II. Koper en verkoper zijn ten aanzien van het hiervoor onder I bepaalde nader overeengekomen als volgt:
Koper is verplicht en verbindt zich jegens verkoper die deze voor zich aanvaardt, de hiervoor in artikel 7 lid I gemelde en aangehaalde winstdelingsregeling, doorverkoopregeling en bijbehorende (betalings)verplichtingen bij (iedere] overdracht in de eigendom van het geheel of een gedeelte van het verkochte, al dan niet in economische zin, alsmede verlening daarop van enig persoonlijk (genots)recht of zakelijk (genots)recht, aan de nieuwe eigenaar, persoonlijk of zakelijk (genots)gerechtigde ten behoeve van verkoper op te leggen, die ten behoeve van deze aan te nemen en, in verband daarmede, om hetgeen hiervoor in artikel 7 lid I en in dit lid II t is bepaald in die akte van overdracht of verlening van een persoonlijk of zakelijk (genots)recht woordelijk op te nemen en ten behoeve van verkoper aan te nemen, zulks op verbeurte van een direct opeisbare boete van drie honderd duizend euro (€ 300.000,00) ten behoeve van verkoper, met de bevoegdheid voor deze daarnaast nakoming en/of de eventueel meer geleden schade van koper of diens rechtsopvolger(s) te vorderen.
De in dit lid II opgelegde verplichting vervalt bij verkoop/levering van de ontwikkelde woningen/appartementen aan een eindgebruiker. De in dit lid II opgelegde verplichting vervalt tevens indien niet twee (2) jaar na indiening van de definitieve bouwaanvraag voor herontwikkeling van het verkochte tot woningen/appartementen, waaronder begrepen de daarvoor benodigde bestemmingswijziging of vrijstelling op het bestaande bestemmingsplan, de onherroepelijke bouwvergunning en bestemmingswijziging of vrijstelling op het bestaande bestemmingsplan is verleend.
g. Tot zekerheid van nakoming van de in de leveringsakte opgenomen nabetalingsregeling is op 20 juni 2006 door Havendreef ten gunste van Imca een hypotheekrecht gevestigd op het onroerend goed voor de betaling van het bedrag van € 200.000,00. In de hypotheekakte is de nabetalingsregeling uit de leveringsakte van Imca aan Havendreef woordelijk overgenomen.
h. Bij brief van 9 maart 2005, met als onderwerp ‘gebouw [adres 1] (“Zilveren Kruis gebouw”), heeft het college van burgemeester en wethouders van [gemeente] (hierna: het college van B&W) Imca bericht positief te staan tegenover de beoogde herontwikkeling tot appartementen in de vrije sector koop/huur, dat om het bouwplan mogelijk te maken een bestemmingsplanherziening of een vrijstelling van het vigerende bestemmingsplan noodzakelijk is en dat een vrijstelling het meest voor de hand ligt.
i. Bij brief van 29 juni 2006 heeft het college van B&W aan Havendreef laten weten dat de prioriteit van de gemeente op dat moment lag bij het actualiseren van bestemmingsplannen, zodat er in principe geen tijd zou resteren voor nieuwe projecten als Havendreef. Het college van B&W heeft echter ook te kennen gegeven dat wel is toegezegd om op een nieuwe creatieve manier oplossingen te zoeken voor het capaciteitsprobleem waar het het project Havendreef betreft.
j. Vanaf 14 augustus 2007 is Imca onderdeel gaan uitmaken van het Fortress concern.
k. Bij brief van 7 december 2009 heeft Havendreef Fortress op haar verzoek als volgt bericht over de voortgang van de herontwikkeling aan [adres 1] .
Zoals u bekend betreft het hier een plan met een bestemmingswijziging van bedrijventerrein naar woningbouw.
Normaal gesproken vergt dit meer tijd dan ontwikkelen onder een vigerend bestemmingsplan. Daarnaast is het ambtelijk apparaat van de gemeente [gemeente] onderbezet en wordt de bestaande capaciteit met name ingezet om verouderde bestemmingsplannen te actualiseren.
Aangezien op dit moment geen enkele bouwactiviteit wordt verricht is de datum van 1 juli 2010 voor de oplevering van het eerste appartement in het plan onmogelijk.
l. Bij brief van 6 december 2012 is, onder verwijzing naar het verslag van de collegevergadering van 4 december 2012, namens het college van B&W vertrouwen uitgesproken in het door Havendreef presenteerde voorlopig stedenbouwkundig plan voor Havendreef. Dit plan omvat een ruimer gebied dan alleen het onroerend goed. De herontwikkeling van het Zilveren Kruis gebouw tot appartementengebouw is geen onderdeel van het plan. Wel maakt de grond waarop dit gebouw staat deel uit van de gronden die volgens dit plan moeten worden herontwikkeld.
m. In de inleiding van het definitief Stedenbouwkundig plan [gemeente] Havendreef van februari 2014 is het volgende vermeld.
Havendreef B.V. is de initiatiefnemer bij de herontwikkeling van het bedrijventerrein, gelegen aan [adres 2] . Het gebied is nu een enigszins diffuus bedrijventerrein, hoewel er een duidelijke fysieke begrenzing bestaat door water aan drie zijden enerzijds en de Heemsteedse Dreef en de bebouwing daarlangs anderzijds.
Het initiatief begon bij de verwerving van het zogenaamde Zilveren Kruisgebouw aan [adres 1] . De visie van Havendreef B.V. is echter dat voor een optimale kwaliteitsslag het gehele bedrijventerrein integraal zou moeten worden herontwikkeld. Daarom is Havendreef B.V. begonnen met de verwerving van de overige bedrijfslocaties. Voor het overgrote deel van deze bedrijfslocaties liggen er inmiddels bindende afspraken of geldt dat deze in eigendom zijn overgegaan naar Havendreef B.V.
n. Havendreef heeft op 14 juli 2015 een aanvraag omgevingsvergunning gedaan, waarop het college van B&W bij besluit van 30 september 2015 (verzonden 9 oktober 2015) aan HBB Ontwikkeling B.V. een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan “Havendreef” heeft verleend voor het bouwen van 47 woningen. Het Zilveren Kruis gebouw is in 2017 gesloopt. Op de betrokken locatie worden acht grondgebonden nieuwbouwwoningen gerealiseerd.
o. Op verzoek van [bestuurder 1] heeft [vennoot 1] over de achtergrond van de sub f geciteerde nabetalingsregeling in een schriftelijke verklaring van 20 september 2016, het volgende verklaard:
U heeft mij gevraagd naar de toelichting op de specifieke betaalregeling tussen Imca Vastgoed BV en Havendreef BV, zoals opgenomen in de akte op 18 juni 2005 voor notaris A. Stuijt.
Deze regeling bevat een verplichting tot nabetaling van € 200.000,-- door Havendreef aan IMCA Vastgoed onder de in die akte opgenomen voorwaarden.
Bij de verkoop van het vastgoed, was het de bedoeling van partijen om een herontwikkeling in het bestaande kantoorpand tot stand te brengen. De nabetaling had verband met de herontwikkeling van het gebouw naar een appartementengebouw. De bedoeling van partijen was dat dit voor 1 oktober 2010 was afgewikkeld. Een en ander zoals in de koopovereenkomst en leveringsakte is weergegeven.
Indertijd zijn er door [verkoper] uitgangspunten bepaald op basis van de beoogde herontwikkeling van het gebouw naar een appartementengebouw. De gedachtegang was toen dat er daardoor een meeropbrengst vanuit de opstallen zou ontstaan.
[verkoper] heeft bij de overdracht van het kantoorpand aan Imca bedongen dat [verkoper] recht had op vergoeding in geval Imca de opstallen zou herontwikkelen en tot verkoop van de appartementsrechten zou overgaan. Imca heeft echter op diezelfde dag het kantoorpand doorverkocht aan Havendreef BV.
Om te voorkomen dat Imca in een situatie zou komen te verkeren dat Imca op grond van de regeling met [verkoper] verplicht zou zijn aan [verkoper] betalingen te doen, zonder deze te kunnen verhalen op Havendreef BV, is in de akte van levering tussen Imca en Havendreef de betreffende betalingsregeling opgenomen. In feite was er dus sprake van het min of meer doorleggen van de verplichtingen door Imca aan Havendreef.
De betalingsregeling is dus specifiek gekoppeld aan de herontwikkeling van het bestaande kantoorpand naar het plan van toen om in het bestaande kantoorpand appartementen te realiseren.
Naar ik nu heb begrepen is het toenmalige ontwikkelingsplan niet tot uitvoer gekomen, vanwege onder meer de weerstand bij de gemeente en omwonenden. Havendreef heeft om die reden een geheel ander plan moeten realiseren, waarbij het projectgebied veel groter is dan toen gepland en tevens van transformatie van het oude kantoorpand in het geheel geen sprake meer is. Het bestaande kantoorpand zal worden gesloopt en de footprint komt grotendeels te liggen in het openbaar gebied.
Mijns inziens komt daarmee de betalingsregeling zoals overeengekomen tussen Imca en Havendreef geheel te vervallen, nu die uitsluitend ziet op realisatie van het toen beoogde herontwikkeling van het bestaand kantoorpand naar een appartementengebouw.
p. In verband met leveringsverplichtingen van Havendreef jegens derden heeft Havendreef de curator in november 2016 verzocht om het hypotheekrecht op het onroerend goed door te halen. De curator was hiertoe niet bereid. Naar aanleiding daarvan heeft Havendreef in juli 2017 in kort geding een vordering ingesteld strekkende tot royement van de hypothecaire inschrijving op het onroerend goed. De curator heeft in dat kader bij eis in reconventie van 29 augustus 2017 betaling gevorderd van € 200.000,00 te vermeerderen met rente vanaf 1 juli 2010, op dat moment begroot op € 148.897,83. Partijen hebben naar aanleiding daarvan op voorspraak van de voorzieningenrechter een regeling getroffen, die inhield dat door Havendreef vervangende zekerheid is verstrekt in de vorm van een bankgarantie voor een bedrag van € 370.000,00 en het hypotheekrecht op het onroerend goed is doorgehaald.
q. In een op 26 maart 2019 gedateerde schriftelijke verklaring heeft [vennoot 1] aanvullend onder meer het volgende verklaard:
Op 20 september 2016 heb ik een verklaring afgelegd waarin ik een toelichting heb gegeven op de nabetalingsregeling tussen Imca Vastgoed BV en Havendreef, zoals opgenomen in de leveringsakte van 18 juli 2005.
Ik heb begrepen (…) dat (…) discussie is ontstaan over de vraag hoe de nabetalingsregeling zich verhoudt tot de winstdelingsregeling die tussen de heer [verkoper] en Imca Vastgoed BV is overeengekomen. Ik ben graag bereid om mijn eerdere verklaring te verduidelijken en nader toe te lichten.
Indertijd was ik directeur van Imca Vastgoed BV en heb ik Imca Vastgoed BV vertegenwoordigd bij het maken van de afspraken die Imca Vastgoed BV heeft gemaakt met de heer [verkoper] respectievelijk Havendreef.
In december 2004 heeft Imca Vastgoed BV een akkoord met [verkoper] bereikt over de koop door Imca Vastgoed en verkoop door [verkoper] van het onroerend goed aan [adres 1] . Er werd een koopsom afgesproken van EUR 4.2 miljoen en een levering uiterlijk op 1 juli 2005.
In de periode na het sluiten van deze koopovereenkomst kreeg Imca Vastgoed te maken met financiële problemen (…) Hierdoor kwam de afnameverplichting van Imca Vastgoed richting [verkoper] in het gedrag.
In deze periode is door mij contact gezocht met verschillende partijen in de hoop een doorverkoop te realiseren. (…)
Ik sprak vervolgens met (…) [bestuurder 1] en (…) [bestuurder 2] over de mogelijkheden van een overeenkomst waarbij Imca Vastgoed het van [verkoper] te verkrijgen onroerend goed aan [adres 1] kon doorverkopen.
[bestuurder 1] en [bestuurder 2] zagen mogelijkheden tot een gezamenlijke samenwerking in een voortzetting van de herontwikkeling van het toenmalig Zilveren Kruis gebouw aan [adres 1] tot een appartementencomplex. Vervolgens werd ten behoeve van dit project door beide genoemde heren Havendreef BV opgericht.
Met Havendreef werd onderhandeld over een koopcontract. Tijdens deze gesprekken kwam de doorlegverplichting van de door Imca Vastgoed met [verkoper] afgesproken winstregeling ter sprake. Deze regeling voorzag in een nabetalingsverplichting op de koopsom in geval een meeropbrengst zou worden gerealiseerd met de herontwikkeling van het bestaande gebouw in een appartementencomplex.
De doorlegverplichting van Imca Vastgoed van de winstdelingsregeling nam naar mijn mening het risico niet weg dat [verkoper] op basis van de winstdelingsregeling toch Imca Vastgoed zou aanspreken. Met het doorleggen van de winstdelingsregeling is de winstdelingsregeling tussen [verkoper] en Imca Vastgoed niet komen te vervallen, althans dat heeft Imca Vastgoed indertijd in elk geval niet afgesproken.
Om zoveel mogelijk te voorkomen dat Imca Vastgoed in een situatie zou belanden waarin zij op grond van de winstdelingsregeling gehouden zou zijn aan [verkoper] betalingen te doen zonder deze te kunnen verhalen op Havendreef is de betreffende nabetalingsregeling in het leven geroepen. Deze regeling zou er voor moeten zorgen dat als Imca Vastgoed aan [verkoper] zou moeten betalen op grond van de winstdelingsregeling Imca Vastgoed door middel van de nabetalingsregeling toch in staat zou zijn deze verplichting min of meer aan Havendreef door te leggen. Overigens heeft [verkoper] bij mijn weten tot op de dag van vandaag geen beroep gedaan op de winstdelingsregeling.
De door Imca Vastgoed met Havendreef afgesproken nabetalingsregeling wijkt op onderdelen af van de winstdelingsregeling die Imca Vastgoed met [verkoper] heeft afgesproken. Dat verschil zit kort gezegd in (1) het bedrag van EUR 200.000,- dat Imca Vastgoed van Havendreef wilde ontvangen wanneer aan de afgesproken voorwaarden werd voldaan, (2) het moment van opeisbaarheid van de vergoeding en (3) de termijnen waarbinnen door Imca Vastgoed een beroep op de regeling kon worden voldaan.
Dat de nabetalingsregeling afweek van de winstdelingsregeling hield verband met de financiële problemen waarin Imca Vastgoed in 2005 geconfronteerd werd en het voordeel dat een gefixeerd bedrag aan nabetaling en een benoemde opeisbaarheidsdatum van de vergoeding Imca Vastgoed bood.
Het uitgangspunt van de nabetalingsregeling was destijds voor alle betrokkenen glashelder: een herontwikkeling van het toenmalige Zilveren Kruis pand in appartementen.
Dit uitgangspunt is in januari 2005 besproken door Imca Vastgoed met de toenmalige wethouder ruimtelijke ordening (…) In dit overleg is door de wethouder een positieve houding aangenomen ten aanzien van de herontwikkeling van het Zilveren Kruis gebouw en uitgaande van de op dat moment bestaande gebouwstructuur.
Op basis van de planning van destijds was de verwachting dat de oplevering van het eerste appartement in het toenmalige gebouw op 1 juli 2010 zou gaan plaatsvinden. De verwijzing in de nabetalingsregeling naar deze datum is op deze verwachting gebaseerd.
Ik vind het van belang hierbij te benadrukken dat de nabetalingsregeling specifiek gekoppeld werd aan de herontwikkeling van het bestaande kantoorpand in een appartementencomplex. In andere gevallen zou de nabetaling niet van toepassing zijn. daarover bestond bij Imca Vastgoed en bij Havendreef geen enkel misverstand.
Er werd uitgegaan van het oorspronkelijke plan en uitsluitend bij realisatie van het oorspronkelijke plan zou de nabetalingsregeling van toepassing zijn. Dit is door mij destijds nadrukkelijk zo met [bestuurder 1] en [bestuurder 2] besproken en afgesproken en was voor ieder van ons duidelijk.
Als het toenmalige gebouw niet zou worden herontwikkeld tot appartementen dan zou de nabetalingsregeling niet aan de orde zijn. Een nabetaling is naar mijn mening dan ook niet verschuldigd bij sloop van het pand en de realisatie van nieuwbouw, zoals naderhand is gebeurd. Daarop is de nabetalingsregeling niet gestoeld en hiervoor ook niet bedoeld. De nabetalingsregeling is in het leven geroepen uitsluitend voor de realisatie van het oorspronkelijke plan.
Onderdeel van de nabetalingsregeling is een beding dat de nabetalingsregeling vervalt als niet uiterlijk twee jaar na indiening van de definitieve bouwaanvraag voor herontwikkeling van het verkochte tot woningen/appartementen een bouwvergunning is verleend. Dit beding is geschreven en bedoeld voor de situatie dat op het oorspronkelijke plan een bouwvergunning wordt ingediend, maar de vergunning om wat voor reden dan ook niet binnen twee jaar daarna wordt verleend. Voor Havendreef was namelijk van belang dat zij niet tot in lengte van jaren aan een nabetalingsverplichting richting Imca Vastgoed wilde vastzitten.
De nabetalingsregeling gaat uit van de situatie dat er (wel) een bouwvergunning zou worden verleend, maar de oorspronkelijke planning (van 1 juli 2010) om andere redenen niet zou worden gehaald. Dit wordt ook bedoeld met de woorden ‘zulks ongeacht het projectresultaat’ aan het slot van onder a van de nabetalingsregeling. Deze woorden hebben betrekking op de status van de herontwikkeling van het toenmalige pand en niet op de situatie dat geen bouwvergunning voor herontwikkeling zou worden verleend.
r. In een op 13 maart 2019 gedateerde schriftelijke verklaring heeft [bestuurder 1] onder meer het volgende verklaard:
In 2005 werd ik benaderd door (…) [vennoot 1] , destijds directeur van IMCA Vastgoed BV. Hij vertelde dat IMCA Vastgoed onroerend goed had gekocht in [gemeente] aan de [adres 1] en vroeg of HBB Groep mogelijk interesse had in de verkrijging hiervan middels een doorverkoop. (…)
Ik heb deze opportunity besproken met (…) [bestuurder 2] (…) Wij zagen goede mogelijkheden om de toenmalige herontwikkeling van het Zilveren Kruis tot appartementen voort te zetten. Samen met [bestuurder 2] heb ik met (…) [vennoot 1] meerdere gesprekken gevoerd. [vennoot 1] was hierbij namens IMCA Vastgoed onze gesprekspartner. Wij hebben met elkaar een intensief traject met de verkoper doorlopen om tot overeenstemming te komen. De hoogte van de koopprijs was deels afhankelijk van de transformatie van het bestaande gebouw op de betreffende locatie naar woningbouw. Gezien de problematiek van een dergelijke bestemmingswijziging is een deel van de koopsom hieraan gekoppeld.
Deze verrekening van de koopsom is ook als zodanig opgeschreven in de koopakte en akte van levering. Voor een totaal van € 200.000,- en zag op de volgende uitgangspunten van het object op de gekochte locatie:
Het amoveren van het bestaande gebouw, waarbij het constructieve Casco zou worden gehandhaafd.
Het inbouwen van appartementen in het bestaande Casco.
(…)
Indien de herontwikkeling van het bestaande gebouw handen en voeten zou krijgen zou de nabetaling (binnen de beschreven randvoorwaarden) plaatsvinden.
In de periode na de levering liep een en ander geheel anders. Het bleek niet mogelijk deze ontwikkeling op de overeengekomen wijze tot stand te laten komen.
De oorspronkelijke gedachtegang die IMCA Vastgoed als verkoper en Havendreef als koper hadden was hierdoor niet meer realiseerbaar en noodgedwongen door ons verlaten. Vervolgens zijn wij met de gemeente in overleg gegaan om het gebouw totaal te slopen en onderdeel te laten zijn van het openbaar gebied van een groter plan.
De nabetaling van € 200.000,- was specifiek bedoeld als goodwill vergoeding wanneer het plan van herontwikkeling op de locatie van het ‘zilveren kruis’- gebouw zou worden gerealiseerd. Nu er geen sprake meer is van die situatie kan het niet zo zijn dat de afspraken achteraf anders worden uitgelegd door de verkopende partij dan tussen IMCA Vastgoed en Havendreef besproken, afgesproken en bedoeld is.
De nabetaling van € 200.000,- is niet meer aan de orde omdat het oorspronkelijke plan (herontwikkeling van het bestaande gebouw) niet is uitgevoerd. (…)
Voor mij is het van belang te benadrukken dat de hele nabetalingsregeling in het leven is geroepen op basis van de plannen die wij toen hadden. Helaas is daar niets van terecht gekomen. De later afgegeven vergunningen hebben hier geen betrekking op en zien toe op een ander project (c.q. met meerdere projectdelen)/ gelegen in een andere plek dan het ‘zilveren kruis’ – gebouw. De nabetalingsregeling zag specifiek op deze locatie.
s. In een op 11 april 2019 gedateerde schriftelijke verklaring heeft [bestuurder 2] onder meer het volgende verklaard:
Via mijn vennootschap (…) was ik enige tijd medebestuurder van Havendreef BV. Vanuit die positie was ik destijds nauw betrokken bij de totstandkoming van de koopovereenkomst tussen Havendreef BV en IMCA Vastgoed BV ter zake het kantoorpand aan [adres 1] , het toenmalige Zilveren Kruisgebouw. Bij deze transactie heb ik Havendreef BV mede vertegenwoordigd bij het passeren van de leveringsakte.
Havendreef BV is opgericht in verband met de verwerving van het Zilveren Kruisgebouw. (…) Ik heb over de aankoop destijds samen met (…) [bestuurder 1] (…) een aantal gesprekken gevoerd met (…) [vennoot 1] van IMCA Vastgoed BV.
[vennoot 1] vroeg ons of er interesse bestond om mee te werken aan een doorverkoop van het object (…) Met [bestuurder 1] heb ik onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om het voormalige kantoorgebouw van het Zilveren Kruisgebouw te kunnen transformeren naar (40) appartementen. Wij zagen goede kansen in een verdere herontwikkeling van het pand.
[vennoot 1] drong namens IMCA Vastgoed BV aan op een afspraak waarbij een goodwill vergoeding aan IMCA Vastgoed zou worden betaald in het geval dat Havendreef het Zilveren kruisgebouw zou herontwikkelen in een appartementencomplex. De gedachte hierbij was dat Havendreef bij realisatie van dit plan een meeropbrengst op deze locatie zou kunnen realiseren waarvoor [vennoot 1] een vergoeding voor IMCA Vastgoed passend vond vanwege reeds gemaakte plankosten en verrichte werkzaamheden.
We hebben een intensief traject met IMCA Vastgoed BV doorlopen om tot algehele overeenstemming te komen. Onderdeel van de afspraken die toen gemaakt zijn was dat de hoogte van de koopprijs voor een deel afhankelijk werd gesteld van de herontwikkeling van het Zilveren kruisgebouw in een appartementencomplex. Het ging hierbij om een nabetaling in de vorm van een goodwill vergoeding die betaald zou moeten worden in het geval op basis van dit (oorspronkelijke) plan het eerste appartement zou worden opgeleverd in het toenmalige herontwikkelde kantoorpand.
De uiteindelijk hierover door Havendreef BV met IMCA Vastgoed BV gemaakt afspraken hebben wij in overleg met IMCA Vastgoed BV in de koopovereenkomst en leveringsakte nader uitgewerkt en vastgelegd.
Noch van de zijde van Havendreef, noch van de zijde van IMCA Vastgoed BV bestond destijds enige onduidelijkheid over het feit dat de nabetalingsregeling onlosmakelijk verbonden is met de realisatie van het oorspronkelijke plan van herontwikkeling van het kantoorpand in een appartementencomplex op de toenmalige locatie van het Zilveren Kruisgebouw. Het betrof immers ook niet voor niets een goodwill vergoeding. Met [vennoot 1] is destijds duidelijk besproken dat uitsluitend als het initiële plan van herontwikkeling doorgang zou vinden de nabetalingsregeling aan de orde kan zijn, in alle andere gevallen niet.
De verdere uitwerking van het plan is intensief geweest met meerdere uitwerkingsopties tot gevolg. (…) het plan dat als laatste mogelijkheid is onderzocht (…)[bleek, hof]
uiteindelijk financieel, constructief maar ook ruimtelijk niet haalbaar te zijn. Daar kwam veel weerstand op. Daarnaast had de gemeente [gemeente] een sterke voorkeur ontwikkeld voor sloop van het bestaande kantoorpand en realisatie van een woongebouw tegen het water (haven). Daardoor werd Havendreef in een richting geduwd waardoor zij haar oorspronkelijke plannen moest verlaten en een ander plan heeft ontwikkeld wat wél op draagvlak in realisatie kon rekenen.
Omdat het beoogde plan van de transformatie van het voormalige kantoorgebouw naar (40) appartementen niet haalbaar bleek te zijn heb ik na enige tijd besloten uit Havendreef te stappen.