de Van Baerlestraat openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, welk geweld bestond uit het meermalen, vanuit een grote groep maken van armgebaren en opsteken van de middelvinger in de richting van politieagenten en aanvallen/uitdagen van en indringen op politieagenten die in linie stonden en,
slaan en/of trappen in de richting van het hoofd van een politieambtenaar,
waarbij hij, verdachte,
- een voorwerp richting één politieagent heeft gegooid,
- politieagenten heeft uitgedaagd en op hen af is gelopen terwijl verdachte zijn armen wijd uit elkaar hield,
- op de Van Baerlestraat samen met een groep andere personen op politieagenten van de aanhoudingseenheid is afgerend en deze heeft belaagd en slaande bewegingen heeft gemaakt richting politieagenten van de aanhoudingseenheid terwijl vanuit de groep op dat moment ook is geschopt richting deze politieagenten
2.
hij op 24 januari 2021 te Amsterdam, opzettelijk niet heeft voldaan aan een opdracht krachtens artikel 175 gemeentewet, te weten een noodbevel van de Burgemeester, gegeven door of namens de Burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met uitoefening van enig toezicht belast), immers heeft hij, verdachte toen en aldaar zich niet (op eerste vordering) verwijderd van het Museumplein en de omgeving van het Museumplein nadat dit was gevorderd door de politie, terwijl voornoemde opdracht inhield dat hij, verdachte, zich moest verwijderen van het Museumplein en haar omgeving;
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder feit 1 en feit 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met verschillende bijzondere voorwaarden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als in eerste aanleg is opgelegd.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte deel uit maakte van de groep op het Museumplein maar dat er naar de bijdrage van het individu gekeken moet worden. De verdachte heeft al drie maanden vast gezeten. Hij heeft zijn lesje geleerd en ziet in dat zijn gedrag verkeerd was. Primair verzoekt de raadsvrouw dan ook de oplegging van een gevangenisstraf die niet uitgaat boven het uitgezeten voorarrest. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf te matigen en daar enkel de algemene voorwaarden aan te verbinden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Op 24 januari 2021 vond op het Museumplein in Amsterdam een protestactie plaats tegen het beleid dat de overheid voerde ter bestrijding van het Covid-19-virus. Nederland was op dat moment, net als de rest van de wereld, al geruime tijd in de greep van dat virus. De gevolgen van het Covid-19 virus waren en zijn groot en voelbaar in de hele samenleving. Het gaat daarbij niet alleen om de medische gevolgen voor degenen die het virus hebben opgelopen, maar ook om andere maatschappelijke gevolgen. Zo zijn ziekenhuizen overbelast (geweest), wat tot afschalen van de reguliere zorg en tot uitstel van operaties heeft geleid. De ernst van het virus en de noodzaak de ziekenhuizen te ontlasten, hebben geleid tot beleid van de overheid dat ingrijpend is en soms de persoonlijke levenssfeer van burgers in zeer sterke mate raakt. Niet iedereen was en is het eens met het gevoerde beleid. De gevoelde onvrede wordt op verschillende wijzen geuit. Daarvoor is ook ruimte binnen een democratische rechtsorde, mits de daarvoor geldende regels in acht worden genomen. De manier waarop enkele honderden betogers hun onvrede op 24 januari 2021 op het Museumplein in Amsterdam hebben geuit, gaat echter de perken van wat binnen een democratische rechtsorde toelaatbaar is ver te buiten. Hun gedrag was volstrekt onacceptabel. Tegen politieambtenaren, onder wie met name ME’ers, is zeer grof geweld uitgeoefend. Omdat een grote groep betogers weigerde gehoor te geven aan de vordering het Museumplein en omgeving te verlaten en volhardde in het geweld, zijn uiteindelijk waterwerpers ingezet en zijn charges door de ME uitgevoerd. Het door betogers uitgeoefende geweld heeft bij veel burgers, onder wie velen die zich ten volle inzetten om in het belang van de gehele samenleving het Covid-19-virus te bestrijden, geleid tot gevoelens van ontzetting.
De verdachte was één van de betogers op het Museumplein. Hoewel niet is gebleken dat hij daarheen is gekomen met het vooropgezette plan om bij te dragen aan de rellen, is hij daar wel gebleven ondanks een onmiskenbare vordering zich van het Museumplein te verwijderen. Zijn aanwezigheid droeg bij aan een getalsmatige versterking van de groep van waaruit geweld werd gepleegd en hij heeft door het zoeken van de confrontatie met de politie de sfeer verstrekt waarin werd aangemoedigd over te gaan tot verzet tegen het overheidsgezag en tot het uitoefenen van geweld. Bovendien heeft de verdachte ook zelf geweldhandelingen gepleegd. Hij heeft uitdagende bewegingen gemaakt richting de politieambtenaren en ook een bekertje richting de politie gegooid. Bovendien heeft hij op de Van Baerlestraat met een aantal mededemonstranten een politieambtenaar die deel uitmaakte van de aanhoudingseenheid belaagd en in het nauw gebracht en een slaande beweging in de richting van die politieambtenaar gemaakt. Bij deze belaging heeft de politieagent door geweld van de kant van de mededemonstranten letsel opgelopen. Verder heeft de verdachte niet voldaan aan de onmiskenbare vordering zich van het Museumplein te verwijderen. Door op deze manier te handelen heeft de verdachte bijgedragen aan de geweldsspiraal gericht tegen de politie en de daarmee gepaard gaande verstoring van de openbare orde. Daarnaast heeft hij (bevelen van) het bevoegd gezag, strekkend tot bescherming van die openbare orde, genegeerd.
Op grond van de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) wordt als uitgangspunt voor openlijke geweldpleging tegen personen een taakstraf voor de duur van 120 uren gehanteerd, welk uitgangspunt bij geweld tegen de politie kan worden verdubbeld. Het hof is van oordeel dat dit oriëntatiepunt in de hiervoor geschetste, bijzondere, omstandigheden geen recht doet aan de ernst van hetgeen heeft plaatsgevonden. Daarbij heeft het hof ook gekeken naar de straffen die zijn opgelegd in zaken waarin het ging om – kort gezegd – soortgelijk Covid-19 gerelateerd geweld.
De aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten zijn dusdanig dat een forse straf ter vergelding passend en geboden is. Het hof vindt het bovendien vanuit het oogpunt van (speciale en generale) preventie van belang dat een krachtig signaal wordt gegeven dat het op deze wijze uiten van onvrede over het door de overheid gevoerde beleid ter bestrijding van het Covid-19 virus, volstrekt ontoelaatbaar is. Gelet hierop is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf van geruime tijd in beginsel op zijn plaats is.
In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet het hof aanleiding een deel van de op te leggen gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm toe te passen. De verdachte heeft drie maanden in voorarrest doorgebracht vanwege de bewezenverklaarde feiten. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij gedurende zijn detentie veel heeft nagedacht en dat hij inziet dat zijn gedrag fout was. De verdachte heeft in hoger beroep volledige openheid van zaken gegeven en aangegeven van het incident geleerd te hebben. In de toekomst zal hij zich van grote groepen distantiëren. Het hof acht het wel van belang dat de verdachte wordt weerhouden in de toekomst opnieuw op een vergelijkbare wijze zijn onvrede over het overheidsbeleid te uiten, zodat het een deels voorwaardelijke straf zal opleggen met een proeftijd van twee jaren.
Anders dan de advocaat-generaal ziet het hof in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen reden aan de voorwaardelijke straf ook bijzondere voorwaarden te verbinden.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van zes maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk passend en geboden. Voor de gevorderde schadevergoedingsmaatregel ziet het hof gelet op hetgeen in deze zaak is bewezenverklaard onvoldoende grond.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 141 en 184 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.A. Hartsuiker, mr. H.A. van Eijk en mr. M.J.A. Duker,
in tegenwoordigheid van mr. F. van den Brink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 december 2021.
Mrs. F.A. Hartsuiker en H.A. van Eijck zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]