Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.UNIVERSAL INTERNATIONAL MUSIC B.V.,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
code of conduct, welke is gepubliceerd op haar website.
3.Beoordeling
code of conduct, mocht en mag worden verwacht. Universal handelt in strijd met artikel 6:162 BW omdat sprake is van strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt nu Universal niets doet tegen het wangedrag en juist geldelijke of andere steun verleent aan deze artiesten en hun activiteiten, zowel op als naast het podium. Ook is het handelen van Universal onrechtmatig omdat zij met haar doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht handelt ingevolge artikel 137f van het Wetboek van Strafrecht (Sr). SMMT heeft om het houden van een voorlopig getuigenverhoor verzocht teneinde haar bewijspositie ten aanzien van een vordering tegen Universal ter zake het voorgaande beter te kunnen inschatten. Het verweer van Universal c.s. strekt tot afwijzing van het verzoek met veroordeling van SMMT, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure.
code of conductgeen maatregelen heeft getroffen naar aanleiding van de gestelde incidenten. Voor deze veronderstelling is geen onderbouwing aangevoerd. Universal heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat bij tijd en wijle wel degelijk maatregelen zijn en worden getroffen omdat Universal zich daartoe geroepen voelt. De getroffen maatregelen worden niet per se publiekelijk bekend gemaakt en daar is Universal niet toe gehouden, aldus Universal. Ook bezien tegen de achtergrond van dit verweer is het verzoek van SMMT niet nader onderbouwd. Ook overigens is op geen enkele wijze onderbouwd dat Universal mogelijk onrechtmatig gehandeld zou hebben. Dat Universal een
code of conducthanteert en een contractuele relatie heeft met artiesten die zich misdragen zouden hebben, zijn geen concrete aanknopingspunten die maken dat het vermoeden van onrechtmatig handelen zodanig gerechtvaardigd is dat het verzoek tot het horen van getuigen in het kader van een voorlopig getuigenverhoor toewijsbaar is. Toewijzing van dit verzoek zou leiden tot een
fishing expeditionen hiervoor is het voorlopig getuigenverhoor niet bedoeld. Verder heeft ook nog te gelden dat door SMMT niet is weersproken dat een eventuele bodemprocedure door haar gevoerd zal worden op grond van artikel 3:305a BW, een zogenoemde collectieve actie. Voor belangenorganisaties gelden stevige ontvankelijkheidseisen op het punt van goede
governance, financiering en representativiteit ter waarborging van de belangen voor wie zij opkomen. Niet kan worden aangenomen dat SMMT voldoet aan de in artikel 3:305a BW lid 2 BW gestelde vereisten. De website van SMMT, waar zij naar verwijst voor verdere informatie over de stichting, vermeldt ten tijde van de mondelinge behandeling bij de rechtbank niets anders dan de doelstelling en een rekeningnummer voor het storten van geld. Ook tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank is geen nadere informatie verschaft waaruit zou kunnen blijken dat SMMT voldoet aan deze vereisten. Elke transparantie ten aanzien van SMMT ontbreekt.
grief 2komt SMMT op tegen het oordeel van de rechtbank dat SMMT niet heeft weersproken dat een eventuele bodemprocedure door haar gevoerd zal worden op grond van artikel 3:305a BW en dat niet kan worden aangenomen dat SMMT voldoet aan de in dat artikel gestelde vereisten. SMMT voert daartoe aan dat artikel 3:305a BW (oud) dient te worden gehanteerd bij het beoordelen van haar verzoek en dat zij aan de vereisten van dat artikel heeft voldaan.
governance.
grief 1komt SMMT op tegen het oordeel van de rechtbank dat SMMT haar veronderstelling dat Universal in relatie tot haar
code of conductgeen maatregelen heeft getroffen naar aanleiding van de gestelde incidenten, niet heeft onderbouwd. Daarnaast komt SMMT op tegen het oordeel van de rechtbank dat zij op geen enkele wijze heeft onderbouwd dat Universal mogelijk onrechtmatig gehandeld heeft en dat sprake is van een
fishing expedition. SMMT voert daartoe aan dat het structurele wangedrag in de rapscene erop wijst dat Universal niet handelt in overeenstemming met haar
code of conduct. Universal erkent de misdragingen en dat er maatregelen getroffen zijn, maar moet volgens SMMT daarmee naar buiten treden om jongeren te laten inzien dat wangedrag van de artiesten niet geaccepteerd wordt. Volgens SMMT is geen sprake van een
fishing expeditionomdat in het verzoekschrift concreet is vermeld over welke rappers het gaat en welke concrete uitlatingen het betreft. SMMT wil haar rechtspositie bepalen om haar vordering op Universal verder te kunnen concretiseren.
(vgl. HR 19 februari 1993,
NJ1994/345).
code of conduct’, hetgeen onrechtmatig zou zijn. Blijkens het inleidend verzoekschrift en hetgeen zij tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep naar voren heeft gebracht, noemt SMMT als voorbeelden van misdragingen dat rapper [rapper 1] in 2017 publiekelijk een lied heeft ingezet met de tekst: ‘Hamas, Joden aan het gas’, dat rapper [rapper 2] door de rechtbank in Suriname is veroordeeld voor het hebben van seks met een minderjarige, het filmen daarvan en het verspreiden van die filmopnamen en dat rapper [rapper 3] op het podium alle bezoekers van zijn optreden heeft opgeroepen hun middelvinger op te steken naar de aanwezige politie.
code of conductheeft en een contractuele relatie onderhoudt met artiesten die zich zouden hebben misdragen, vormt evenwel onvoldoende onderbouwing voor de stelling dat Universal onrechtmatig zou hebben gehandeld. Het verzoek van SMMT komt er op neer dat zij het complete proces waarin Universal c.s. al dan niet met de artiesten in kwestie heeft gesproken wil bezien en in dat verband diverse getuigen wil horen, om vervolgens te kunnen beoordelen of Universal c.s. uit hoofde van onrechtmatige daad aansprakelijk zijn. Dit komt naar het oordeel van het hof neer op een vorm van
fishing expedition, waarvoor een voorlopig getuigenverhoor niet is bedoeld. Aldus moet worden geoordeeld dat het verzoek van SMMT niet voldoet aan de in de wet gestelde eisen voor toewijzing daarvan. Grief 1 faalt eveneens.
grief 3geen zelfstandige betekenis toekomt. Uit hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de grieven 1 en 2 volgt dat ook grief 3 tevergeefs is voorgesteld.