In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 21 juni 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 2000, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor het rijden zonder rijbewijs op een bromfiets op 24 augustus 2018 te Hoofddorp. Tijdens de zitting in hoger beroep op 11 maart 2021 heeft de raadsman van de verdachte vrijspraak bepleit, waarbij hij aanvoerde dat de verdachte niet op de tenlastegelegde datum had gereden en dat er mogelijk sprake was van een persoonsverwisseling. Het hof heeft echter de waarnemingen van de verbalisant, die de verdachte op de tenlastegelegde datum had staande gehouden, als betrouwbaar beoordeeld. De verdachte had geen geldig rijbewijs en was eerder onherroepelijk veroordeeld voor een soortgelijk feit. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 32 uren, met een proeftijd van 2 jaren, en heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte.