3.2.De grief gaat ook voor het overige niet op, omdat door [appellanten] (a) aan de feiten die de rechtbank als vaststaand heeft opgesomd, feiten worden toegevoegd die door Deutsche Bank gemotiveerd zijn bestreden en dus vanwege art. 149 lid 1 Rv niet als vaststaand kunnen worden aangemerkt, (b) feiten die de rechtbank als vaststaand heeft beschreven, niet als zodanig worden aangemerkt hoewel ze in eerste aanleg gemotiveerd door Deutsche Bank zijn aangevoerd dan wel anderszins uit door partijen ingeroepen producties zijn gebleken en door [appellanten] niet voldoende gemotiveerd zijn of worden bestreden, en (c) aan vaststaande feiten conclusies worden verbonden die op zichzelf door die vaststaande feiten niet worden gedragen. De grief behoeft geen gedetailleerde bespreking omdat [appellanten] daarbij, in het licht van de rechtsstrijd in hoger beroep, geen belang hebben.
Het hof volstaat met de volgende opsomming van de vaststaande feiten.
( i) [appellanten] teelden, veredelden en vercommercialiseerden lelies. Ze hadden eigen gronden, een laboratorium, een veredelingskas, een verwerkingsschuur en een broeikas. Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw bestaat er een kredietrelatie tussen Deutsche Bank en [appellanten]
(ii) Bij overeenkomst van 27 juli 2006 hebben Deutsche Bank en [appellanten] lopende kredietovereenkomsten geherstructureerd, onder meer in de vorm van een 13-jarige euriborlening van € 4,25 miljoen op basis van een variabele rente, gecombineerd met een renteswap met een looptijd van acht jaar (hierna: renteswap I). [appellanten] hebben door ondertekening van de nieuwe kredietovereenkomst tevens verklaard dat zij de “Algemene Bepalingen Derivatentransacties mei 2001” en de brochure “Derivatentransacties” hebben ontvangen. In deze brochure worden onder andere de risico’s van een renteswap beschreven.
(iii) Op 29 oktober 2007 zijn [appellanten] en Deutsche Bank een 15-jarige lening overeengekomen van € 2,4 miljoen op basis van een variabele rente. Ook deze lening is gecombineerd met een renteswap, die een looptijd had van elf jaar (hierna: renteswap II). [appellanten] hebben door ondertekening van deze kredietovereenkomst opnieuw verklaard dat zij de “Algemene Bepalingen Derivatentransacties mei 2001” en de brochure “Derivatentransacties” hebben ontvangen.
(iv) Op 24 december 2009 zijn [appellanten] en Deutsche Bank een nieuwe kredietovereenkomst aangegaan, waarbij de 13-jarige en 15-jarige leningen (pro resto) werden gehandhaafd en een rekening-courantkrediet werd verstrekt van € 6,5 miljoen, bestaande uit een basiskrediet van € 1,2 miljoen, een seizoenskrediet van € 2,5 miljoen en een extra krediet van € 2,8 miljoen.
( v) De kredietovereenkomst van 24 december 2009 is gewijzigd bij overeenkomst van 28 mei 2010, die weer is gewijzigd bij overeenkomst van 20 juli 2011.
(vi) Bij brief van 16 april 2013 heeft Deutsche Bank [appellanten] meegedeeld dat zij wegens een aangescherpte strategische focus niet langer de geschikte bank is om [appellanten] de producten en diensten aan te bieden die zij op dat moment afnamen en hen gewezen op de mogelijkheden van Nederlandse banken die wel een breed lokaal aanbod hebben voor de bancaire producten en diensten die [appellanten] op dat moment afnamen. De individuele overeenkomsten met [appellanten] zouden vooralsnog worden voortgezet.
(vii) Bij e-mail van 3 januari 2014 hebben [appellanten] aan Deutsche Bank bericht dat zij ca. 10 ha grond hebben verkocht en Deutsche Bank gevraagd hoe zij de opbrengst financieel wilde afwikkelen. Deutsche Bank heeft bij e-mail van 7 januari 2014 geantwoord dat zij de verkoopopbrengst, na makelaarskosten, integraal wil ontvangen en voorgesteld om er de rekening-courantfaciliteit mee af te lossen, wat ook boeterente zou besparen. Na ontvangst van de opbrengst heeft Deutsche Bank aan [appellanten] bevestigd dat de maximale limiet van het in rekening-courant verstrekte basiskrediet wordt verlaagd van € 1,2 miljoen naar € 500.000, zodat de totale maximale limiet in rekening-courant € 4.925.000 bedraagt.
(viii) Bij (door [appellanten] voor akkoord getekende) brief van 2 april 2014 heeft Deutsche Bank aan [appellanten] geschreven dat zij zich naar aanleiding van de negatieve resultaten over de jaren 2012 en 2013 en de daarmee gepaard gaande situatie van liquiditeitskrapte ernstige zorgen maakt over het continuïteitsperspectief van de onderneming. In mei 2014 hebben Deutsche Bank en [appellanten] de maatregelen besproken die zij in verband daarmee zouden nemen, in het bijzonder het verkopen van 60 ha bedrijfsgrond en de teeltkraam. Deze verkopen zijn kort daarna tot stand gebracht.
(ix) Bij brief van 6 augustus 2014 heeft Deutsche Bank aan [appellanten] geschreven dat de verkoopopbrengst zal worden aangewend ten behoeve van de algehele aflossing van de 15-jarige lening en de 13-jarige lening, de negatieve waarde van de renteswaps à ca. € 170.000, en de inlossing van het basiskrediet en het seizoenskrediet, en van het extra krediet tot een maximale limiet van € 1.500.000. [appellanten] hebben deze brief voor akkoord ondertekend, met onder meer de opmerking dat ze moeite hebben met de boetesom voor de renteswap.
( x) De gesprekken die partijen daarna hebben gevoerd, hebben op 11 november 2014 geleid tot een overeenkomst, inhoudend dat de verkoopopbrengst à € 6.321.710,18 werd toegerekend aan de 15-jarige lening, de 13-jarige lening, een lening aan de heer [X] , de negatieve waarde van de renteswaps, en de rekening-courantfaciliteit, die is gereduceerd tot € 1.800.000. Het extra krediet zou stapsgewijs worden afgebouwd, de zekerheden zouden worden gehandhaafd, de “risk fee” zou komen te vervallen, en Deutsche Bank zou voorwaardelijk een rentecorrectie van € 40.000 betalen. De overeenkomst bevat een “settlement clause”, waarin partijen verklaren dat zij wederzijds niets meer te vorderen hebben uit hoofde van het rentederivaatcontract.
(xi) De bancaire relatie tussen Deutsche Bank en [appellanten] is in april 2017 geëindigd, nadat [appellanten] hun schuld volledig hadden afgelost.