ECLI:NL:GHAMS:2021:34

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 januari 2021
Publicatiedatum
14 januari 2021
Zaaknummer
23-002019-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake voorhanden hebben van vuurwapen en pepperspray

Op 14 januari 2021 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1986, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een pistool en twee busjes pepperspray. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, maar het Openbaar Ministerie en de verdachte zelf hebben hoger beroep ingesteld. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met uitzondering van de strafoplegging, die werd verhoogd naar 12 maanden gevangenisstraf. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de maatschappelijke problematiek rondom vuurwapengebruik in Amsterdam en de ernst van het feit. De verdachte had het geladen pistool onder handbereik in een publieke ruimte, wat onaanvaardbare risico's met zich meebracht. Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte. De verdachte heeft aangegeven dat hij in de toekomst maatregelen wil nemen ter bescherming, maar dat hij zich nu realiseert dat hij geen vuurwapen meer moet dragen. Het hof heeft de gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, met aftrek van het voorarrest, en bevestigde het vonnis voor het overige.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002019-20
datum uitspraak: 14 januari 2021
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 9 september 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-216291-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
adres: [adres], thans gedetineerd in Huis van Bewaring Zwolle te Zwolle.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 december 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis. Tevens heeft het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de officier van justitie in eerste aanleg gevorderd, te weten 12 maanden gevangenisstraf.
De raadsvrouw heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de omstandigheden van het geval. De verdachte voelde zich bedreigd ten tijde van het bewezenverklaarde en ziet nu in dat hij maatregelen ter bescherming in de toekomst moet beperken tot het dragen van een kogelvrij vest, in plaats van het dragen van een vuurwapen. Voorts heeft de raadsvrouw verzocht om maatwerk toe te passen en af te wijken van de Amsterdamse oriëntatiepunten met betrekking tot vuurwapenbezit. Tot slot heeft zij verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Hij wil graag aan zichzelf werken met hulp van een psycholoog. Tevens wil hij zijn vrouw ondersteunen in het betalen van de huur, hetgeen hij in detentie niet kan. Verzocht wordt in elk geval niet hoger te straffen dan de politierechter deed.
Het hof overweegt als volgt.
Vooropgesteld wordt dat oriëntatiepunten ten behoeve van straftoemeting, of die nu landelijk of lokaal zijn, geen ‘recht’ zijn in de zin van artikel 79 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie, reeds omdat de bedoelde oriëntatiepunten niet afkomstig zijn van een instantie die de bevoegdheid heeft rechters te binden wat betreft het gebruik dat zij maken van de hun door de wetgever gelaten ruimte (vgl. Hoge Raad 3 december 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE8838). Het hof heeft echter wel oog voor de maatschappelijke problematiek die de laatste jaren in en om Amsterdam op het gebied van vuurwapengebruik speelt en in het bijzonder de grote toename van het aantal schietincidenten. Mede tegen die achtergrond dient het onbevoegd bezit van vuurwapens (ook) in en om Amsterdam krachtig te worden bestreden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een pistool en twee busjes pepperspray. Het staat buiten kijf dat het ongeoorloofde bezit van een vuurwapen en busjes pepperspray onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid van personen met zich brengt vanwege de kans op het gebruik daarvan, met alle mogelijk onomkeerbare gevolgen van dien. Dit geldt temeer in een situatie als de onderhavige, waarin het vuurwapen geladen was en dus vrijwel direct kon worden gebruikt. Daarbij komt dat de verdachte dat geladen pistool onder handbereik bij zich heeft gehad in de publieke ruimte, te weten de Luchthaven Schiphol.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. N. van der Wijngaart en mr. H.A. van Eijk, in tegenwoordigheid van R.J. den Arend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 januari 2021.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.