ECLI:NL:GHAMS:2021:3522

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 september 2021
Publicatiedatum
16 november 2021
Zaaknummer
23-002308-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met zware mishandeling van politieambtenaren

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is veroordeeld voor bedreiging met zware mishandeling van twee politieambtenaren, die plaatsvond op 19 mei 2020 te Zwaag, gemeente Hoorn. De verdachte heeft tijdens een achtervolging met zijn auto opzettelijk de politieauto van de ambtenaren aangereden en hen bedreigd. De politierechter had de verdachte eerder vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar het hof heeft deze beslissing vernietigd en de verdachte alsnog schuldig bevonden aan de bedreiging. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 44 dagen en een geldboete van € 350,00. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd waren. Het hof heeft in zijn overwegingen de ernst van de feiten en de impact op de betrokken politieambtenaren meegewogen, evenals het gebrek aan respect voor het openbaar gezag. De uitspraak benadrukt de ernst van bedreigingen tegen politieambtenaren en de noodzaak om dergelijke gedragingen te bestraffen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002308-20
datum uitspraak: 21 september 2021
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 1 oktober 2020 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-136083-20 en 15-199839-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
7 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Omvang van het hoger beroep

De verdachte is bij het hierboven genoemde vonnis van 1 oktober 2020 van het in de zaak met parketnummer 15-136083-20 onder 2 primair tenlastegelegde vrijgesproken en voor het onder 1 en 2 subsidiair bewezenverklaarde veroordeeld.
Bij datzelfde vonnis is de verdachte van het in de zaak met parketnummer 15-199839-20 onder 1 en 3 ten laste gelegde vrijgesproken en veroordeeld voor het onder 2 bewezenverklaarde veroordeeld.
De raadsman van de verdachte heeft bij akte van 15 oktober 2020 het hoger beroep beperkt tot de zaak met parketnummer 15-136083-20.
Het voorgaande betekent dat de zaak met parketnummer 15-199839-20 niet is onderworpen aan het oordeel van het hof. Wel zal het hof in het kader van een eventuele strafoplegging toepassing geven aan het bepaalde in artikel 423, vierde lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv).

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 15-136083-20:1.
hij op of omstreeks 19 mei 2020 te Zwaag, gemeente Hoorn ambtenaar van politie [benadeelde 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door als bestuurder van een auto, flink gas gevend, op die [benadeelde 1] in te rijden;
2. primair
hij op of omstreeks 19 mei 2020 te Zwaag, gemeente Hoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan ambtenaar van politie [benadeelde 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen als bestuurder van een auto, flink gas gevend en onverhoeds achteruit is gaan rijden en zo is opgebotst of aangereden tegen de achter hem stilstaande dienstauto met die [benadeelde 2] achter het stuur, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. subsidiair
hij op of omstreeks 19 mei 2020 te Zwaag, gemeente Hoorn ambtenaar van politie [benadeelde 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door als bestuurder van een auto, flink gas gevend en onverhoeds achteruit te rijden en op te botsen of aan te rijden tegen de achter hem stilstaande dienstauto met die [benadeelde 2] achter het stuur;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Bewijsmotivering

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van [benadeelde 1] onbetrouwbaar is en dat de verklaring van [benadeelde 2] op onderdelen twijfelachtig is. Tezamen levert dit, in de visie van de verdediging, op dat deze verklaringen niet betrouwbaar dienen te worden geacht en daarom dienen te worden uitgesloten van het bewijs.
Het hof overweegt als volgt.
Met de verdediging constateert het hof enkele verschillen in de verklaringen van de verbalisanten [benadeelde 1] en [benadeelde 2], die tevens aangevers zijn. Deze verschillen zijn echter niet van dien aard dat bewijsuitsluiting dient te volgen. De verklaringen komen op hoofdlijnen overeen en vinden bevestiging in het dossier. Bovendien zijn ze op ambtseed opgemaakt.
De situering van het ongeval, zoals blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van 20 mei 2020, te weten: ter hoogte van [adres 2], correspondeert met hetgeen getuige [getuige] daarover heeft verklaard. Tevens blijkt dit uit de inhoud van het proces-verbaal van bevindingen Onderzoek plaats delict. [1] Daarin is namelijk gerelateerd waar en tot waar - over een afstand van
12 meter - rem/blokkeersporen zijn aangetroffen, die overeenkomen met spoorbreedte van de banden van de betrokken Citroën Berlingo, waarin de verdachte reed.
Uit dit proces-verbaal blijkt eveneens dat het technisch onmogelijk is om vanaf de positie op de [adres 2] waar de aangetroffen rem/ blokkeersporen eindigen, het fietspad op te draaien (richting de Dorpsstraat) zonder daarbij door de berm te rijden. Nu uit het onderzoek is gebleken dat in het gras/de berm geen rijsporen zijn aangetroffen kan het, naar oordeel van het hof, niet anders dan dat de verdachte, nadat hij abrupt tot stilstand was gekomen, eerst achteruit is gereden om vervolgens zijn “vlucht” te vervolgen in de richting van de Dorpsstraat.
Gelet op het bovenstaande ziet het hof geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van verbalisanten en zal deze voor het bewijs bezigen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 15-136083-20:
1.
hij op 19 mei 2020 te Zwaag, gemeente Hoorn, ambtenaar van politie [benadeelde 1] heeft bedreigd met zware mishandeling, door als bestuurder van een auto, flink gas gevend, op die [benadeelde 1] in te rijden;
2. subsidiair
hij op 19 mei 2020 te Zwaag, gemeente Hoorn, ambtenaar van politie [benadeelde 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, door als bestuurder van een auto, flink gas gevend en onverhoeds achteruit te rijden en op te botsen tegen de achter hem stilstaande dienstauto met die [benadeelde 2] achter het stuur.
Hetgeen onder 1 en 2 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen in de bijlage bij dit arrest zijn vervat.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 15-136083-20 onder 1 en 2 subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 15-136083-20 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling.
Het in de zaak met parketnummer 15-136083-20 onder 2 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 15-136083-20 onder 1 en 2 subsidiair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

Nu het hoger beroep niet is gericht tegen het onder parketnummer 15-199839-20 tenlastegelegde zal het hof overeenkomstig het bepaalde in het vierde lid van artikel 423 van het Wetboek van Strafvordering eerst de straf bepalen ten aanzien van het onder parketnummer 15-199839-20 bewezenverklaarde misdrijf, te weten: het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van enig goed dat aan een ander toebehoort. Deze straf zal worden bepaald op een geldboete ter hoogte van € 350,00.
De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat aan de verdachte een gevangenisstraf dient te worden opgelegd gelijk aan het voorarrest. De raadsman heeft daarnaast bepleit dat indien het hof tot een hogere straf komt, dit deel in geheel voorwaardelijke vorm moet worden opgelegd in het licht van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich meerdere malen schuldig gemaakt aan bedreiging met zware mishandeling. Deze bedreiging was gericht tegen twee ambtenaren in functie. Door zijn handelen heeft de verdachte niet alleen angst bij de verbalisanten veroorzaakt, maar tevens de openbare veiligheid geschaad, hetgeen tot gevoelens van onrust leidt in de samenleving. Dit is een ernstig feit en dergelijk handelen getuigt van een gebrek aan respect voor het openbaar gezag en de daarbij betrokken functionarissen. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 24 augustus 2021 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest passend en geboden.
Vorderingen van de benadeelde partij [benadeelde 2] en de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 575,00 aan immateriële schade.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 750,00 aan immateriële schade.
De vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de immateriële schade van de benadeelde partijen geheel zal toewijzen, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof overweegt ten aanzien van beide vorderingen als volgt.
Artikel 6:106, eerste lid aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek brengt mee, voor zover voor de beoordeling van belang, dat de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding indien hij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
Lichamelijk letsel of een aantasting in zijn eer of goede naam is niet ten grondslag gelegd aan de de respectievelijke vorderingen. Voor de toewijsbaarheid van een vordering gericht op de vergoeding van het op andere wijze in zijn persoon zijn aangetast, is uitgangspunt dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen (vgl. HR 29 juni 2012, ELCI:NL:HR:2012:BW1519). Het hof ziet geen aanleiding om op dat uitgangspunt in het onderhavige geval een uitzondering te maken, ook niet gelet op de aard van de normschending. Dat sprake is van geestelijk letsel, kan het hof niet vaststellen op grond van de stukken die de benadeelde partijen ter ondersteuning van hun vorderingen in het geding hebben gebracht. Daarmee is de vordering onvoldoende onderbouwd en zal het hof de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de vorderingen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 15-136083-20 onder 1 en 2 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
44 (vierenveertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt de door de rechtbank opgelegde straf voor het in zaak 15-199839-20 bewezenverklaarde op:
een
geldboetevan
€ 350,00 (driehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.J. van der Wilt, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. A.W.T. Klappe, in tegenwoordigheid van
mr. B.K.M. Pouw, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
21 september 2021.
mr. A.M.P. Geelhoed is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

BIJLAGE: Bewijsmiddelen

1.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1100-2020101633-1 van 20 mei 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [benadeelde 1] en [verbalisant 1] (dossierpagina 10-12).Dit proces-verbaal houdt in – voor zover van belang en zakelijk weergegeven – de verklaring van verbalisant [benadeelde 1]:
Op dinsdag 19 mei 2020 omstreeks 22:30 uur bevond ik mij in uniform gekleed en met de
noodhulp surveillance belast. Ik deed samen dienst met collega [benadeelde 2].
Op 19 mei 2020 omstreeks 22:30 uur zag ik dat een Citroen Berlingo ons tegemoet kwam
rijden. Ik zag op het moment dat hij ons stapvoets voorbij reed dat de bestuurde de mij
ambtshalve bekende [verdachte] betrof. Vervolgens heb ik het voornoemde voertuig een
stopteken gegeven middels de verlichte transparant op ons dienstvoertuig. Het voertuig
voldeed niet aan het door ons gegeven stopteken. Kort hierna zette ik de blauwe, optische
signalen van ons dienstvoertuig aan. Ik zag dat het voertuig aan het einde van de straat links af sloeg en vervolgens de eerst volgende weg rechts inreed. Op het moment dat hij deze weg inreed verhoogde hij zijn snelheid aanzienlijk en gaf ik aan de meldkamer door dat wij waren begonnen aan een achtervolging.
Vervolgens zag ik dat het voornoemde voertuig afremde en uiteindelijk tot stilstand kwam op de [adres 2] tegenover [adres 2]. Collega [benadeelde 2] parkeerde ons dienstvoertuig op de korte afstand achter de Citroen. Ik ben daarop uit ons dienstvoertuig gesprongen en ben ik naar de bijrijderszijde van de Citroen gegaan. Ik zag, toen ik ter hoogte van de rechter
voordeur was, dat [verdachte] alleen in het voertuig zat en toen in mijn richting keek. Hierna
zag ik dat [verdachte] vol gas achteruit tegen onze dienstvoertuig aan reed waar op dat moment collega [benadeelde 2] nog achter het stuur zat. Vervolgens zag ik dat de Citroen vol gas in mijn richting kwam rijden. Ik kon ternauwernood aan de kant springen anders had [verdachte] mij zeker aangereden. Ondanks dat het allemaal zo snel ging, vreesde ik op dat moment voor mijn leven. Ik had op dat moment de overtuiging dat hij mij heel bewust wilde aanrijden, ook omdat ik ambtshalve weet dat hij geweld tegen collega’s niet schuwt.
2.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2020101633-5 van 20 mei 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door opsporingsambtenaar [benadeelde 1] (dossierpagina 23-24).Dit proces-verbaal houdt in – voor zover van belang en zakelijk weergegeven – de gerelateerde bevindingen van verbalisant [benadeelde 1]:
Vervolgens zag ik dat de Citroen tot stilstand kwam op de [adres 2] ter hoogte van
perceel 1. Ik zag dat collega [benadeelde 2] ons dienstvoertuig op enkele meters achter de Citroen
parkeerde. Ik sprong daarop aan de bijrijderszijde uit ons voertuig en rende voor
perceel 1 langs naar het bijrijdersportier van de Citroen.
Ik zag door de ruit van het portier dat [verdachte] in mijn richting keek waarop hij
direct vol gas achteruit reed en vervolgens ons dienstvoertuig aan de voorzijde ramde.
Vervolgens zag ik dat de Citroen, direct nadat hij ons voertuig ramde, volgas vooruit
recht op mij af reed. Ik schrok en kon ternauwernood net opzij springen.
3.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1100-2020101695-1 van 20 mei 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (dossierpagina 20-22).Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, de verklaring van verbalisant [benadeelde 2]:
Op vrijdag 19 mei 2020 omstreeks 23.20 uur was ik werkzaam bij de politie Noord-
Holland Noord, belast met noodhulpsurveillance dienst.
Ik zag dat het voertuig dat ons tegemoet kwam rijden was voorzien van het kenteken
[kenteken]. Ik zag dat de bestuurder van het voertuig [verdachte] was.
Ik zag dat het voertuig stopte ter hoogte van [adres 2]. Ik parkeerde ons
dienstvoertuig achter het genoemde voertuig. Mijn collega [benadeelde 1] stapte uit het
dienstvoertuig. Ik zag dat hij naar de bijrijderszij de van het genoemde voertuig liep. Ik
wilde vervolgens ook uitstappen om naar de bestuurder te lopen. Ik had hierop de deur
van ons dienstvoertuig geopend. Ik stond met mijn linker been buiten het dienstvoertuig
en met mijn rechterbeen nog in het dienstvoertuig. Ik hoorde dat de bestuurder van het
genoemde voertuig plots weer veel gas gaf. Ik zag dat het voertuig achteruit kwam gereden.
Ik kon mijzelf nog net in de auto slingeren toen het voertuig met zijn achterzijde op de
voorzijde van ons dienstvoertuig inreed. Ik belandde hierbij terug op de bestuurdersstoel en
ik voelde dat het dienstvoertuig een stuk naar achter werd geduwd. Ik voelde dat de deur van
het dienstvoertuig dichtsloeg omdat mijn schoen tussen de deur en de deurstijl terecht kwam.
Ik zag dat het voertuig vervolgens weer vooruit wegreed in de richting van de Dorpstraat in
Zwaag.
4.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2020101633-7 van 20 mei 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door opsporingsambtenaar [benadeelde 2] (dossierpagina 28-29).Dit proces-verbaal houdt in – voor zover van belang en zakelijk weergegeven – de gerelateerde bevindingen van verbalisant [benadeelde 2]:
Ik, [benadeelde 2] zag dat [benadeelde 1] uit het dienstvoertuig stapte en naar de bijrijderszijde van het genoemde voertuig liep. Ik, [benadeelde 2] wilde vervolgens ook uitstappen. Ik stond met mijn
rechterbeen nog in het dienstvoertuig en met mijn linkerbeen buiten het dienstvoertuig.
Ik hoorde dat het genoemde voertuig vervolgens veel gas gaf. Ik hoorde het toerental van
de auto hoog oplopen. Ik zag dat het voertuig hard achteruit reed. Ik kon mijzelf nog maar
net in het dienstvoertuig slingeren. Ik voelde dat het dienstvoertuig naar achter werd
gedrukt. Ik voelde dat de deur van het voertuig dichtsloeg omdat mijn schoen tussen
de deur en de deurstijl terechtkwam. Ik voelde mij hierdoor bedreigd.
5.
Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer P1100-2020101633-8 van 23 mei 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (dossierpagina 98-99).Dit proces-verbaal houdt in – voor zover van belang en zakelijk weergegeven – de verklaring van de getuige [getuige]:
Op dinsdag 19 mei 2020, omstreeks 23.25 uur, lag ik in bed. Ik hoorde dat een auto
hard de straat in kwam rijden. Ik vond dit vreemd omdat de [adres 2] een doodlopende
straat betreft. Ik zag ook blauwe zwaailampen flitsen. Ik ben toen naar het raam in
de slaapkamer aan de voorzijde van de woning gelopen en ben naar buiten gaan kijken.
Ik zag toen een politieauto stil staan met de zwaailampen aan. Dit was ter hoogte van
de [adres 2].
=========================================================================
[…]

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek plaats delict, d.d. 4 juni 2020, dossier p. 76-86.