In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1997, had een bedrag van € 47.500,00 ontvangen van een Japanse onderneming voor de levering van mondkapjes, die echter nooit zijn geleverd. De verdachte werd in eerste aanleg vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, waaronder oplichting, witwassen, valsheid in geschrift en gebruikmaken van een vals geschrift. Het openbaar ministerie ging in hoger beroep tegen deze vrijspraak.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 2 november 2021 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank in grote lijnen bevestigd, maar heeft het vernietigd voor wat betreft de beslissing over de in beslag genomen voorwerpen. De rechtbank had een onjuist IBAN-rekeningnummer vermeld in het dictum van het vonnis, wat aanleiding gaf tot vernietiging van dat deel van het vonnis.
Het hof heeft vastgesteld dat er in totaal € 42.314,55 aan beslag is gelegd op de rekeningen van de verdachte, en dat dit bedrag integraal toebehoort aan een vennootschap. Het hof heeft daarom de teruggave van dit bedrag aan de vennootschap gelast. De beslissing van het hof houdt in dat de vrijspraak van de verdachte wordt bevestigd, maar dat de onjuiste beslissing over het beslag wordt gecorrigeerd.