ECLI:NL:GHAMS:2021:3944

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
16 december 2021
Zaaknummer
200.293.206/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een toegevoegd gerechtsdeurwaarder over betekening van een dagvaarding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht tegen een toegevoegd gerechtsdeurwaarder. De klacht betreft de betekening van een dagvaarding aan de klager, die stelt dat hij het exploot nooit heeft ontvangen. De gerechtsdeurwaarder heeft de dagvaarding betekend door deze in een gesloten envelop achter te laten op het adres van de klager, omdat niemand op dat adres aanwezig was. Klager betwist de juistheid van het exploot en stelt dat het adres onjuist was en dat zijn echtgenote de hele dag thuis was. Het hof heeft de feiten en omstandigheden rondom de betekening onderzocht en geconcludeerd dat de gerechtsdeurwaarder op basis van de Basisregistratie Personen (BRP) heeft gehandeld. Het hof oordeelt dat de gerechtsdeurwaarder niet in strijd met de waarheid heeft gehandeld en dat de klacht ongegrond is. De beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders, die de klacht eerder gegrond had verklaard, is vernietigd. Het hof benadrukt het belang van de waarheidsgetrouwe opmaak van exploten en dat de gerechtsdeurwaarder niet opzettelijk valselijk heeft gehandeld. De klacht is ongegrond verklaard.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.293.206/01 GDW
nummer eerste aanleg : C/13/680145 / DW RK 20/84
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 21 december 2021
inzake
[toegevoegd gerechtsdeurwaarder],
toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [plaats] , voorheen te [plaats] ,
appellante,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
[klager],
wonend te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: [gemachtigde] .
Partijen worden hierna de gerechtsdeurwaarder en klager genoemd.

1.De zaak in het kort

De gerechtsdeurwaarder heeft een dagvaarding aan klager betekend door achterlating in een gesloten envelop, omdat niemand op het adres van klager werd aangetroffen. Het adres van klager was gelegen op een recreatiepark. Klager stelt het exploot nooit te hebben ontvangen. Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat het relaas in het door haar uitgebrachte exploot onjuist is en in strijd met wat daadwerkelijk is gebeurd. Klager voert hiertoe onder andere aan dat het in het exploot genoemde adres onjuist is, dat zijn bungalow op het recreatiepark geen brievenbus heeft en dat zijn echtgenote de gehele dag aanwezig was in de bungalow.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De gerechtsdeurwaarder heeft op 16 april 2021 een beroepschrift – met bijlage – bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 19 maart 2021 (ECLI:NL:TGDKG:2021:25). Klager heeft op 29 juni 2021 een verweerschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend. Op 10 augustus 2021 heeft klager aan de gerechtsdeurwaarder en het hof een setje foto’s gestuurd. Deze foto’s waren in kopie al aan het verweerschrift gehecht.
2.2.
Op 15 oktober 2021 heeft klager een nadere productie ingediend.
2.3.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 28 oktober 2021. De gerechtsdeurwaarder, vergezeld van haar gemachtigde, en de gemachtigde van klager zijn verschenen en hebben het woord gevoerd.

3.Feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende.
3.1.
De gerechtsdeurwaarder heeft op verzoek van de Stichting [naam stichting] bij exploot van 20 maart 2019 een dagvaarding betekend aan klager.
3.2.
Het exploot vermeldt dat door de gerechtsdeurwaarder niemand werd aangetroffen aan wie zij het afschrift kon laten, zodat zij het afschrift op grond van artikel 47 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) heeft achtergelaten aan het in het exploot vermelde adres: “ [adres 1] , gemeente [gemeente] .

4.Standpunt van klager

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hetgeen zij heeft gerelateerd in het door haar uitgebrachte exploot, onjuist is en in strijd met wat daadwerkelijk is gebeurd. De klacht valt uiteen in de volgende klachtonderdelen.
4.1.
In het exploot van dagvaarding staat vermeld dat op het adres [adres 1] , gemeente [gemeente] , een afschrift van het exploot is achtergelaten, omdat niemand werd aangetroffen aan wie rechtsgeldig exploot kon worden gelaten. Dit is volgens klager een niet bestaand adres. Het juiste adres was volgens klager “ [adres 2] ”. Volgens klager heeft de gerechtsdeurwaarder het door haar gebruikte adres ontleend aan een op 8 november 2018 genomen informatie uit het handelsregister.
4.2.
Op 20 maart 2019 was de echtgenote van klager de hele dag in de woning aanwezig. Van een bezoek van een gerechtsdeurwaarder is haar echter niets gebleken. De (tijdelijke) woning heeft geen brievenbus en de door de gerechtsdeurwaarder achtergelaten envelop is niet aangetroffen.
4.3.
Bij de ingang van het recreatiepark en vlak voor de receptie staat een grote kast voor post. Klager vermoedt dat de gerechtsdeurwaarder de envelop in het voor iedereen toegankelijke deel van die kast heeft gedeponeerd. De gerechtsdeurwaarder had het exploot in de visie van klager kunnen achterlaten bij de bemande receptie van het park, althans had daar nader kunnen informeren.
4.4.
In de dagvaarding is vermeld dat daaraan een aantal producties (16) is gehecht. In het exploot is daarover verder niets gerelateerd, zodat klager ook deze stukken niet heeft ontvangen en daarvan ook geen kennis heeft kunnen nemen. Daarnaast voert klager aan dat is gedagvaard voor de Rechtbank Gelderland, kamer voor kantonzaken, locatie Arnhem, zitting houdende aan het adres Walburgstraat 2 4 te Arnhem, terwijl dit volgens klager Walburgstraat 2-4 (no. 2 t/m 4) te Arnhem moet zijn. Verder wijst klager op de laatste pagina van het exploot. Daarop is weliswaar een handtekening geplaatst, doch niet is duidelijk van wie de handtekening daadwerkelijk is. In ieder geval blijkt uit niets dat het exploot daadwerkelijk door de gerechtsdeurwaarder is ondertekend.
4.5.
Het exploot had ook op het zaakadres van klager kunnen worden gelaten, alwaar hij ingevolge artikel 1:14 van het Burgerlijk Wetboek mede woonplaats heeft. Bovendien heeft klager in de voorafgaande correspondentie, bij brieven van zijn raadsman van 11 december 2018 en 11 januari 2019, nadrukkelijk aan de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder kenbaar gemaakt ter zake woonplaats te kiezen bij het woonhuis en kantoor van zijn raadsman.
4.6.
Klager is ervan overtuigd dat de gerechtsdeurwaarder bewust alles in het werk heeft gesteld om te voorkomen dat het desbetreffende exploot klager zou bereiken, en de inhoud daarvan is dan ook thans publiek geheim geworden. Bovendien merkt klager op dat hij door het handelen van de gerechtsdeurwaarder onredelijk is benadeeld. De gevorderde ontruiming werd door het oppoetsen van de “vermeende” huurachterstand op onjuiste gronden toegewezen, zodat het exploot van dagvaarding nietig is c.q. nietig verklaard moet worden.

5.Beoordeling

5.1.
De voorzitter van de kamer heeft bij beslissing van 11 februari 2020 de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Tegen deze beslissing heeft klager tijdig verzet ingesteld.
De kamer heeft in de bestreden beslissing het verzet van klager gegrond verklaard, de beslissing van de voorzitter van de kamer vernietigd en de klacht van klager alsnog gegrond verklaard. Aan de gerechtsdeurwaarder is de maatregel van berisping opgelegd. Voorts heeft de kamer de gerechtsdeurwaarder veroordeeld in de kosten.
Uitgangspunt
5.2.
Door zowel de voorzitter van de kamer als de kamer is overwogen dat bij de beoordeling van de klacht als uitgangspunt dient dat een door een gerechtsdeurwaarder uitgebracht exploot een authentieke akte is, die op grond van artikel 157 lid 1 Rv tegen eenieder dwingend bewijs oplevert van hetgeen de gerechtsdeurwaarder daarin binnen de kring van zijn bevoegdheid omtrent zijn waarnemingen en verrichtingen heeft verklaard, zulks behoudens tegenbewijs (artikel 151 lid 2 Rv). In een tuchtrechtelijke procedure worden echter andere eisen aan bewijslevering en bewijswaardering gesteld dan in een civiele procedure. Het hof dient te beoordelen of op grond van wat door klager is aangevoerd voldoende aannemelijk is dat het exploot niet is betekend op de wijze die de gerechtsdeurwaarder in het exploot heeft gerelateerd (zie ook ECLI:NL:GHAMS:2018:4844).
Betekening aan een niet-bestaand adres (klachtonderdeel 1)
5.3.
De gerechtsdeurwaarder heeft verklaard dat voor het exploot gebruik is gemaakt van het adres waarop klager volgens de Basisregistratie personen (BRP) stond ingeschreven. Deze informatie is op 18 maart 2019 opgevraagd en hiervoor heeft zij geen gebruik gemaakt van de informatie uit het handelsregister. Net als de voorzitter van de kamer ziet het hof geen aanleiding om aan deze verklaring van de gerechtsdeurwaarder te twijfelen; in beginsel mag de gerechtsdeurwaarder bij het uitbrengen van exploten afgaan op de gegevens uit de BRP. Uit een door klager overgelegde productie volgt dat volgens de BRP klager tot 21 maart 2019 stond ingeschreven op het adres “ [adres 1] ”. Om onduidelijke redenen, die ook niet zijn opgehelderd in hoger beroep, is dit adres in het exploot weergegeven als “ [adres 1] ”. Dit adres vormde voor de gerechtsdeurwaarder het uitgangspunt bij de betekening van het exploot van de dagvaarding. Het recreatiepark is gelegen aan de [adres 3] , gemeente [gemeente] .
5.4.
Als de feitelijke situatie ter plaatse aanleiding geeft om te twijfelen of de adresgegevens in overeenstemming zijn met de werkelijke woonplaats van degene tot wie het exploot zich richt, is de gerechtsdeurwaarder gehouden nader onderzoek te verrichten (zie ook ECLI:NL:GHAMS:2016:3123). Volgens de gerechtsdeurwaarder gaven de omstandigheden ter plaatse haar echter geen reden om te twijfelen aan het adres van klager. Zo heeft de gerechtsdeurwaarder verklaard dat zij in haar praktijk wel vaker meemaakt dat soms “02” wordt vermeld en soms “2”, terwijl in beide gevallen hetzelfde wordt bedoeld. Een dergelijke situatie leidt bij haar niet tot twijfels, aldus de gerechtsdeurwaarder. Voor haar was duidelijk welke woning werd bedoeld. Op basis van het vorenstaande kan het hof niet concluderen dat de gerechtsdeurwaarder heeft betekend aan een niet-bestaand adres, ook al was de positie van de spatie in het adres in het exploot anders dan die in het adres in de BRP. Het hof acht klachtonderdeel 1 daarom ongegrond.
Wijze van achterlating (klachtonderdelen 2 en 3)
5.5.
Uit artikel 47 lid 1 Rv volgt de hoofdregel dat een gerechtsdeurwaarder, als die geen afschrift aan de in de wet genoemde personen kan laten, een afschrift aan de woonplaats achterlaat in een gesloten envelop. Het hof verenigt zich met het oordeel van de voorzitter van de kamer dat uit de mededeling van klager dat zijn echtgenote op 20 maart 2019 de gehele dag in de bungalow aanwezig was, niet zonder meer volgt dat de mededeling van de gerechtsdeurwaarder dat zij op het moment van betekening niemand heeft aangetroffen, in strijd met de waarheid is gedaan.
5.6.
De gerechtsdeurwaarder heeft op het exploot vermeld dat zij dit heeft achtergelaten aan het in het exploot vermelde adres. Net als de voorzitter van de kamer stelt het hof vast dat in de wet niet is geregeld op welke wijze achterlating aan de woonplaats kan worden gedaan. Ook als een brievenbus ontbreekt, kan het exploot nog steeds worden achtergelaten aan de woonplaats. Het hof heeft niet kunnen vaststellen dat de achterlating anders is gegaan dan door de gerechtsdeurwaarder op het exploot is vermeld. Klager heeft alleen vermoedens geuit over de mogelijke, andere wijzen van achterlating door de gerechtsdeurwaarder. Zowel in de processtukken als ter zitting in hoger beroep heeft de gerechtsdeurwaarder verklaard dat zij achteraf in haar dossier een aantekening zou hebben gemaakt als zij het exploot op een ongebruikelijke wijze had achtergelaten, omdat dat haar gewoonte is. Zij heeft een dergelijke aantekening in dit geval niet gemaakt, waaruit de gerechtsdeurwaarder afleidt dat er bij de achterlating aan de woonplaats niets bijzonders is voorgevallen. Ter zitting in hoger beroep is door de gerechtsdeurwaarder daaraan toegevoegd dat zij wekelijks exploten uitbrengt op recreatieparken op de Veluwe. Het hof ziet, anders dan de kamer, onvoldoende aanleiding om de verklaring van de gerechtsdeurwaarder niet geloofwaardig te achten.
5.7.
Het hof is van oordeel dat het maken van een aantekening over een bijzondere wijze van betekenen in het algemeen een goede handelwijze is van de gerechtsdeurwaarder, ook al bestaat hiertoe geen verplichting. Voor het hof is niet komen vast te staan dat de situatie ter plekke de gerechtsdeurwaarder aanleiding had moeten geven om een aantekening in haar dossier te maken. Anders dan de kamer is het hof niet van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder in het exploot gedetailleerd dient op te nemen hoe het exploot is uitgebracht, indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven. Ook dat is weliswaar aan te bevelen, maar geen verplichting.
5.8.
Het is voor het rechtsverkeer van het grootste belang dat gerechtsdeurwaarders de exploten die zij uitbrengen, naar waarheid opmaken. Exploten vervullen een cruciale rol in het rechtsverkeer en zij leveren dwingend bewijs op. Dat maakt dat het zeer ernstig zou worden opgenomen, als zou blijken dat een gerechtsdeurwaarder een exploot opzettelijk valselijk heeft opgemaakt. Door dat te doen zou de gerechtsdeurwaarder een zeer groot risico nemen. Tegen deze achtergrond bezien is naar het oordeel van het hof de stelling van klager dat het exploot niet aan klager is betekend op de wijze die in het exploot is gerelateerd, niet voldoende aannemelijk geworden. Dit betekent dat de klachtonderdelen 2 en 3 ongegrond zijn.
Overige klachtonderdelen 4 tot en met 6
5.9.
Over deze klachtonderdelen heeft de kamer zich niet uitgesproken. Met betrekking tot deze klachtonderdelen verenigt het hof zich met het oordeel van de voorzitter van de kamer en de gronden waarop dit oordeel berust. In het kort komt dat erop neer dat een (tik)fout in het adres van de rechtbank niet tuchtrechtelijk laakbaar is, dat de gerechtsdeurwaarder niet kan worden verweten dat de woningcorporatie haar niet van het gekozen adres op de hoogte heeft gebracht, dat er geen reden bestaat om eraan te twijfelen dat het exploot door de gerechtsdeurwaarder is ondertekend, dat aanhechting van producties aan de dagvaarding niet verplicht is en dat in het geheel niet aannemelijk is geworden dat de gerechtsdeurwaarder klager bewust heeft willen benadelen. De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft geen ander licht op deze klachtonderdelen geworpen en geeft het hof geen aanleiding tot een andere beoordeling dan die van de voorzitter van de kamer of tot een nadere motivering. De enige aanvulling is dat de gerechtsdeurwaarder ter zitting in hoger beroep uitdrukkelijk heeft verklaard dat de handtekening onder het exploot haar handtekening is. Het hof acht ook de klachtonderdelen 4 tot en met 6 daarom ongegrond.
5.10.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat het hof, anders dan de kamer, van oordeel is dat de klacht tegen de gerechtsdeurwaarder ongegrond is. Het hof zal de beslissing van de kamer daarom vernietigen.

6.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing;
en, opnieuw beslissende:
- verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2021 door de rolraadsheer.