ECLI:NL:GHAMS:2021:4019
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Huur woonruimte en buitengerechtelijke ontbinding door woningcorporatie na vondst van harddrugs
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding betreffende de huur van een woning door [appellant] van Woonstichting Lieven de Key. De woningcorporatie heeft de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden na de sluiting van de woning door de burgemeester vanwege de vondst van een handelshoeveelheid harddrugs en een aanzienlijk bedrag aan contanten. De burgemeester heeft op 8 juli 2020 besloten de woning voor drie maanden te sluiten, omdat de aanwezigheid van drugs en contanten een ernstige inbreuk op de openbare orde vormde. De huurovereenkomst werd ontbonden op grond van artikel 7:231 lid 2 BW, wat door [appellant] werd bestreden in hoger beroep. Het hof heeft de feiten die door de kantonrechter zijn vastgesteld als uitgangspunt genomen, aangezien deze in hoger beroep niet in geschil zijn. Het hof oordeelt dat de woningcorporatie niet misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid om de huurovereenkomst te ontbinden. De grieven van [appellant] zijn verworpen, waarbij het hof benadrukt dat de aanwezigheid van harddrugs en contanten in de woning een gevaar voor de omwonenden met zich meebracht. Het belang van de woningcorporatie om de openbare orde te handhaven weegt zwaarder dan het belang van [appellant] bij het behoud van de woning. Het hof bekrachtigt het bestreden vonnis en veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep.