In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 15 december 2020. De verdachte, geboren in 2004, was in eerste aanleg veroordeeld en heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting in hoger beroep op 11 maart 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om bevestiging van de eerdere straf. Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van de ingediende stukken en de verklaringen van de verdachte en zijn raadsman.
Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs is voor de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten, ondanks dat een getuige, [naam], ontkende samen met de verdachte aanwezig te zijn geweest. Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter bevestigd, maar met een belangrijke aanpassing: een volzin uit het vonnis is verwijderd en er is een nieuw bewijsmiddel toegevoegd. Dit bewijsmiddel betreft de eigen waarneming van het hof tijdens de zitting, waarbij beelden van een winkel zijn bekeken. Hierop is te zien dat de verdachte zich verdacht gedroeg, wat het hof als relevant bewijs heeft aangemerkt.
De beslissing van het hof is om het vonnis te bevestigen, met inachtneming van de aanpassing van de bewijsmiddelen. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. M.K. Durdu-Agema, die buiten staat was om te ondertekenen.