Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[naam V.O.F.] ,
[appellant sub 2] ,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, gaat het om een hoger beroep inzake een autoverzekering en een schademelding. De appellanten, een vennootschap onder firma en een natuurlijke persoon, hebben in een eerder tussenarrest van 8 september 2020 de gelegenheid gekregen om tegenbewijs te leveren tegen de stelling van de Nationale-Nederlanden dat de motor van hun voertuig vóór het ongeval in slechte technische staat verkeerde. De Nationale-Nederlanden heeft bewijsstukken ingebracht, waaronder een rapport van Dekra en geluidsopnamen van een interview met een getuige. Tijdens de getuigenverhoren hebben de appellanten verklaard dat zij niet volledig op de hoogte waren van de technische staat van de motor en dat zij niet goed begrepen wat hen was verteld over de noodzakelijke reparaties.
Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de motor van de BMW vóór het ongeval in slechte technische staat verkeerde en dat de appellanten, en met name de natuurlijke persoon, op de hoogte waren van deze slechte staat. De getuigenverklaringen werden met voorzichtigheid behandeld, vooral omdat de getuigen belang hadden bij de uitkomst van de zaak. Het hof concludeerde dat de appellanten niet in hun tegenbewijs zijn geslaagd en dat de Nationale-Nederlanden terecht had gesteld dat de appellanten wisten van de slechte technische staat van de motor.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd en de appellanten in de kosten van het geding in hoger beroep veroordeeld. Het arrest is uitgesproken op 16 november 2021.