ECLI:NL:GHAMS:2021:3810

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 december 2021
Publicatiedatum
6 december 2021
Zaaknummer
23-000383-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging en belediging van ambtenaren

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte is veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, eenvoudige belediging van twee ambtenaren, en bedreiging met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen ontstaat. De feiten vonden plaats in Amsterdam op 1 en 8 januari 2020, waarbij de verdachte dreigende uitspraken deed richting verbalisanten en medewerkers van een bedrijf. De advocaat-generaal stelde dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zijn, terwijl de verdediging betoogde dat er onvoldoende bewijs was voor een veroordeling. Het hof oordeelde dat de bedreigingen van dien aard waren dat bij de slachtoffers redelijke vrees kon ontstaan voor hun veiligheid. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een gevangenisstraf van twee dagen op, gelijk aan het voorarrest, en een taakstraf van 60 uren. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 57, 63, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000383-20
datum uitspraak: 3 december 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 5 februari 2020 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-000359-20 (
zaak A) en 13-007859-20 (
zaak B) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
adres: [adres] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Vught - Nieuw Vosseveld 2 LAA te Vught.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
19 november 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek
van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak A(parketnummer 13-000359-20):
1.
hij op of omstreeks 1 januari 2020 te Amsterdam, verbalisanten [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] dreigend de woorden toe te voegen: Ik koop zo een pistool en ik schiet jullie allemaal dood, dat maakt mij niets uit. Ik schiet jullie allemaal neer! Ik schiet ook je vrouw en kinderen dood!, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 1 januari 2020 te Amsterdam, opzettelijk een ambtenaar/meerdere ambtenaren, te weten verbalisanten [verbalisant 1] en /of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar/hun de woorden toe te voegen:
- Je kankermoeder, je bent een vuile kankerracist! Wat kom jij doen kankerhoer?!, en/of
- Ik neuk je moeder en ik neuk je vader! Vuile kankerhoer!, en/of
- Je kankermoeder! Je bent een kankerracist!, en/of
- Ik neuk je moeder en ik neuk je vader! Vuile kankerhoer!,
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Zaak B(parketnummer 13-007859-20):
1.
hij op of omstreeks 8 januari 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [bedrijf 1] en/of een of meer medewerker(s), heeft bedreigd met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen of gemeen gevaar voor de verlening van diensten ontstond, en/of door die/dat [bedrijf 1] en/of een of meer medewerker(s) dreigend de woorden toe te voegen: "ik pak mijn auto en rij het door de voorgevel", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Bewijsmotivering

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De raadsman heeft in zaak B bepleit dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen. De verklaringen van de receptionistes [getuige 1] en [getuige 2] verschillen wezenlijk van elkaar. Niet kan worden vastgesteld wat de verdachte daadwerkelijk heeft gezegd. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de geuite bewoordingen geen bedreiging opleveren nu de vermeende bedreiging tegen goederen, te weten [bedrijf 1] , is gericht. Meer subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat er van een redelijke vrees niet kan worden gesproken nu de verdachte niet bekend was met een eerdere aanslag op het kantoorgebouw van [bedrijf 2] .
Wat betreft een bewezenverklaring in zaak A heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof overweegt in zaak B als volgt.
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan voor het misdrijf waarmee werd gedreigd.
De verschillen tussen de verklaringen van de beide receptionistes van [bedrijf 1] zijn niet van dien aard dat deze verklaringen niet kunnen worden gebezigd voor het bewijs. De verklaringen komen in hoofdlijnen en op essentiële punten overeen. Uit de verklaringen die getuige [getuige 2] bij de raadsheer-commissaris heeft afgelegd volgt dat zij de tenlastegelegde bedreiging van de verdachte, geuit tegen [getuige 1] , heeft gehoord. Zij verklaart dat zij op dat moment naast [getuige 1] stond en dat zij het gesprek tussen de twee goed heeft kunnen volgen. Daarmee is voldoende vast komen te staan dat de verdachte [bedrijf 1] en [getuige 1] heeft bedreigd.
Voorts heeft de raadsman betoogd dat de bedreiging (alleen) zou zijn gericht tegen goederen. Onder verwijzing naar ECLI:NL:HR:2011:BO3400 en hetgeen [getuige 1] bij de raadsheer-commissaris heeft verklaard, geldt dat de bedreiging ook betrekking had op de algemene veiligheid van personen, nu [getuige 1] zich in [bedrijf 1] bevond.
Voor zover de raadsman nog heeft aangevoerd dat niet kan worden gesproken van een redelijke vrees, geldt dat de bedreigende woorden die de verdachte heeft geuit van dien aard zijn en onder zodanige omstandigheden hebben plaatsgevonden dat bij [getuige 1] de redelijke vrees kon ontstaan dat zij voor haar leven te vrezen had, te meer nu nog geen twee jaar geleden daar op eenzelfde wijze een aanslag is gepleegd.
Het verweer van de raadsman wordt mitsdien verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in
zaak Aen
zaak Btenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A(parketnummer 13-000359-20):
1.
hij op 1 januari 2020 te Amsterdam, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dreigend de woorden toe te voegen: “Ik koop zo een pistool en ik schiet jullie allemaal dood, dat maakt mij niets uit. Ik schiet jullie allemaal neer! Ik schiet ook je vrouw en kinderen dood!”.
2.
hij op 1 januari 2020 te Amsterdam, opzettelijk meerdere ambtenaren, te weten verbalisanten
[verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen:
- “ Je kanker moeder, je bent een vuile kankerracist! Wat kom jij doen kankerhoer?!’’, en/of:
- “ Ik neuk je moeder en ik neuk je vader! Vuile kankerhoer! ”,
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Zaak B(parketnummer 13-007859-20):
1.
hij op 8 januari 2020 te Amsterdam, [bedrijf 1] en een medewerker heeft bedreigd met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen ontstond, door die medewerker dreigend de woorden toe te voegen: "ik pak mijn auto en rij door de voorgevel", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen in zaak A en zaak B meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak A en zaak B bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A onder 1 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Het in zaak A onder 2 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Het in zaak B bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen ontstaat.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in zaak A en zaak B bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee dagen en een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat aan de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd nu de verdachte in ieder geval reeds tot juni 2022 uit andere hoofde is gedetineerd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 november 2021 is hij eerder voor soortgelijke feiten strafrechtelijk veroordeeld.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan het beledigen en bedreigen met de dood van politieagenten. De verdachte heeft geen enkel respect getoond voor openbare gezagsdragers en dit soort handelingen tast het gezag van de politie aan. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de bedreiging om met een auto door de voorgevel van [bedrijf 1] naar binnen te rijden. Meer specifiek heeft hij door die bedreiging te uiten een angstige situatie gecreëerd voor de aanwezigen. Door het plegen van de tenlastegelegde feiten heeft de verdachte bijgedragen aan de in de maatschappij levende gevoelens van onrust en onveiligheid.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf passend en geboden. Het hof ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee dagen, gelijk aan het voorarrest.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
13-000359-20 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 13-007859-20 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 13-000359-20 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 13-007859-20 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. J.D.L. Nuis en mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg, in tegenwoordigheid van
mr. B.K.M. Pouw, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
3 december 2021.