Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant sub 1] ,
[appellante sub 2] ,
1.Inleiding
2.Feiten
3.De procedure in eerste aanleg
4.De vorderingen in hoger beroep
5.Motivering van de beslissing in hoger beroep
- Tussen enerzijds de ondertekening van de intentieverklaring en de verzenddatum van de factuur op 12 januari 2018 en anderzijds het opzeggen van het krediet door de Rabobank op 15 januari 2018 liggen maar een paar dagen. Dat maakt het onwaarschijnlijk dat [X] niet behoefde te betwijfelen dat MW Woningbouw haar verplichtingen niet zou nakomen. Daarbij moet worden bedacht dat al eind 2017 duidelijk was geworden dat de financiële toestand slechter was dan uit de cijfers bleek, zo stellen zij onder verwijzing naar de onder 2.8 aangehaalde verklaring van [B] . Uit die verklaring blijkt ook dat Rabobank al op 12 januari 2018 had aangekondigd de rekening te gaan bevriezen in afwachting van een plan van aanpak en financiële overzichten.
- Ten tijde van de opzegging van het krediet had MW Woningbouw grote schulden aan andere schuldeisers, waaronder de belastingdienst en leveranciers.
- De jaarcijfers 2017 zijn in zoverre misleidend dat de post onderhanden werk (€ 1.800.000) onder meer bestaat uit een geschatte omzet uit verkregen, toekomstig uit te voeren opdrachten.
- MW Groep voldeed niet aan haar administratieplicht, zo blijkt uit zaak ECLI:NL:RBNHA:2019:2029.
wistof
redelijkerwijze behoorde te begrijpendat zij (direct of via MW Woningbouw) niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen
engeen verhaal zou bieden. Er kunnen zich echter ook andere omstandigheden voordoen op grond waarvan een ernstig persoonlijk verwijt kan worden aangenomen. (vgl. HR 8 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0758)
- i) Wist [X] bij het tekenen van de intentieverklaring dan wel het uitsturen van de factuur (of behoorde hij te weten) dat MW Woningbouw het geld niet kort na ontvangst aan de architect en de constructeur zou kunnen doorbetalen, als gevolg waarvan zij hun werkzaamheden niet meer aan [appellanten] wilden leveren en afronden?
- ii) Wist [X] bij het tekenen van de intentieverklaring en het uitsturen van de factuur (of behoorde hij te weten) dat MW Groep BV (of MW Woningbouw) geen verhaal zou bieden voor de hieruit voortvloeiende schade?
redelijke twijfelof MW Woningbouw haar verplichtingen zou kunnen nakomen niet voldoende om persoonlijke aansprakelijkheid van [X] op te baseren.