ECLI:NL:GHAMS:2021:3867

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 december 2021
Publicatiedatum
8 december 2021
Zaaknummer
200.280.127/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwbedrijf en bemiddelaar in geschil over bemiddelingsfee en inzet timmerman

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een bouwbedrijf, handelend onder de naam Avalanche Projecten, en Lemon Bouw en Facility Services B.V. over een bemiddelingsovereenkomst. Het bouwbedrijf had een overeenkomst gesloten met een bemiddelaar voor de inzet van een timmerman op bouwprojecten van derden tegen betaling van een bemiddelingsfee. De overeenkomst had geen einddatum en werd geacht voor onbepaalde tijd te zijn aangegaan. Na een meningsverschil over de hoogte van de bemiddelingsfee bleef het bouwbedrijf de timmerman inzetten, wat leidde tot een vordering van het bouwbedrijf op Lemon voor een bedrag van € 19.010,31. Het hof oordeelde dat Lemon, door de overeenkomst niet op te zeggen en de timmerman te blijven inzetten, de bemiddelingsfee verschuldigd was. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de kantonrechter en wees de vordering van het bouwbedrijf toe, inclusief wettelijke handelsrente.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.280.127/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : 8112452 / CV EXPL 19-5505
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 7 december 2021
inzake
[appellant] ,
handelend onder de naam AVALANCHE PROJECTEN,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
tevens voorwaardelijk incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. M.D. de Wit te Uithoorn,
tegen
LEMON BOUW EN FACILITY SERVICES B.V.,
gevestigd te Edam,
geïntimeerde,
tevens voorwaardelijk incidenteel appellante,
advocaat: mr. J.J. Kunst te Hoorn.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en Lemon genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 2 juni 2020 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland (hierna: de kantonrechter) van 12 maart 2020, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellant] als eiser en Lemon als gedaagde (hierna: het bestreden vonnis).
Het hof heeft in deze zaak op 21 juli 2020 een tussenarrest uitgesproken en daarbij een mondelinge behandeling gelast teneinde inlichtingen te verkrijgen, een minnelijke regeling te beproeven en/of het verdere verloop van het geding in hoger beroep te bespreken. Deze mondelinge behandeling heeft niet plaatsgevonden.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in voorwaardelijk incidenteel appel, met een productie;
- memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel appel.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 10 september 2021 doen bepleiten, [appellant] bij monde van mr. De Wit voornoemd en Lemon bij monde van mr. Kunst voornoemd, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog de vordering van [appellant] zal toewijzen, met veroordeling van Lemon in de kosten van het geding in beide instanties.
Lemon heeft in principaal appel geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis en in voorwaardelijk incidenteel appel, voor zover door Lemon met haar grief bestreden, het bestreden vonnis te vernietigen en opnieuw rechtdoende de vorderingen van [appellant] af te wijzen, in principaal en incidenteel appel met veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep. [appellant] heeft in het voorwaardelijk incidenteel appel geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.7 de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.1
[appellant] en Lemon houden zich bezig met de bemiddeling van vakkrachten in de bouw en afbouw. Lemon heeft eind 2018 [X] (hierna: [X] ) ingeschakeld om voor haar ondersteunende werkzaamheden te verrichten.
2.2
Op of rond 8 oktober 2018 is er tussen [X] en [appellant] contact geweest over de vraag of [appellant] als (arbeids)bemiddelaar een timmerman kon leveren voor een bouwproject. Die contacten zijn met name via WhatsApp-berichten gegaan.
2.3
In een WhatsApp-bericht van 8 oktober 2018 heeft [appellant] aan [X] laten weten dat hij één timmerman heeft, te weten [A] (hierna: [A] ). [X] heeft naar aanleiding van een vraag van [appellant] opgemerkt dat hij niet meer kan betalen dan € 31,00 per uur en dat het om een project aan [adres] gaat, in het gebouw Hudson Bay . Hierop heeft [appellant] opgemerkt:
“Ok, deal”. Verder is tussen [X] en [appellant] in de WhatsApp-berichten aan de orde gekomen dat [appellant] € 6,00 per uur aan bemiddelingsvergoeding zou ontvangen.
2.4
[X] heeft in de WhatsApp-berichten als zijn e-mailadres opgegeven [e-mailadres]
2.5
[appellant] heeft voor de door [A] verrichte werkzaamheden over de periode van 9 oktober 2018 tot januari 2019 facturen gestuurd aan Lemon, die door Lemon zijn betaald.
2.6
In een e-mail van 5 december 2018 heeft Lemon aan [appellant] meegedeeld dat een bemiddelingsvergoeding van € 6,00 per uur ongebruikelijk en onacceptabel was, en dat Lemon hooguit € 0,75 per uur wilde betalen. Daarbij is opgemerkt dat Lemon eerdere facturen van [appellant] alleen heeft betaald
“as a show of good will”.
2.7
Lemon is [A] ook na januari 2019 blijven inzetten als timmerman op bouwprojecten. Lemon heeft geen overeenstemming bereikt met [appellant] over een bemiddelingsvergoeding voor de inzet van [A] en heeft ook geen vergoeding meer betaald aan [appellant] .

3.Beoordeling

3.1
In eerste aanleg heeft [appellant] gevorderd dat Lemon wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van in totaal € 12.304,74, alsmede tot betaling van toekomstige facturen. [appellant] heeft aan de vordering ten grondslag gelegd – kort weergegeven – dat Lemon [A] na januari 2019 is blijven inzetten voor het verrichten van werkzaamheden, zodat Lemon op grond van de bemiddelingsovereenkomst met [appellant] een vergoeding van € 6,00 per uur moet (blijven) betalen. Lemon heeft de vordering betwist. De kantonrechter heeft de vordering van [appellant] afgewezen omdat – kort weergegeven – geen sprake is van een doorlopende bemiddelingsovereenkomst voor onbepaalde tijd en dat niet is gebleken van een bemiddelingsovereenkomst met Lemon voor de periode na afloop van het project in Amstelveen . De stelling van Lemon dat [X] niet bevoegd was om namens Lemon de overeenkomst met [appellant] aan te gaan, is niet gevolgd omdat [X] destijds door Lemon was ingeschakeld als contactpersoon en dat [X] het e-mailadres van Lemon gebruikte in zijn correspondentie met [appellant] . Ook staat vast dat Lemon de facturen van [appellant] over de periode oktober 2018 tot januari 2019 heeft betaald. Gelet hierop moet worden aangenomen dat [X] namens Lemon optrad en daartoe ook bevoegd was, althans dat [appellant] daarop mocht vertrouwen, aldus de kantonrechter. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] in principaal appel met twee grieven op. Lemon bestrijdt de grieven en komt in voorwaardelijk incidenteel appel met een grief op tegen het vonnis. [appellant] bestrijdt de grief in voorwaardelijk incidenteel appel.
Wijziging partijnaam
3.2
Bij memorie van grieven heeft [appellant] het hof bericht dat hij zijn eenmanszaak per 1 januari 2020 heeft ingebracht in Avalanche Projecten vof, waarvan [appellant] vennoot is. [appellant] heeft het hof gevraagd de partijnaam te wijzigen van [appellant] h.o.d.n. Avalanche Projecten in Avalanche Projecten vof. Lemon heeft daarop aangegeven dat Avalanche Projecten vof geen partij is in deze procedure, reden waarom de vordering reeds moet stranden.
Vervolgens heeft [appellant] tijdens de mondelinge behandeling zijn verzoek om de partijnaam te wijzigen ingetrokken, zodat het hof uitgaat van de oorspronkelijke partij, te weten [appellant] h.o.d.n Avalanche Projecten.
Doorlopende bemiddelingsovereenkomst
3.3
Met
grief 1komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat geen sprake is van een doorlopende bemiddelingsovereenkomst voor onbepaalde tijd. [appellant] voert daartoe – samengevat weergegeven – aan dat pas nadat partijen overeenstemming hadden bereikt over de prijs en de bemiddelingsfee door [X] is aangegeven dat hij [A] zou gaan inzetten op het project Hudson Bay in Amstelveen . [A] heeft slechts enkele dagen op het project Hudson Bay gewerkt en is vervolgens door Lemon ingezet op een ander project. Lemon is daarna de overeengekomen bemiddelingsfee blijven voldoen. Beide partijen hadden in oktober 2018 de bedoeling een doorlopende bemiddelingsovereenkomst voor onbepaalde tijd aan te gaan. Als wel een bemiddelingsovereenkomst voor een specifiek project zou zijn overeengekomen dan had het voor de hand gelegen dat [appellant] [A] weer elders had kunnen plaatsen, maar niet dat [A] kosteloos ter beschikking gesteld bleef van Lemon. Bovendien is de bemiddelingsfee van [appellant] niet buitensporig hoog, aldus nog steeds [appellant] .
3.4
Het hof oordeelt als volgt. Partijen hebben via Whatsapp met elkaar gecorrespondeerd en verwijzen voor hetgeen zij met elkaar zijn overeengekomen naar die Whatsapp correspondentie. Voor de vraag wat partijen zijn overeengekomen dient niet uitsluitend te worden afgegaan op de taalkundige betekenis van inhoud van de Whatsapp correspondentie (alhoewel die taalkundige betekenis van groot belang is), maar komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden aan de bewoordingen redelijkerwijs mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien over en weer redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij zijn de omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen, van beslissende betekenis (vgl. HR 12 januari 2001, NJ 2001,199). Tussen partijen staat vast dat op of rond 8 oktober 2018 tussen [X] en [appellant] via Whatsapp contact is geweest over de vraag of [appellant] als (arbeids)bemiddelaar een timmerman kon leveren voor een bouwproject in Utrecht. In een WhatsApp-bericht van 8 oktober 2018 heeft [appellant] aan [X] laten weten dat hij één timmerman had, te weten [A] (hierna: [A] ). [appellant] heeft [X] het telefoonnummer van [A] gegeven en daarbij geschreven:
“He is waiting for your phone. Amount and details about payment we arrange in-between you and me”. Vervolgens is er tussen [X] en [appellant] gecorrespondeerd over het uurtarief van [A] . [X] heeft [appellant] laten weten dat [A] de volgende dag op een project in Amstelveen kon beginnen, maar dat hij niet meer dan € 31,00 per uur kon betalen. Hierop heeft [appellant] als volgt gereageerd:
“Ok, deal”en
“I send you my and [A] documents when I back home. Two hours about. Can you give me your email address”, waarop [X] heeft geschreven:
“ [e-mailadres] ”. Op 9 oktober 2018 heeft [X] [appellant] geschreven:
“(…) we have to send [A] a contract with an amount per hour but ofcourse we need to put the amount on his contract what you pay him. [A] need to send his invoice to us every week and you can send an extra invoice to us what u take on him per hour.
otherwise we get trouble with our certifications of our uitzendbureau.”[appellant] heeft hierop als volgt gereageerd:
“For [A] 25 (…)”, waarop [X] heeft laten weten:
“i will send him the contract of 25, and you can send your invoice every week for 6 eur per worked hours to us!”. Op 9 oktober 2018 is Lemon met [A] , buiten [appellant] om, twee overeenkomsten aangegaan: een bemiddelingsovereenkomst voor onbepaalde tijd op grond waarvan Lemon [A] kon bemiddelen naar potentiële opdrachtgevers, en een ‘opdracht van werk-overeenkomst’ voor opdrachtgever De Eenheid B.V. op het project Hudson Bay in Amstelveen met ingang van 10 oktober 2018 voor een uurtarief van € 25,00. Op 12 oktober 2018 zijn Lemon en [A] een nieuwe opdracht van werk-overeenkomst aangegaan voor opdrachtgever QBuild [C] Bouw op een ander project in Amstelveen met ingang van 15 oktober 2018 voor hetzelfde uurtarief. Op 27 december 2018 zijn Lemon en [A] een nieuwe opdracht van werk-overeenkomst aangegaan voor opdrachtgever [D] B.V. op een project in Amsterdam voor hetzelfde uurtarief. Op 29 maart 2019 zijn Lemon en [A] een nieuwe opdracht van werk-overeenkomst aangegaan voor opdrachtgever Bouwbedrijf [Y] & Zonen voor het project Zuidoever met ingang van 1 april 2019 voor een uurtarief van € 27,50. [appellant] ontving van [A] steeds opgave van de door hem gewerkte uren, aan de hand waarvan hij Lemon vanaf 9 oktober 2018 wekelijks facturen heeft gestuurd voor de overeengekomen € 6,00 per uur. Lemon heeft de facturen over de periode van 9 oktober 2018 tot januari 2019 betaald aan [appellant] . Bij e-mail van 5 december 2018 heeft Lemon bij monde van [B] (hierna: [B] ) [appellant] als volgt bericht:
“(…) About the invoices. As told on my office it’s absolutely a no go that 1 pay a fee of 6 euro per hour. (…) As I told you that we normally pay 0,75ct p/hour. It’s more like a helping friend to work situation. (…)
My solution to fix this quick:
This Friday I want to pay all the invoices to you. But I wont pay the 6 euro p/hr but 3 euro p/hr. (…) In total I now have 1626,- (excl btw.). Send me credit for 813,- (ex btw) to make this straight. I still want invoices from you from week 49 and further (…). For this I make contract and I pay you same as rest. I talk to [A] and give him extra money. In future when you give us names, you also get the 0,75ct/hr, thats also will be in contract (…)”
[appellant] heeft [B] daarop het volgende bericht:
“(…) I suggest, however, that you pay the outstanding invoices first, and that I will issue a 50% correction. (…) When I visited you in the office, you offered to pay all invoices in advance, in accordance with the contract, so as not to change anything and enter into a new contract on terms you have presented to me. For the sake of [A] ’s good and continuity in his work, I suggest as above. I am able to give up 50% of my income despite my written promise. (…)”
Op 7 december 2018 heeft [appellant] Lemon een creditnota voor een bedrag van € 813,00 ex btw gestuurd. Op 28 januari 2019 heeft Lemon [appellant] ter ondertekening een recruiter overeenkomst gestuurd, waarop [appellant] bij e-mail van 15 februari 2019 het volgende heeft laten weten:
“(…) What follows, I sold you [A] ’s skills for 31 euro per hour. At the meeting, we agreed that you will get a discount on my commission, and [A] will receive a raise.
I issued a correcting invoice at the end of the year for 50% of my profit, and [A] has not yet received a price increase. My vent was to be his income, not your profit. (…)
You did not keep my word, so I would like to inform you that from February 25, my invoice will be issued in accordance with the contract of 6 euros per hour of work of [A] . If you want to resign from our services, terminate the contract with [A] without incurring financial consequences, and I will move it to the tasks where I will receive a rate of 31 euros. (…)”
[B] heeft [appellant] dezelfde dag het volgende bericht:
“(…) What I offered you is what it is. (…) I don’t look at you and [A] as 1. The agreement I have with you and the one I have with [A] are not connected. I will never connect the fee of the recruiter and the hour money of the worker.For me that are 2 separate agreements. (…) If the conclusion is that we should stop the cooperation, then we stop. (…)”
Naar het oordeel van het hof is op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden voldoende komen vast te staan dat partijen afspraken hebben gemaakt over de inzet van [A] voor een uurtarief van € 31,00, waarvan € 25,00 voor [A] en € 6,00 ter zake van bemiddelingsfee voor [appellant] . Lemon heeft vervolgens een ‘opdracht van werk-overeenkomst voor onbepaalde tijd met [A] gesloten en heeft [A] op verschillende projecten geplaatst. Partijen hebben op deze basis enige tijd met elkaar samengewerkt. Uit deze gang van zaken leidt het hof af dat het de bedoeling van partijen is geweest een bemiddelingsovereenkomst voor onbepaalde tijd aan te gaan nu de inzet van [A] niet beperkt was tot een project maar dat hij achtereenvolgens op meerdere projecten werd ingezet. In december 2018 heeft Lemon [appellant] laten weten niet langer een bemiddelingsfee van € 6,00 te willen voldoen. [appellant] heeft Lemon daarop laten weten dat hij kon instemmen met een bemiddelingsfee van € 3,00, mits [A] een loonsverhoging zou ontvangen. Aan dit voorstel is geen uitvoering gegeven, reden waarom [appellant] op 15 februari 2019 Lemon heeft laten weten vanaf 25 februari 2019 weer een bemiddelingsfee van € 6,00 te vragen en Lemon heeft verzocht de overeenkomst met [A] te beëindigen. Lemon heeft [appellant] weliswaar laten weten dat de overeenkomsten die zij heeft met [A] en [appellant] los van elkaar staan maar zij ziet daarbij over het hoofd dat zij met [appellant] een overeenkomst heeft gesloten op grond waarvan zij gerechtigd is [A] in te zetten op bouwprojecten van derden tegen betaling van een bemiddelingsfee. Deze overeenkomst die geen einddatum kent en derhalve geacht wordt voor onbepaalde tijd te zijn aangegaan, is niet opgezegd door Lemon, ook niet nadat tussen partijen een meningsverschil was ontstaan over de hoogte van de te betalen bemiddelingsfee. Ook nadien bleef Lemon [A] inzetten op bouwprojecten en dat doet zij thans nog steeds, zoals zij desgevraagd tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft bevestigd. Het had op de weg van Lemon gelegen om vanaf 15 februari 2019 te stoppen met de inzet van [A] op haar projecten omdat er een verschil van mening bestond met [appellant] over de hoogte van de bemiddelingsfee. Anders dan Lemon heeft gesuggereerd, kon van [appellant] niet verwacht worden [A] ‘terug te halen’, nog daargelaten of [appellant] gerechtigd was [A] te verbieden voor derden werkzaamheden te verrichten.
Door de bemiddelingsovereenkomst voor onbepaalde tijd niet op te zeggen en [A] nog steeds in te zetten op projecten is Lemon over de door [A] gewerkte uren aan [appellant] een bemiddelingsfee van € 6,00 per uur verschuldigd. [appellant] heeft berekend dat, uitgaande van de door [A] ten behoeve van Lemon vanaf 9 oktober 2018 gewerkte uren en berekend tot en met 1 augustus 2020 alsmede rekening houdend met de betalingen die Lemon reeds heeft voldaan, [appellant] een bedrag van Lemon van € 19.010,31 te vorderen heeft. Dit bedrag is niet betwist door Lemon en is reeds daarom toewijsbaar. Tevens zal worden toegewezen de gevorderde wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW daarover. Grief 1 slaagt.
Vertegenwoordigingsbevoegdheid
3.5
Lemon heeft met betrekking tot de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [X] in voorwaardelijk incidenteel appel gesteld dat hij formeel niet bevoegd was om Lemon te vertegenwoordigen, nu deze vertegenwoordigingsbevoegdheid bij het bestuur van Lemon ligt. Lemon meent dat [appellant] in de gegeven omstandigheden niet mocht aannemen dat een toereikende volmacht was verleend door Lemon.
3.6
Dit verweer van Lemon slaagt niet. Tussen partijen staat vast dat Lemon ter ondersteuning van haar eigen werkzaamheden gedurende de periode van 24 juli 2018 tot 14 november 2018 [X] had ingeschakeld. Gedurende deze periode heeft [X] met [appellant] onderhandeld over de inzet van [A] en daarover afspraken gemaakt. [X] heeft zich daarbij bediend van een e-mailadres van Lemon Group. Vervolgens heeft Lemon uitvoering gegeven aan de door [X] met [appellant] gemaakte afspraken door de facturen van [appellant] tot januari 2019 te voldoen. Dat deze facturen uitdrukkelijk onder voorbehoud zijn voldaan, is niet althans onvoldoende gebleken. Met bovengenoemde feiten en omstandigheden heeft Lemon de schijn gewekt dat [X] bevoegd was haar te vertegenwoordigen. Dat [X] formeel niet bevoegd was om Lemon te vertegenwoordigen omdat hij geen onderdeel van het bestuur uitmaakte, doet daaraan niet af.
Slotsom
3.7
De slotsom is dat grief 1 in principaal appel slaagt en dat het bestreden vonnis zal worden vernietigd. Nu de vordering van [appellant] alsnog zal worden toegewezen, moet worden geoordeeld dat [appellant] in eerste aanleg ten onrechte in de proceskosten is veroordeeld. Daarmee slaagt ook
grief 2in principaal appel. De grief in voorwaardelijk incidenteel appel faalt daarentegen. Lemon zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in beide instanties.

4.Beslissing

Het hof:
rechtdoende in principaal en voorwaardelijk incidenteel appel:
vernietigt het bestreden vonnis en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Lemon tot betaling aan [appellant] van een bedrag van € 19.010,31 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW;
veroordeelt Lemon in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van [appellant] begroot op € 572,40 aan verschotten en € 600,00 voor salaris, in principaal appel tot op heden aan de zijde van [appellant] begroot op € 424,60 aan verschotten en € 2.228,00 voor salaris en in voorwaardelijk incidenteel appel tot op heden aan de zijde van [appellant] begroot op € 1.114,00 voor salaris;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.A. Haanappel-van der Burg, M.L.D. Akkaya en E. Verhulp en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 7 december 2021.